Hoe verloopt de keuring van een elektrische installatie?
In elke woning zorgt elektriciteit voor potentiële risico's waaraan bewoners blootgesteld kunnen worden. Wanneer je elektrische installatie is geplaatst of gerenoveerd, dan moet die dus gekeurd worden door een erkend controleorganisme, die de installatie toetst aan de regels die beschreven staan in het sinds 2020 vernieuwde AREI. Maar wat is dat precies? En wat houdt een keuring eigenlijk in? Wat bij een eventuele afkeuring?

Volgens het AREI
Wat is het AREI?
De regels waaraan je elektrische installatie moet voldoen, staan vastgelegd in het AREI – het Algemeen Reglement op Elektrische Installaties – dat in voege is getreden in 1981. Sinds 2020 is dit reglement gewijzigd en opgesplitst in drie boekdelen: een deel voor installaties op (zeer) lage spanning, een deel voor installaties op hoogspanning en een deel voor het transport en de distributie van elektrische energie (voor de netbeheerder).
Deze boeken omvatten een reeks maatregelen voor elektrische installaties die moet beschermen tegen de effecten van elektriciteit. Daarenboven bevat het voorschriften met betrekking tot de keuze en aanwending van elektrische leidingen, machines en apparaten. Het bepaalt eveneens dat elektrische installaties die na 1 oktober 1981 geplaatst werden, gekeurd moeten worden door een erkend controleorganisme alvorens ze in gebruik genomen (mogen) worden.

Wanneer moet er gekeurd worden?
Voor een nieuwe installatie
Voor de ingebruikname van een nieuwe installatie moet een volledige keuring uitgevoerd worden. Hierbij moet het controleorganisme bepalen of de elektrische installatie voldoet aan de voorschriften. Pas daarna kan de energieleverancier de meter openzetten en de woning van elektriciteit voorzien. Een keuring is 25 jaar geldig, op voorwaarde dat er geen wijzigingen of uitbreidingen gebeuren.
Periodieke controle
Elke huishoudelijke installatie moet periodiek gekeurd worden om de 25 jaar, tenzij er in tussentijd uitbreidingen of wijzigingen zijn uitgevoerd.
Voor de verkoop van een woning
Bij de verkoop van een woning van voor 1981 is het verplicht een controle te laten uitvoeren. Indien de installatie bij verkoop niet conform blijkt, mag de verkoop doorgaan, maar moet de koper binnen 18 maanden na het verlijden van de akte de installatie laten aanpassen én een nieuwe keuring laten uitvoeren.
Voor de installaties van na 1981 is dat niet verplicht als de laatste keuring minder dan 25 jaar geleden is gebeurd. De notaris kan wel steeds een verslag van de controle vragen, dit is dan het gelijkvormigheidsattest of conformiteitsattest.
Dat attest is als bijlage een onderdeel van de officiële verkoopakte en is 25 jaar geldig. Zonder verslag kan de verkoop niet doorgaan. De bedoeling is om de koper een goed beeld te geven van de staat van de elektrische installatie bij de aankoop van een woning. In de praktijk vraag je het best vóór je de woning koopt een kopie, indien deze niet meteen werd meegedeeld.

