Hoe plaats en bekabel je een zekeringkast?
We overlopen hoe je zelf een zekeringkast kan bekabelen, aansluiten en ophangen. Wat er allemaal in een zekeringkast zit, kan je hier nog eens nalezen.
Voorbereiding
Wat moet er voorhanden zijn?
De zekeringkast is in principe het laatste werk dat gebeurt bij de plaatsing van je elektrische installatie. Alle kabels in je woning moeten dus reeds geïnstalleerd zijn, en doorgetrokken zijn tot in de technische ruimte, nabij de meterkast en de hoofdaardingsklem. Daar moet namelijk de zekeringkast komen.
Vergeet ook niet dat de zekeringkast aan een mdf-paneel aan de muur bevestigd moet worden. Dit paneel voorzie je dus ook best al voor de zekeringkast er is.
Voorbekabeld of niet voorbekabeld?
Een zekeringkast kan je zelf samenstellen, of laten samenstellen, op maat van je installatie volgens je elektriciteitsplan. Je kan hierbij kiezen voor een voorbekabelde kast of een kast waar je zelf nog de interne bekabeling moet voorzien.
Voorbekabelde zekeringkast
Wie weinig tot geen ervaring heeft met elektriciteit, of niet kan rekenen op de expertise van een klusjesman, kan beter kiezen voor een voorbekabelde kast. Deze wordt namelijk al kant-en-klaar geleverd met de interne bedrading tussen de verschillende componenten. De verbinding tussen de differentiëlen onderling is reeds gemaakt, alsook de verbinding tussen elke differentieel en de bijhorende zekeringsautomaten.
Het enige wat je bij een voorbekabelde kast dan nog zelf moet doen, is deze ophangen en de verbinding maken met elke elektriciteitskabel die je hebt doorgetrokken tot in je technische ruimte. Daarnaast moeten uiteraard nog de verbindingen met de meterkast en de aarding gemaakt worden.
Niet-voorbekabelde zekeringkast
Een niet-voorbekabelde kast wordt eveneens op maat geleverd, maar dan zonder interne bedrading, alleen de losse componenten zijn aanwezig: de automaten, de differentiëlen en de kast zelf met de rails erin. Je moet hier dus zelf alle verbindingen maken tijdens de installatie. Dit biedt meer flexibiliteit om de kast precies aan te passen aan specifieke wensen of vereisten. Want het kan natuurlijk gebeuren dat je tijdens het leggen van je leidingen aanpassingen gedaan hebt, of extra’s wil voorzien.
Zekeringkast plaatsen
Begin steeds met het bekijken van je materiaal en het bestuderen van de instructies, zodat je weet waar je aan begint.
Zekeringkast ophangen
Als je een voorbekabelde kast hebt, kan je die in principe meteen ophangen in de technische ruimte om dan alle verbindingen te maken.
Kast ontgrendelen
De kast wordt gesloten geleverd; je moet deze eerst nog ontgrendelen. Leg daarom iets onder je kast, zodat je de afdekplaat onderaan vlot kan losmaken. Via die opening kun je een zakje in de kast bereiken, waarin onder meer de sleutel zit. Daarmee kun je dan de deur openmaken.
Haal alle losse onderdelen nu uit je kast en leg alles netjes aan de kant, dit heb je later pas weer nodig. Sluit daarna opnieuw af. Voordat je de aansluiting kan maken, moet je eerst de kast ophangen.
Kast bevestigen
In je technische ruimte moet je normaal gesproken ruimte hebben voorzien op een mdf-paneel om de montage te vergemakkelijken. Schroef de voorziene bevestigingsbeugels vast op de kast. Meet de positie en tussenafstand van de beugels, en markeer dit op je wand. Bevestig vervolgens met pluggen en bouten of schroeven. Daarna kun je er de kast gaan ophaken. Op deze manier is je voorbekabelde kast klaar om bij je leidingen aangesloten te worden.
