Verlichting kiezen voor je woning
De juiste verlichting voorzien, is een van de belangrijkste aspecten bij het inrichten van je huis. Toch wordt die stap vaak over het hoofd gezien of overhaast afgerond. Nochtans combineert licht zowel functionele als esthetische en stilistische functies die je interieur naar een heel ander niveau kunnen tillen! In dit artikel leggen we uit wat de rol is van een lichtplan, hoe je verlichting kiest en welke soorten er allemaal zijn.
lichtplan
Het lichtplan is onlosmakelijk verbonden met de algemene inrichting van een kamer. Wanneer je nieuwe meubels kiest of een kleine verbouwing doet, is een lichtplan dan ook een handige leidraad. Idealiter stel je die samen met een lichtexpert, maar je kan ook zelf aan de slag.
HOOFDVERLICHTING
Begin in je lichtplan altijd met de hoofdverlichting. Voorzie een indirecte of diffuse lamp die de wanden en het plafond voldoende verlicht. Dit verlichtingselement moet in principe het daglicht kunnen vervangen. In woon- of slaapkamers kan je er maar beter voor zorgen dat die hoofdverlichting ook dimbaar is.
WERKVERLICHTING
Werkverlichting is belangrijk in het lichtplan, en ook in de woonkamer geen overbodige luxe, denk maar aan de verlichting boven de eettafel of de leeslamp bij de sofa. Ook boven de salontafel is het handig om voldoende verlichting te hebben.
Bij werkverlichting moet je er vooral op letten dat ze effectief is. 300 lux is hier een goede richtlijn. Wie spots heeft, plaatst best meerdere spots boven de tafel om voldoende licht te hebben. Positioneer de lichtbronnen ook zodat ze geen schaduwen werpen op je werk. Een rechtshandige persoon plaatst een bureaulamp dus links.
ACCENTVERLICHTING
Vervolgens plan je na de werk- en hoofdverlichting de accentverlichting. Licht met spotjes enkele blikvangers uit: kaders, kunstwerken of souvenirs die wat extra aandacht verdienen. Je kan ook voor een opvallend lichtobject zorgen om de aandacht te trekken.
OPVULLERS
Tot slot plan je de zogenaamde opvullers. De al te donkere hoeken van de kamer voorzie je van het nodige licht. Gebruik bij voorkeur indirect of diffuus licht als opvulling. Hier bewijzen staande lampen of tafellampen meer dan hun nut.
DIRECT, INDIRECT OF DIFFUUS?
Directe verlichting vindt plaats wanneer je lichtbron rechtstreeks schijnt op hetgeen je wil verlichten. Hierdoor is het voorwerp of oppervlak zeer goed zichtbaar. Het nadeel is dat je oneffenheden ook makkelijker ziet. Direct licht geef tevens een hoog contrast, waardoor je sterke accenten krijgt en harde schaduwen. Dit type licht is dus ideaal als werkverlichting of om iets in de spotlight te zetten.
Indirecte verlichting vindt plaats wanneer de verlichtingsbron niet rechtstreeks voor licht zorgt, maar via weerkaatsing op de wand of het plafond. Dit zorgt voor een ruimere verspreiding van het licht, waardoor een ruimte groter lijkt.
Diffuus licht is licht dat door middel van een diffusor in alle richtingen verspreid wordt. De diffusor, zoals gematteerd glas of een lampenkap, egaliseert, tempert en filtert het licht. Het is de ideale manier om sfeer te creëren.
Lees er hier meer over.
TECHNISCHE AANDACHTSPUNTEN
Als je lampen kiest of vervangt, dan moet je letten op een aantal technische zaken. Lampvorm, fitting, kelvin, lumen … We zetten alles voor je op een rijtje.
FITTING
E-AANDUIDING
In het geval dat je een oude lamp moet vervangen, is de fitting of lampvoet ook belangrijk. Niet elke lamp past op elke voet. De fitting van een lamp wordt op de verpakking meestal weergegeven met een E- of een G-aanduiding.
Het gros van de lampen hebben ofwel een E27-fitting (groot) of een E14-fitting (klein). Het cijfer slaat op de schroefdraad die 27 dan wel 14 mm bedraagt. Beide fittings zijn geschikt voor 230V.
