Hoe wordt vloerverwarming opgestart en ingeregeld?
Na de plaatsing van vloerverwarming, volgt het inregelen en de opstart. Dit gebeurt altijd door een professional. Maar wat houdt dat in?
Na de plaatsing
Eerst een luchtdruktest
Wanneer de vloerverwarming is gelegd, laat je installatie eerst testen op lekken voor je de chape legt. Door middel van een druktest en een controle van alle aansluitingen kan je zeker zijn van een lekvrije vloerverwarming. Daarna kan de dekvloer worden gelegd.
Na het plaatsen van de dekvloer moet je nog enige tijd wachten voor je de vloerafwerking plaatst. In afwachting daarvan, kan je de vloerverwarming al eens laten draaien. In deze fase gebeurt eigenlijk de eerste opstart en de feitelijke inregeling door een vakman.
Vloerverwarming inregelen
Wat houdt het inregelen in?
Na installatie en een luchtdruktest, moeten de verschillende circuits en/of zones dus worden ingeregeld. Dit houdt in dat de juiste hoeveelheid water door elk circuit moet stromen om een gelijkmatige warmteverdeling te garanderen. Het inregelen gebeurt meestal door middel van afsluiters en regelkleppen op de leidingen.
Tijdens het inregelproces wordt ook de stooklijn correct ingesteld. Dit is belangrijk voor een efficiënte en comfortabele werking van het verwarmingssysteem, omdat het bepaalt hoe het systeem reageert op veranderingen in de buitentemperatuur. De stooklijn is een instelling die bepaalt hoe warm het water in het verwarmingssysteem moet zijn om de gewenste kamertemperatuur te bereiken.
Tip
Het inregelen van de vloerverwarming is altijd de taak van de installateur. Aan al die taken gaat immers een complexe warmteverliesberekening vooraf. Die berekening gaat ook bepalen hoe het legplan moet worden opgesteld. Ook als je zelf vloerverwarming gaat plaatsen, moet er een professionele warmteverliesberekening gebeuren.
De impact van het inregelen
Er zijn grosso modo twee opties qua configuratie voor het aansturen van vloerverwarming, met telkens verschillende mogelijkheden en graden van complexiteit. De impact van het inregelen is groter wanneer er met één thermostaat wordt aangestuurd, dan als er met meerdere thermostaten wordt gewerkt.
Vloerverwarming met één kamerthermostaat
De meest eenvoudige configuratie is die waarbij de vloerverwarming met slechts één kamerthermostaat wordt aangestuurd. Hierbij worden de vloerverwarmingskringen aangesloten op een collector met debietmeters per kring. Via deze centrale thermostaat wordt een warmtevraag naar de ketel of warmtepomp gestuurd.
Met deze opstelling kan de thermostaat de gehele zone vloerverwarming in- of uitschakelen, waardoor alle ruimtes met vloerverwarming tegelijkertijd worden opgewarmd. Individuele warmteverzoeken per kamer zijn niet mogelijk: de pomp is ofwel actief met doorstroming, ofwel niet.
Vooral wanneer met één centrale omgevingsvoeler of kamerthermostaat gewerkt wordt, is een goede inregeling essentieel voor de optimale werking van de installatie. Alleen door de debieten van de kringen correct in te stellen, kan worden gegarandeerd dat de gewenste comforttemperatuur in alle kamers bereikt wordt wanneer de thermostaat afslaat. Het simpelweg openen van de afsluiters kan sneller zijn, maar leidt niet tot een gelijkmatig warmtecomfort.
Vloerverwarming met zoneregeling
Bij zoneregeling is de configuratie soortgelijk, het verschil is dat je voor iedere zone een afzonderlijke thermostaat voorziet. Dat betekent meteen dat vanuit elke zone een warmtevraag naar de ketel of warmtepomp kan worden gestuurd. De thermostaten zijn, al dan niet draadloos, verbonden met een module.