Bij een niet-voorbekabelde kast
Als je zelf eerst nog interne bedrading moet voorzien, werkt het wat makkelijker als je eerst de inhoud van de kast opbouwt en voorbekabelt op een tafel, alvorens je de kast aan de muur bevestigt.
Opbouwen en vastklikken
Als je een nog niet voorgekabelde kast hebt, moet je eerst de automaten en differentieelschakelaars op de rails in de verdeelkast vastklikken. Probeer je verdeelkast logisch op te bouwen. Komt de stroom links bovenaan binnen? Plaats daar dan ook de hoofddifferentieelschakelaar van 300 mA. Ernaast kan je de automaten plaatsen voor de vaste toestellen, zoals een kookplaat of een rolluik.
Plaats eronder de eerste differentieel van 30 mA en de bijhorende automaten van 20A voor de stopcontacten, samen op een rail. Daaronder plaats je de tweede differentieel van 30 mA met automaten voor de schakelaars van 16A. Helemaal onderaan installeer je de aardlekschakelaar van 30 mA. Daarnaast installeer je een kring voor de badkamer en alle toestellen die mogelijk in aanraking komen met vocht.
Kast zelf voorbekabelen
Als je een kast zelf gaat voorbekabelen, dan betekent dit dat je de stroom onderaan de differentiëlen en de automaten moet doorlussen en de differentiëlen met elkaar moet verbinden. Zo komen de automaten onder spanning te staan. Ofwel gebruik je daarvoor koperdraad waar je lusjes van maakt, ofwel gebruik je een kamgeleider.
Met een kamgeleider
Gebruik je een kamgeleider? Zorg ervoor dat deze is aangepast aan je type aansluiting. Dit hangt af van je hoofddifferentieelschakelaar en de manier waarop je deze wilt doorlussen. Heb je een kamgeleider met vorkjes? Dan kan je die in de daarvoor voorziene openingen van de automaat steken. Niet alle automaten hebben hiervoor openingen. Hebben jouw automaten die niet? Dan gebruik je de openingen onderaan, waar je ook de draden kan insteken.
Je kunt een kamgeleider gemakkelijk op de juiste maat afkorten met een metaalzaag. Voordat je hem installeert, zorg je ervoor dat al het kopervijlsel uit de kamgeleider is verwijderd. Klop hem daarvoor uit om later kortsluiting te vermijden.
Na het afzagen, verwijder je de bramen met een vijl of schuurpapier. Op de zijkanten van de kamgeleider zet je nog beschermingsdoppen. Zo kan je ook langs de zijkant geen kortsluiting maken.
Breng de kamgeleider dan aan in de opening onderaan de automaten en de differentieel, en draai alle schroeven goed aan met een schroevendraaier. Je kunt een schroefmachine gebruiken, maar dan op een zachte stand en een lage snelheid. Finaal vastzetten doe je toch nog met een schroevendraaier.
Tip
Mogelijk zijn er nog vrije vorken op je aansluitrail, voor eventuele toekomstige aansluitingen. Deze scherm je af met de voorziene afdekkapjes. Het koper mag in geen geval bloot blijven.
Met koperdraad
Lus je onderaan door zonder kamgeleider, dan zal je wel wat langer werk hebben. Het voordeel is dat dit doorgaans goedkoper is. Duid eerst aan welke fasedraad waar komt op je automaat. Heb je een driefasige automaat met nulgeleider? Duid dan op elke automaat een cijfer aan dat één fase aanduidt.
Lus eerst onderaan de zekeringsautomaten de blauwe neutrale draad door. Leg een bruggetje tussen elke automaat. Normaal gezien komt de neutrale verbinding in de rechteraansluiting van de automaat te zitten. Dat hangt echter van merk tot merk af. Meestal is er hiervoor een N-aanduiding, let er dus op dat je telkens de N met N verbindt.