G-AANDUIDING
- Bij spots kan je ook te maken hebben met een bajonetsluiting of een steekvoet, respectievelijk aangeduid met GU10 en GU5.3. Hier duiden de cijfers om de afstand tussen de pennen of voetjes.
- GU5.3-fittings kunnen worden gebruikt in natte ruimtes. Ze zijn tevens geschikt voor een spanning van 12V (met transformator).
- G4-fittings zijn nauw verwant aan de GU5.3 en wordt vooral gebruikt voor staanlampen of bureaulampen.
- Voor wand- en plafondlampen wordt ook vaak een beroep gedaan op een G9-fitting, dit is een steekvoet met lusjes die 9 mm uit elkaar staan.
- Voor TL-lampen moet je dan weer letten op een G5- of een G13-aanduiding.
REFLECTORKOP
Lampen met een reflectorkop zorgen voor bundeling en richtbaarheid van de lamp – wat het geschikt maakt voor accentverlichting. Lampen zonder reflectorkop geven dan weer een algemeen licht die meer geschikt is voor sfeerverlichting, maar in bepaalde armaturen kan het licht wel gestuurd worden.
LAMPVORM
Let er ook op dat de gekozen lampvorm past in je beoogde armatuur als je lampen gaat kiezen. De meest voorkomende vormen zijn de peervormige, zoals de klassieke gloeilamp, een kogelvorm of een kaarsvorm. Spots hebben dan weer vaker een afgeplatte kop.
LICHTSTERKTE
Je wil van je living geen refter maken, dus moet het licht ook niet te straf zijn. Als je maar enkele spotjes of lampjes in je luster moet vervangen, wil je ook niet dat ze afsteken tegenover de rest. Je moet dus rekening houden met de lichtsterkte. Die wordt uitgedrukt in Lumen.
WATT VS. LUMEN
Vroeger werd hiervoor vooral naar het vermogen of de wattage verwezen, bij fluorescentie- en ledlampen wordt er naar het aantal Lumen gekeken. Dat staat eveneens aangeduid op de verpakking.
Om een richtlijn te geven: 200 Lumen is doorgaans goed voor een schemerlamp. Met 800 Lumen kan je dan weer een kamer voldoende verlichten. De gewenste lichtintensiteit hangt natuurlijk af van persoon tot persoon, de ene wil meer licht dan de andere. Spotjes met reflectorkoppen hebben overigens minder Lumen nodig dan peer- of kaarslampjes.
Moet je een gloeilamp vervangen door een nieuwe lamp? Dan doet de wattage er dus niet zozeer toe. Maar om de juiste lamp mee te nemen moet je wel kunnen vergelijken met het wattage van de oude lamp. Vaak wordt de vergelijking al op de verpakking gemaakt. Een overzicht:
- 15 W vervang je door 100 – 150 lm
- 25 W vervang je door 200 – 300 lm
- 40 W vervang je door 400 – 500 lm
- 60 W vervang je door 700 – 800 lm
- 75 W vervang je door 900 – 1000 lm
- 100 W vervang je door meer dan 1.300 lm
HOEVEEL LUMEN PER RUIMTE?
Hoeveel Lumen je nodig hebt hangt ook af van de grootte van je ruimte en de aard van de benodigde verlichting (sfeer, accent, functioneel …).
- In een badkamer of een slaapkamer zal je doorgaans rekening moeten houden met een lichtstroom van 2.000 tot 4.000 Lumen.
- Een bureau of eetkamer voorzie je van 3.000 – 6.000 Lumen.
- In de keuken is het hoogste aantal Lumen nodig, nl. 5.000 tot 10.000 lm.
- In een zithoek mag het dan weer wat gezelliger en kom je toe met 1.500 – 3.000 Lumen.
LUX
Lux is een eenheid die aanduidt hoeveel licht op een bepaald aantal vierkante meters terechtkomt.
- Voor een werkruimte, werkbladverlichting in een keuken en spiegelverlichting in de badkamer wordt minimaal 300 tot 500 lux aangeraden.
- In de badkamer (wat algemene verlichting betreft), eetkamer en woonkamer mag dat gerust al wat minder zijn, tot rond de 200 lux – al is dat zeer afhankelijk van de ruimte.
- In een hal of een gang heb je doorgaans tussen de 50 en 100 lux nodig.