Die module zal de elektrothermische ventielen, die zich op elke retourkring van de collector voor vloerverwarming bevinden, aansturen. Is er in een bepaalde ruimte een warmtevraag, dan zal alleen het ventiel in kwestie openen. Dat ventiel zal bij een bepaalde ingestelde druk openen om doorstroming mogelijk te maken. De druk waarvan sprake is, ontstaat door elektrothermische ventielen die gesloten blijven, om wat voor reden dan ook, terwijl er een warmtevraag is en de circulatiepomp in werking is getreden.
Bij zoneregeling (met per ruimte een aparte thermostaat) is de impact van de inregeling mogelijk minder groot, omdat elke zone afzonderlijk een warmtevraag kan sturen. Als echter meerdere zones tegelijkertijd een warmtevraag hebben en de debieten niet correct zijn ingesteld, kunnen er in de verschillende kringen onder- en overdebieten ontstaan. Dit is zowel voor het energieverbruik als het comfort niet ideaal.
In ruimtes met een onderdebiet bijvoorbeeld, zal de gewenste comforttemperatuur niet worden bereikt totdat de zoneregeling een andere kring afsluit. Het correct inregelen draagt daarom in alle situaties bij aan het warmtecomfort.
Vloerverwarming inregelen: de praktijk
Manueel inregelen
Bij de meeste systemen is het nodig om de afsluiter handmatig aan te draaien voor de juiste inregeling. De debietmeters geven nauwkeurig aan hoeveel debiet er door de kringen stroomt, zodat het debiet kan worden afgestemd op het ontwerpdebiet van het initiële legplan. Wanneer een groep wordt afgesloten, zal het overtollige debiet worden verdeeld over de aangrenzende groep(en).
Automatisch inregelen
Daarom zijn er tegenwoordig ook automatische debietregelaars beschikbaar. Het doel is om elk verwarmingscircuit alleen de benodigde hoeveelheid energie te geven. Er zijn systemen die de juiste instelwaarde bepalen, opslaan, controleren en continu optimaliseren.
De inregeling wordt voor elk verwarmingscircuit apart uitgevoerd op basis van het in real time gemeten temperatuurverschil. Om de temperatuur te meten, zijn zowel de aanvoer- als retouraansluitingen op de circuitverdeler voorzien van temperatuursensoren. Hierdoor is handmatige instelling niet meer nodig.
Instellen van de stooklijn
De instelling van de stooklijn moet je zien als een tweede vorm van inregeling, naast de inregeling van de debieten. De stooklijn slaat op de relatie tussen de buitentemperatuur en de watertemperatuur die nodig is om de binnenruimte op een comfortabel niveau te verwarmen.
Vanuit energetisch oogpunt en ook qua comfort is ze minstens even belangrijk als het inregelen van de debieten. Een systeem waarbij de stooklijn te hoog is ingesteld, leidt namelijk tot grotere warmtefluctuaties. Dat is niet zo bij een correct ingestelde stooklijn. Het opwarmingsproces verloopt dan veel geleidelijker en dus ook stabieler.
Vast of weersafhankelijk?
Hier zijn er twee opties: je kan beginnen met een vaste watertemperatuur, maar het ideaal zou zijn om gebruik te maken van een dynamische, weersafhankelijke regeling. Die past de vertrekwatertemperatuur aan in functie van de buitentemperatuur. Over het algemeen geldt: hoe kouder het buiten is, hoe warmer het water moet zijn om de gewenste binnentemperatuur te handhaven.
Voor het meten van de temperatuur wordt gebruik gemaakt van een buitenvoeler, die idealiter naar het noorden is gericht. Ten opzichte van een vaste temperatuur zal een weerafhankelijke regeling logischerwijs minder energie verbruiken. De omgevingstemperatuur zal ook minder schommelen, want bij een vaste vertrektemperatuur zal met name op minder koude dagen te veel vermogen worden vrijgegeven.
Wat bij combinatie van radiatoren en vloerverwarming?