Voor de uitbreiding van een installatie
Bij een uitbreiding of wijziging van de installatie moet een nieuwe keuring uitgevoerd worden. Een vaak voorkomend voorbeeld is de uitbreiding van een bestaande installatie met zonnepanelen. Daarbij volstaat een keuring van de kring waarop de zonnepanelen zijn aangesloten en alles wat daardoor beïnvloed of aangetast zou kunnen worden.
Ook bij een uitbreiding of wijziging van de installatie moet een nieuwe keuring uitgevoerd worden
Voor de verzwaring van een installatie
Als je je installatie laat verzwaren van monofasig naar driefasig, dan wordt het vermogen verhoogd en moet er nagegaan worden of de interne bekabeling van de zekeringkast correct gekozen werd. Het spreekt eigenlijk voor zich dat een nieuwe keuring uitgevoerd dient te worden, gezien de grote impact die de verzwaring heeft op de installatie.
Tijdelijke installatie
Voor een tijdelijke installatie, zoals een werfkast, beschrijft het AREI twee situaties. Wanneer de mensen op de werf voor een bedrijf werken, dan valt de installatie niet onder het huishoudelijke, maar onder het industriële luik en zijn er specifieke regels. Indien het niet om een industriële situatie gaat, gelden de regels onder artikels 86 en 95 uit het AREI. Een werfkeuring is 13 maanden geldig. Nadien moet er opnieuw gekeurd worden als de bouw langer zou duren dan deze 13 maanden.
Hoe verloopt een elektrische keuring?
Eerst: de nodige documenten?
Voor de keurder langskomt, zorg je dat je de volgende documenten kan voorleggen:
- het eendraadschema en situatieplan (digitaal of op papier, minstens 1 exemplaar, afhankelijk van de keuringsinstelling)
- het EAN-nummer (terug te vinden op je elektriciteitsfactuur)
- eventueel een blanco grondplan van de woning en – indien dat er is – een vorig keuringverslag
Elektrische schema's
De keurder zal meestal beginnen met het opvragen van het eendraadschema en de situatieschets. Ze geven weer hoe de situatie van de elektrische installatie was op het moment van de controle. Aan de hand van die schema's wordt er gecontroleerd of alles in overeenstemming is met de uitvoering van de werken.
De schema's helpen ook elektriciens die een aanpassing aan de installatie willen doorvoeren en vormen een belangrijk bewijs bij eventuele problemen of schade.
Zekeringkast
De zekeringkast wordt gecontroleerd en er wordt nagegaan of de juiste zekeringsautomaten aanwezig zijn. Belangrijk hier is dat de automaten correct geïnstalleerd zijn. Verder zijn de volgende zaken belangrijk:
- De begrenzende factor van de eerste automaat: die moet een kortsluitvermogen hebben van minstens 3.000 A en een energiebegrenzingsklasse 3.
- Er moeten minstens 2 differentiëlen zijn - de controleur zal testen of deze goed functioneren.
- Er moeten minstens 2 kringen voor de verlichting voorzien zijn.
- Er mogen maximaal 8 stopcontacten per kring aanwezig zijn.
- Alle stroombanen die vertrekken naar vochtige lokalen of toestellen met verhoogd risico op elektrocutie (zoals badkamers, wasmachines, buitencontactdozen, tuinverlichting, sauna's, enz.) moeten achter een 30 mA-differentieelschakelaar geplaatst worden.
Let op
Sinds 1 juni 2023 moet elke kring met stopcontacten, verlichting of niet-vaste toestellen achter een bijkomende differentiëlschakelaar van 30 mA geplaatst worden. Deze verplichting geldt bovenop de bestaande hoofddifferentieel van 300 mA. Per bijkomende 30 mA-differentieel mogen maximaal 8 kringen aangesloten worden. Dit verhoogt de veiligheid bij foutstromen en voldoet aan de recentste AREI-eisen.
Metingen
Om te controleren of de installatie op een veilige manier werkt, voert de controleur nog enkele metingen uit.
Aarding
De aarding wordt opgemeten en er wordt gecontroleerd of er een aardingsonderbreker aanwezig is. In het algemeen wordt gestreefd naar een aardingsweerstand onder de 30 ohm, maar wettelijk moet die zo laag zijn dat bij foutstromen maximaal 50 volt contactspanning optreedt. Voor een 300 mA-differentieel betekent dat een maximale weerstand van 166 ohm. Lager is beter.
Ook de equipotentiale verbindingen – met andere woorden de aarding van de gas- en waterleidingen en andere geleidende onderdelen – worden gecontroleerd.
Isolatiefouten
Bij de isolatieweerstandsmeting wordt gecontroleerd of de leidingen voldoende geïsoleerd zijn ten opzichte van de aarde. Er wordt hiervoor 500 volt gelijkspanning aangelegd tussen de geleider en de aarde. De gemeten weerstand moet minimaal 0,5 megaohm zijn. Als daarbij minder dan 0,5 megaohm gemeten wordt, is er iets mis met de isolatie en wordt de installatie afgekeurd. Hoe lager die waarde zakt, hoe meer kans op brand, kortsluiting, elektriciteitsverlies ...
Aardpennen
In huisinstallaties is er meestal één centrale aardpen in de grond (bij het begin van de installatie), en aarding van stopcontacten via de aardgeleider. De keurder controleert of alle stopcontacten correct zijn geaard via de aarding van de installatie. Hij test of de aardgeleiders effectief verbonden zijn met de aardingslus of aardpen, zodat foutstromen kunnen worden afgevoerd.

