Hoe plaats je zelf een radiator?
Meestal wordt de installatie van radiatoren overgelaten aan vakmannen. Toch is het een klus die je, mits wat inzicht in sanitaire installaties en wat handigheid, zelf kan aanpakken. We tonen hoe je te werk gaat.
Aandachtspunten
De grootste klus is misschien wel alle radiatoren veilig en wel transporteren naar de verschillende ruimtes waar ze moeten komen. Zoek hiervoor hulp. Zeker als je via de trap omhoog moet.
De radiatoren zijn veiligheidshalve ingepakt met beschermende folie. Laat deze zo lang mogelijk zitten zodat je het email niet gaat beschadigen. Een kras is immers vlug gemaakt!
Plaats je radiatoren voor een goede luchtcirculatie zeker 10 cm boven de grond. Daarom worden radiatoren vaak opgehangen en niet direct op de grond geplaatst.
Meten
Meten is weten. Dit verwarmingsblok monteer je volgens een middenmuurplaatsing. De watertoevoer moet dus netjes in het midden van de radiator uitkomen. Dit kan uiteraard verschillen van radiator tot radiator. Raadpleeg steeds de handleiding.
Je hangt het blok aan twee rails vast aan de muur. Je plaatst deze profielen op een manier dat ze niet té hoog hangen, zodat je het ganse blok er later nog makkelijk op kan haken. Anderzijds plaats je de rails ook niet té laag, zodat je onderaan nog de nodige koppeling kan maken met het watertoevoer én voor een goede luchtcirculatie kan zorgen.
Opbouw kader
De rails zijn voorzien van enkele openingen. Langs die gaten kan je de rails aan de muur bevestigen. Teken de posities af. Pak er een steenboor bij van dezelfde diameter als de plug en boor uit. Bevestig nog de bouten met de gepaste plug, zodat beide rails muurvast zitten. Wacht nog even met de radiator aan de voorziene haken te plaatsen. Eerst werk je nog het onderblok af.
Onderblok
Nu de radiator nog niet aan de rails hangt, is er nog voldoende plaats om het onderblok te installeren. Kijk in de handleiding hoe ver het van de muur moet zitten. Zo kan je de waterleidingen op de juiste maat brengen. Daarna breng je de (alpex)buis met de watertoevoer op lengte. Gebruik daarvoor een buizensnijder.
Kalibreren
Waar de buis is afgekort, kan de diameter ietwat vervormd zijn. Je maakt die opnieuw mooi rond met behulp van een kalibreerhulpstuk. Gebruik de juiste diameter en forceer zeker niet te veel, anders kan je geen waterdichte aansluiting garanderen.
Klemkoppeling
Bij de meeste radiatoren gebeuren de aansluitingen met klemkoppelingen. Om zo’n koppeling te maken plaats je eerst alle onderdelen in de juiste volgorde over het buisuiteinde. Let erop dat het eindstuk er mooi recht op zit, anders krijg je problemen met de afdichting. Als alles goed zit, kan je het onderblok nu aankoppelen. Duw de uiteinden goed over de openingen en span alles goed aan.
Draai de kraan voorlopig dicht met een inbussleutel, zodat er nog geen water uit kan spuiten. Later kan je die altijd opendraaien wanneer je druk wil hebben. Vergeet uiteraard niet om de eindstop erop te bevestigen.
Ophangen
Op de rails komen er nog afstandhouders, zodat het verwarmingsblok overal op dezelfde afstand van de muur komt te zitten en dus optimaal zijn stralingswarmte kan afgeven. Plaats de radiator op de voorziene beugels van het kader. Haal er eventueel extra hulp bij voor deze plaatsing. Draai daarna nog de klemmen van de rails vast, zodat het geheel stevig gemonteerd zit.
Ontluchter
Elke radiator heeft doorgaans 4 openingen. Eentje is sowieso bestemd voor de ontluchter. Die plaats je zo ver mogelijk van de toevoer. Komt de watertoevoer centraal uit op het verwarmingselement, dan dien je de ontluchter links- of rechtsboven te plaatsen. Stel dat de aansluiting linksonder verloopt, dan plaats je die rechtsboven. De ontluchter is normaal al voorzien van een dichtingsrubber. Je hoeft in dat geval geen afdichtingskoord meer aan te brengen. Op de resterende openingen plaats je nog een stop.
Onderverdeelstuk
Helemaal onderaan de radiator zitten nog enkele doppen. Deze draai je met de hand los om het onderverdeelstuk erop te plaatsen. Zet alles vast met een platte sleutel.
Thermostaatknop
Elke radiator moet je individueel kunnen regelen. Dat gebeurt met de thermostaatkop. Aan de radiator zit een buis ingewerkt: hieraan koppel je de thermostaat. Dat gebeurt in twee stappen. Eerst plug je de insertradiator in de opening. Dit mechanisme regelt het debiet van het water dat door de radiator moet stromen. Zet vast met een platte sleutel.
Daarna plaats je de thermostaatkop. Zet die vast met de hand en draai open, zodat het circuit niet afgesloten is – dit om straks te ontluchten. Daarna zet je opnieuw de kraan van het onderverdeelstuk open met een inbussleutel.
Warm water
Zet eerst de kraan van je onderverdeelstuk weer open. Vergeet de eindstoppen niet terug te plaatsen. In de technische ruimte kan je daarna de flexibel van het circuit aansluiten op je cv-ketel. Laat de druk oplopen tot 1,5 bar. Verder moet je de radiatoren ook eerst ontluchten.