Wanneer radiatoren met vloerverwarming worden gecombineerd, heb je twee afgiftesystemen die met verschillende temperaturen werken. In die gevallen wordt het vermogen van de stooklijn berekend en gedimensioneerd op het HT-systeem, dus de radiatoren.
75 °C is te hoog voor vloerverwarming, daarom wordt er voor de collector een 3-weg-mengkraan of een 2-weg-menginjectie geplaatst voor het bijmengen via het retourwater. Ter hoogte van de aanvoercollector bevindt zich een temperatuursonde verbonden aan een thermostaatkop, die is gemonteerd op het mengventiel. Dankzij de temperatuursonde en rekening houdend met de vooringestelde watertemperatuur die in de kringen van de vloerverwarming moet circuleren, weet de kop wanneer het ventiel moet openen of sluiten.
Bij kleine woonuitbreidingen met een beperkt aantal kringen (2 à 3) kan het mengsysteem in de bestaande radiatorinstallatie worden geïntegreerd. Gaat het om meer kringen, dan bestaan er configuraties waarbij de collectoren voor de radiatorinstallatie en die van de vloerverwarming samen aan het mengblok zijn gemonteerd.
Ook koelen is mogelijk
Vloerverwarming werkt ideaal in combinatie met een warmtepomp. De meeste warmtepompen van vandaag zijn omkeerbaar, dat wil zeggen dat ze ook kunnen koelen. Doordat de koelcapaciteit van vloerkoeling vrij beperkt is, hanteert men meestal een vaste koeltemperatuur onafhankelijk van de buitentemperatuur.
Om het maximale uit de vloer te halen, wordt de watertemperatuur zo laag mogelijk ingesteld. Vaak is deze ergens rond het dauwpunt: 18 à 19 °C. Koeler wordt dit niet ingesteld om condensatie op je vloer te vermijden. Vanuit de thermostaat vertrekt dan een koelsignaal naar de warmtepomp om koud water aan te maken en gaan de ventielen open. Verder is er geen verschil met een warmtevraag. Dezelfde kringen worden gebruikt.
Omdat vooral de badkamer door de hoge luchtvochtigheidsgraad het risico op condensatie loopt, kan je bij sommige systemen de koeling in de badkamer uitschakelen.
Vloerverwarming opstarten
Eens de vloerverwarming is ingeregeld, kan ze worden opgestart. Om barsten en scheuren in de dekvloer te voorkomen, moet het systeem in fasen worden opgestart. Dit betekent dat de temperatuur geleidelijk wordt verhoogd tot het maximale niveau waarvoor het systeem is ontworpen. Een plotselinge toename van de watertemperatuur kan leiden tot spanningen in het materiaal, wat op de lange termijn schade kan veroorzaken.
Opstarten in fasen
Door het systeem geleidelijk op te warmen, krijgen de materialen de kans om zich aan te passen aan de veranderingen in temperatuur, waardoor schade wordt geminimaliseerd. Bovendien helpt een progressieve opstart ook om een gelijkmatigere warmteverdeling te bereiken door de vloer, wat resulteert in een comfortabelere omgeving en mogelijk energiebesparing omdat het systeem efficiënter kan werken.
De duur en de snelheid van de progressieve opstart kunnen variëren afhankelijk van factoren zoals het type vloer, de omgevingscondities en de specificaties van het vloerverwarmingssysteem.
Een eerste opstart vindt plaats net na de inregeling, dus na de droogtijd van de dekvloer. Een nieuwe opstart volgt nadat de vloerafwerking is geplaatst. Er wordt vaak geopperd om die stapsgewijze opstart telkens te doen wanneer de vloerverwarming volledig is afgekoeld, dus ook aan het begin van het stookseizoen en niet alleen bij de eerste opstart van het systeem.
Om die reden is het eigenlijk beter om de vloerverwarming nooit volledig uit te zetten of helemaal te laten afkoelen. Temperatuurbegrenzing naargelang de omstandigheden en de tijd van het jaar is een beter idee.
Indien nodig, kan je de vloerverwarming nog verder laten inregelen na opstart.