De draaddikte hangt af van je netaansluiting. Heeft die een automaat op 40 Ampère, dan mag je doorlussen met een draaddikte van 6 mm². Is er een automaat van 63 Ampère geïnstalleerd, dan gebruik je 10 mm². In de praktijk wordt er meestal een draaddikte van 10 mm² gebruikt.
Ook de bruggetjes aan de fasekant kan je dan maken. In dit geval betekent dat je alle automaten met dezelfde nummering aan elkaar moet verbinden. Maak ook telkens de verbinding met de verliesstroomschakelaar van 30 mA op het begin van elke rail. Hierbij moet je even opletten, omdat de fases naast elkaar zitten maar ze naar verschillende automaten moeten gaan. Op de rail van de hoofddifferentieel van 300 mA leg je ook de verbinding met de automaten voor vaste toestellen.
Draai ook hier steeds alle schroeven goed aan met een schroevendraaier.
Rails verbinden
Zijn alle zekeringsautomaten verbonden? Dan is het tijd om de rails met elkaar te verbinden via de differentiëlen. Voor de nulgeleider gebruik je een blauwe draad, voor de fasedraad een roodbruine draad. Begin bij de hoofddifferentieel van 300 mA en lus telkens door naar de boven- of onderliggende differentieel van 30 mA.
Dat doorlussen doe je telkens met draden van 10 mm². Wellicht kan dit ook met 6 mm² draden. Raadpleeg een vakman bij twijfel. Knip en plooi de benodigde kabels op maat en strip de uiteinden, zodat je de ene kant op de onderliggende differentieel kan aansluiten en het andere uiteinde op de nieuwe verliesstroomschakelaar.
Tip
Doe het ontmantelen steeds zorgvuldig en secuur, want er mag geen koper meer zichtbaar zijn!
Draai de schroeven goed aan met de schroevendraaier en plaats daarna de afdekplaatjes terug op het differentieel. Dan zit je met een niet-voorbedrade kast even ver als met een voorbedrade kast: je kan hem op zijn plaats hangen.
Automaten labelen
Eens de zekeringkast ter plekke hangt, kan je beginnen met de verbindingen te maken met alle nodige kabels. Voor je hiermee begint, label je eerst alle automaten. Doe dat volgens het alfabet, zodat elke zekering een lettercode heeft.
Dit is essentieel om het overzicht te bewaren, zodat je onmiddellijk kan bijhouden welke kabel je op welke zekering aansluit. Hou dus een lijst bij de hand, zodat je netjes en gestructureerd kan werken. Dit zal je later ook nodig hebben voor je keuring.
Hoofdkabel aansluiten
Het beste is om van start te gaan met de aansluiting van de dikke, stugge kabels. Te beginnen met de hoofdvoeding. Deze XVB-kabel van 10 carré zal ervoor zorgen dat er stroom via je meterkast de zekeringkast binnenkomt. Die is nu nog spanningsloos, tot na de keuring, en kan dus veilig worden aangesloten op de hoofddifferentieel van 300 mA.
Met de bijgeleverde ontmanteltool kun je de huls van deze dikke kabel veilig verwijderen. De kabel moet zo ver mogelijk beschermd zijn. De buitenste mantel mag enkel weggehaald worden bij het gedeelte dat in de kast zelf zit. Maak en plooi die zo goed mogelijk op maat en ontstrip de uiteindes van de verschillende draden.
Controleer nu goed in de instructies in welke volgorde alles aangesloten moet worden. Zorg dat de uiteindes voldoende diep in de opening zitten zodat er geen koper meer bloot is. Gebruik desnoods een lange bektang om je hierbij te helpen. Draai stevig aan met een schroevendraaier.
Gebruikers aansluiten
Dan kan je alle resterende kabels op hun respectievelijke automaat aansluiten. Dat gebeurt bij elke automaat bovenaan. Het gaat dus om de kabels van de stopcontacten, de verlichting en de vaste toestellen.