Aan de hand van de nodige hoeveelheid lux kun je trouwens ook het ideale aantal lumen (de eenheid voor lichystroom in alle richtingen) berekenen. Een handige formule is:
Aantal m² x vereiste aantal lux = aantal lumen
Is je bureau bijvoorbeeld 10 m² groot en wens je het minimale luxgehalte voor een bureau (500) te behalen, dan moet je lampen voorzien die in totaal 5000 lumen behalen.
LICHTKLEUR
Naast de lichtsterkte speelt ook de lichtkleur een rol. Voor sfeerverlichting ga je al sneller naar warmere tinten grijpen, voor werkverlichting naar witter licht. De kleurtemperatuur van een lamp wordt uitgedrukt in Kelvin (K).
- Warm wit licht: 2.200 – 2.000 K
- Helder wit licht: 3.000 K
- Daglicht: 5.000 K
- Koud wit licht: 6.000 – 6.500 K
TIPS BIJ DE PLAATSING VAN JE VERLICHTING
Het aansluiten van een lamp is in principe niet moeilijk. Koppel de blauwe neutrale geleider aan die van de lamp en doe hetzelfde met de bruine fasedraad en de aarding. Een lichtpunt kan meerdere lampen bevatten, zoals bij inbouwspots. Er komen dan meerdere kabels uit het plafond. Het gemakkelijkst is dat je alle kabels doorlust en een aparte geleider voorziet naar de lamp, met lasklemmen om de kabels te verbinden. De extra geleiders kan je dan aan de lamp aansluiten.
SOORTEN LAMPEN
LED
Tegenwoordig wordt er vooral ingezet op het gebruik van ledverlichting. ledlampen zijn over het algemeen de duurzaamste en sterkste oplossingen, doordat ze veel minder verbruiken dan een gewone gloeilamp of een halogeenlamp, maar ook een stuk langer kunnen meegaan (tot wel 100.000 uren).
Ze vereisen ook een laag voltage (3,2 of 12V) en kunnen weinig energie omzetten in veel licht. Ledlampen zijn ook robuust, doordat er geen glas of gloeidraad bij komt kijken, waardoor ze beter schokken kunnen opvangen.
Momenteel zijn er op de markt grosso modo twee ledvarianten: led-chiplampen en led-gloei-/filamentlampen. De laatste zijn van massief glas en hebben de klassieke gloeilamplook. De andere bevatten een ledchip en hebben verschillende vormen, zoals die van een halogeenlamp of een ledstrip.
WARMTE-AFVOER
De levensduur van ledlampen wordt bepaald door de mate waarin warmte kan afgevoerd worden. Ze genereren namelijk niet veel warmte in de lichtstroom zoals bij gloei- en halogeenlampen, maar aan de achterkant van de lamp wel. Sluit een ledlamp daarom nooit volledig in, want dan kan de warmte nergens worden afgevoerd en zal de lamp sneller kapot gaan. Voor een open armatuur is een ledlamp perfect geschikt.
Er bestaan echter ook armaturen die volledig op basis van ledmodules (doorgaans niet-vervangbare systemen) gemaakt zijn en die tot 50.000 uren arbeid kunnen leveren. Dergelijke armaturen beschikken over een koelvin die voor de warmte-afvoer zorgt.
Ledlampen hebben een vermogen van een halve tot 8 W per led of ledgroep. Hun lichtstroom is afzonderlijk vrij zwak tegenover andere lampsoorten, tot 500 Lumen. Daarom zijn ze ook meer geschikt voor oriëntatieverlichting of sfeerverlichting dan voor werkverlichting. Ledlampen creëren 80 tot 150 lm/W op lichtbronniveau. De kleurtemperatuur ligt tussen 2.700 en 10.000 K.
FLUORESCENTIELAMPEN
Fluorescentielampen kan je opdelen in compacte fluorescentielampen en lineaire of circulaire fluorescentielampen, respectievelijk beter bekend als spaarlampen en TL-lampen.
Ze gaan een stuk langer mee dan gloei- en halogeenlampen en verbruiken tot wel vijf keer minder energie. Er bestaan lampen met interne en externe voorschakelapparatuur. De externe gaan doorgaans langer mee. Voorschakelapparatuur wordt toegepast om de elektrische stroom te begrenzen.
COMPACTE FLUORESCENTIELAMP of spaarlamp
De compacte fluorescentielamp kennen we beter als de spaarlamp, of de lamp die we liever zo snel mogelijk wegsteken in een armatuur zodat we de buisvormen niet hoeven te zien. Tegenwoordig bestaat deze echter ook in heel wat andere, decoratievere vormen, zoals een peer- of kaarsvorm. Een van de grote problemen van CFL-lampen is echter dat ze niet zo snel opstarten.