Aantal componenten en hun plaatsing
Tijdens de controle kan aan de hand van de schema's gezien worden of bepaalde onderdelen ontbreken of of er te veel van zijn. De hoogte van de stopcontacten ten opzichte van de vloer en hun plaatsing binnen de vastgelegde volumes in de badkamer, keuken of wasruimte worden ook gecontroleerd, waarbij ook gekeken wordt naar de International Protection (IP), de code voor de beschermingsgraden van elektrische toestellen/componenten.
Het laagspanningsmaterieel moet in ieder geval minstens een beschermingsgraad IPXX-B (IP2X) hebben. Dat betekent dat geen vinger contact kan maken met actieve delen. Dat is standaard minimumvereiste voor schakelmateriaal. In vochtige of natte zones (bv. badkamer) gelden verhoogde IP-eisen zoals IP44 of hoger, afhankelijk van de volumezone.
Keurmerk
In een elektrische installatie mag alleen genormeerd materiaal gebruikt worden, aangegeven door een CE-markering of keurmerk zoals CEBEC, VGS, VDE, KEMA, ...
Bekabeling
Er wordt tijdens de keuring ook gekeken of de juiste kabels en geleiders worden gebruikt, en of ze de juiste kleuren hebben (bv. geel/groen voor de aardingsdraden, blauw voor de neutrale draden en bruin voor de fasedraden). Die kabels moeten correct geplaatst en aangesloten zijn. De keurder controleert of de geleiders in verdeeldozen en schakelkasten goed zijn aangeduid, correct gestript, mechanisch stevig verbonden en niet blootliggend of beschadigd.

Wat bij afkeuring?
Een nieuwe installatie die wordt afgekeurd, mag niet in gebruik worden genomen tot de gebreken zijn verholpen en een positieve herkeuring heeft plaatsgevonden.
Bij verkoop van een woning met een afgekeurde installatie (bijvoorbeeld van vóór 1981), moet de nieuwe eigenaar binnen de 18 maanden na het verlijden van de akte de installatie laten aanpassen en herkeuren.
Wordt een bestaande installatie bij periodieke controle of verzwaring (bv. met zonnepanelen) afgekeurd, dan moet er binnen het jaar een herkeuring plaatsvinden. Er geldt geen wettelijke verplichting dat dit door hetzelfde controleorganisme moet gebeuren, maar het wordt vaak wel zo gedaan.
In uitzonderlijke gevallen kan via de FOD Economie een verlenging van de termijn worden aangevraagd, bijvoorbeeld als de werken vertraging oplopen.

De meest gemaakte fouten
De meeste fouten treden op door een gebrek aan ervaring of door onwetendheid. De regels zijn niet evident, dus als ze niet gekend zijn, is het moeilijk een correcte elektrische installatie te voorzien. Enkele van de meest gemaakte fouten:
- gebrekkige aarding
- ontbreken van equipotentiale verbindingen
- losgekoppelde aardgeleiders of niet-verbonden aardingslus
- isolatiefouten (verbindingen tussen draden maken met tape, voedingskabels isoleren met tape ...)
- kapot of ouderwets materiaal
- verkeerde kabels of niet de juiste kleur
- gebruik van een differentieel met fout amperage of ongeschikt type
- smeltveiligheid waarbij de niet-verwisselbaarheid niet gegarandeerd is
