Alles over aarding
Bij renovatiewerken aan je elektrische installatie is de kans groot dat je het woord aarding zal horen vallen. Het principe is, zoals velen al weten, simpel. Op een defect toestel of stopcontact kan er stroomverlies zitten. Die stroom zoekt steeds de weg van de minste weerstand, dat kan een object zijn maar ook een persoon. De aarding zorgt ervoor dat deze spanning naar de bodem wordt afgevoerd. Een goede aarding is dus de basis van een veilige elektrische installatie.
Het principe
Het principe van de werking van een aarding is eenvoudig. Wanneer je een geleider verbindt met een referentie, dan krijgt de geleider hetzelfde potentiaal als de referentie. De grond (aarde) heeft nul als potentiaal, dus gebruiken we die als referentie. Wanneer we dus de geleiders verbinden met de grond, zal het spanningsverschil tussen beide weggenomen worden. Een goede aarding biedt een minimale elektrische weerstand naar de aarde.
Wat aarden?
In je woning moeten volgende delen geaard zijn:
- alle stopcontacten;
- alle verlichtingspunten;
- alle metalen onderdelen van
- het gebouw die je rechtstreeks aan kunt raken (je hoeft dus niet onmiddellijk het pleister werk te verwijderen om een verborgen metalen steunbalk te aarden);
- alle metalen leidingen;
- alle vreemde geleidende delen in de badkamer (water- en gasleidingen, badkuip, douchevloer ...).
Onderdelen
Aardingslus
Volgens het nieuwe AREI moet een nieuwbouwwoning geaard zijn met een aardingslus. Dit is een geleider - van blank of verlood koper, of bestaande uit samengeslagen draden van halfsoepel koper) uit één stuk die onder de fundering is aangebracht. De lus moet minstens 60 cm onder het maaiveld zitten.
Breng de aardingslus aan op de bodem van de funderingssleuf, onder de buitenmuren van het gebouw. Graaf ze in en hou ze op haar plaats met stukken koperdraad. De lus moet rechtstreeks contact maken met de aarde, ze mag echter geen contact maken met de fundering. Bedek ze daarom met aarde. Waar de twee uiteinden bovenkomen, breng je een pvc-buis aan.
Aardingspinnen
Bij verbouwingen aan een bestaande woning is het uiteraard niet mogelijk een aardingslus onder de fundering te plaatsen. In dat geval zorg je voor een aarding met behulp van aardingspinnen. Dit zijn koperen of gegalvaniseerde staven die je in de grond moet kloppen. Afhankelijk van de bodemsamenstelling kan het zijn dat je deze pinnen twee tot zelfs drie meter diep moet slaan.
Je kan ook meerdere staven, verspreid, in de grond drijven en met elkaar verbinden om de aardingsweerstand te doen dalen. De staven worden met elkaar, en met de aardingsonderbreker verbonden door middel van een geel-groen geïsoleerde geleider met een minimale sectie van 16 mm².
Aardingsonderbreker
De geleidingsdraad, die van de aardingslus of van de aardingsstaven komt, moet aangesloten worden op een aardingsonderbreker of scheidingsstrip. Die moet steeds vlot toegankelijk zijn om de aardingsweerstand te kunnen opmeten. Hij mag enkel met behulp van gereedschap onderbroken kunnen worden.
Hoofdaardingsklem
De hoofdaardingsklem zit vlak boven de aardingsonderbreker. Van daaruit vertrekt de hoofdgeleider naar de verdeelkast. Daar wordt die aangesloten op de hoofdaardingsstrook. De hoofdgeleider moet een doorsnede hebben van 16 mm². Ook de aansluitingen op de (aanraakbare) metalen structuren van de woning en de metalen gas- en waterleidingen vertrekken hier.
Bij woningen die dateren vóór 1981 hoeft een stroomkring trouwens niet altijd van aarding te worden voorzien. Wat echter niet kan, is dat stopcontacten met aarding of toestellen waarbij aarding nodig is, niet aangesloten zijn op de aardgeleider. Zo kan je bijvoorbeeld geen kring hebben die zowel stopcontacten met als zonder aarding bevat. In dat geval zal je de stopcontacten of de kring moeten aarden.
Equipotentiale verbindingen
Niet enkel de elektrische contactpunten en toestellen worden geaard. Ook goede geleiders in de woning, zoals chauffagebuizen, worden verbonden met de aardgeleider via equipotentiaalverbindingen, ook dat is iets wat bij oudere woningen vaak ontbreekt.
De hoofdequipotentiale verbinding verbindt de hoofdaardingsklem met de vreemde geleidende delen (zoals metalen structuren, gas- en waterleidingen), zodat er geen onderlinge spanning kan opgebouwd worden tussen die delen.
Gebruik hiervoor een geel-groene geleider met een doorsnede van 6 mm². Klem die met het afgestripte uiteinde tegen de delen. Voor leidingen bestaan er speciale klemmen om de geleiders te klemmen. Let er wel op dat je contact maakt met de het metaal van de buizen. Verwijder dus eventueel de verflaag.
De bijkomende equipotentiale verbindingen zijn nodig om in de badkamers en doucheruimten alle vreemde geleidende delen en massa's ononderbroken met elkaar en met de beschermgeleider te verbinden - dit met een geel-groene geleider van minimaal 4 mm².
Aarding controleren
De spreidingsweerstand van de aarding moet gecontroleerd worden vooraleer de installatie in gebruik te nemen.
Waarde < 30 Ω
Is de spreidingsweerstand kleiner dan 30 Ω, dan zit je safe. Eén algemene aardlekschakelaar van Δ300 mA en één aardlekschakelaar van Δ30 mA voor de vochtige kringen zullen volstaan om gekeurd te raken.
30 Ω < waarde < 100 Ω
Bij een waarde tussen 100 en 30 Ω ben je verplicht om extra aardlekschakelaars met een gevoeligheid van Δ30 mA te plaatsen per groep van 16 stopcontacten, voor de verlichtingskringen en voor de vloerverwarming. Zo'n waarde kan de materiaalkosten dus stevig doen oplopen.
100 Ω < waarde
Een waarde die hoger ligt dan 100 Ω levert geen goede beveiliging op en wordt bijgevolg niet toegestaan.
Je kan het best vooraf nameten of je aarding wel voldoet, zo voorkom je dat de installatie niet goedgekeurd zal worden. Wil je dit niet zelf nameten, dan loont het de moeite om voor de keuring een professionele installateur de aarding te laten nameten.