Het rendement ligt een stuk hoger dan gloei- en halogeenlampen, tussen de 22 en 100 lm/W. De kleurtemperatuur schommelt tussen 2.700 K en 6.500 K. Het vermogen kan gaan tot 33 W (indien de voorschakelingsapparatuur intern is) en 120 W (bij extern voorschakelmechanisme). De lichtintensiteit kan tot 9.000 Lumen klimmen.
TL-LAMPEN
Fluorescentielampen kennen we ook als TL-lampen. Er bestaan ook TL-lampen met ledverlichting. TL-lampen kunnen lineair zijn – de alomgekende buizen, of circulair – hetzelfde principe, maar dan cirkelvormig. Deze knipperen even wanneer je ze aansteekt en geven een veelal kil licht af. Met de nieuwere generatie T5-lampen zijn er echter ook warmere uitvoeringen op de markt, die zich ook al meer verlenen om weg te steken in armaturen. Er bestaan ook T8- en T12-lampen. Het cijfer achter de ‘T’ duidt op de diameter van de buis.
TL-lampen voor de particuliere markt kennen een vermogen tot 120 W en een lichtstroom die tot 8.800 lm kan bedragen. Het rendement schippert tussen de 26 en de 110 lm/W. De kleurtemperatuur is afhankelijk van het poeder op de buisoppervlakte, maar kan gaan van 2.700 tot 6.700 K, al zijn er tegenwoordig ook hogere kleurtemperaturen mogelijk.
SLIMME VERLICHTING
De meeste vernieuwingen in verlichting situeren zich tegenwoordig in het ‘slim’ maken van de lampen. Denk hierbij aan apps, sensoren, scenario’s instellen … We overlopen wat er zoal is.
VERSCHILLENDE INTENSITEIT EN HELDERHEID
Bij heel wat ledlampen die vandaag op de markt zijn, kan je zelf de kleur en de wittint bepalen, net als de helderheid en intensiteit. Zo kan je het licht perfect aanpassen aan de kamer en activiteit, of zelfs aan de kleur van een zetel, een film of een game. Zowel ledgloei-/filament- als -chiplampen kan je mogelijk ook dimmen.
AANSTUREN OP VERSCHILLENDE MANIEREN
Vandaag kan je de ledverlichting ook mogelijk aansturen via een bestaande schakelaar, een draadloze (dim)schakelaar en/of afstandsbediening, een app op de smartphone … Dergelijke slimme verlichting bestaat nu bovendien zowel voor buiten als binnen.
VIA SENSOREN
Een andere mogelijkheid is dat slimme ledlampen automatisch worden in- en uitgeschakeld indien sensoren beweging merken. Interessant bijvoorbeeld om ’s nachts de gang te verlichten, in het geval dat de kinderen naar het toilet moeten, of buiten om inbrekers af te schrikken. De verlichting schakelt in bij beweging, of vanaf een bepaalde hoeveelheid daglicht. Of je kiest voor continu licht (al dan niet met timer), standbylicht …
VIA DE SMARTPHONE
Sommige slimme ledlampen kunnen ook connectie maken met een smartphone of draadloze schakelaar via wifi en een gateway, of via Bluetooth met een app op je smartphone, zonder tussenliggende gateway.
VIA JE EIGEN STEM
Meerdere fabrikanten bieden ook slimme ledverlichting aan die je kan aansturen via voice control. Dit is vooral interessant voor wie op zoek is naar een compleet smarthomesysteem.
SCENARIO’S
Bij bepaalde fabrikanten kan je de de lichten op bepaalde tijdstippen laten branden, bijvoorbeeld als je op bepaalde momenten van de dag de indruk wil wekken dat er iemand thuis is wanneer je op reis bent. Of je kan de verlichting thuis automatisch laten inschakelen, wanneer je ’s winters bijna thuis komt.
Je kan bij bepaalde merken ook je lampen met andere elektronische apparaten laten praten via communicatieplatformen. Zo kan je bijvoorbeeld de zonweringen laten neergaan wanneer de zon te hard schijnt, waarop die met uw verlichting communiceert om het licht helderwit te laten schijnen.