Eerst de vaste toestellen
Begin hier ook met de stevigere kabels van de vaste toestellen, zoals die van een kookplaat. Het gaat hier immers om stugge draden die wat manoeuvreerruimte vereisen. De aansluiting maak je bovenaan de vierpolige zekeringsautomaat.
Tip
Als je bij de installatie van je kabels slim bent geweest, dan heb je op een afstandje van het uiteinde van elke kabel in de technische ruimte een label aangebracht op de preflexmantel, zodat je weet welke kabel bij welke kring hoort. Het is wel nodig de preflexmantels nog deels te verwijderen (bij voorkeur tot waar je het label hebt aangebracht), zodat je deze vlot kan aansluiten.
Dan de verlichtingskringen
Je kan nu beginnen met alle verlichtingskabels aan te sluiten. Je kan deze herkennen doordat het gaat om kabels met een dikte van 1,5 mm². Makkelijker is natuurlijk door ze terug te zoeken aan de hand van het label dat je erop aanbracht.
Deze draden moeten aangesloten worden op een automaat van 16 A. Neem de blauwe en bruinrode draden erbij en verzamel de aardingsdraad aan de zijkant in je kast. Kort af met wat marge en ontstrip de uiteindes met een striptang.
Heb je de kast zelf voorbekabeld? Zorg ervoor dat wanneer je onderaan de automaten de nulgeleider rechts hebt geplaatst, dat je ook bovenaan de nulgeleider rechts aansluit. Dat is ook bij voorbekabelde kasten vrijwel altijd de richting die je moet volgen: fasedraad links, nulgeleider rechts.
Het is voor elke automaat hetzelfde: op maat knippen, strippen en aansluiten. Schroef alles opnieuw goed aan. Noteer meteen welke kabel je op welke automaat aansluit.
En dan de stopcontacten
Eens je lichtkabels aangesloten zijn, kun je overgaan tot het aansluiten van de stopcontacten. Dit gaat om kabels van 2,5 mm², en die moet je aansluiten op automaten van 20 A. De aansluiting gebeurt op dezelfde manier als bij de verlichtingsdraden: afkorten, ontmantelen, aansluiten en vastdraaien.
De aardingskabels bundel je opnieuw aan de zijkant, want die pak je pas later aan.
Gemengde kringen
Wat ook kan voorkomen, is een gemengde kring. Zo'n kabel kan bijvoorbeeld naar een tuinhuis lopen, en daaraan zijn dan zowel lichtpunten als schakelaars en stopcontacten verbonden. Dit is een zwaardere kabel van 2,5 mm², die geschikt is voor stopcontacten; deze moet echter aangesloten worden op een zekering die geschikt is voor verlichting, namelijk een 16 A-automaat.
Aardingsrail verbinden
Beneden plaats je dan de aardingsrail. Daarop sluit je de aardingsgeleiders aan, die je net opzij hebt gehouden. Strip dan ook alle aardingsdraden en steek ze in de aardingsrail. De aardingsrail wordt op zijn beurt nog aangesloten op de dikkere hoofdaardingskabel.
Tip
Controleer op het einde nog eens alle schroeven, zowel bovenaan als onderaan de automaten en de aardlekschakelaars.
Zekeringkast afwerken
Eenmaal alles verbonden en gecontroleerd is, kun je de kast dichtmaken. Alle bescherm- en afdekkappen mogen er dus terug op. Eindig met de afsluitkappen per rail terug te plaatsen, zodat alles netjes afgesloten is.
Plaats nog de stickers op het frame, zodat je daarop later eventueel kan noteren welke zekering waarbij hoort. Vergeet tenslotte ook niet de gevarendriehoek en het type aansluiting kenbaar te maken op de deur van je verdeelkast.
Met een volledig aangesloten kast en de nodige notities bij de hand, kun je de keuring van je elektrische installatie aanvragen.