Hoe plaats je zelf zonnepanelen op een plat dak?
Waar vroeger veel werd uitbesteed aan een vakman, kan je tegenwoordig steeds meer zelfbouwpakketten kopen. Zonnepanelen vormen hierin geen uitzondering. Met de juiste begeleiding kan je die dan ook zelf plaatsen. Het enige wat je moet zien zitten, is zelf op je dak kruipen.
Voorbereiding
Pakket kiezen
Eerst moet je natuurlijk een pakket kiezen voor op je dak. Wat je daarbij in rekening moet brengen kan je hier allemaal nog eens nalezen. Door een pakket te bestellen heb je alle elementen in één keer in huis. Door te kiezen voor levering aan huis vermijd je ook dat ze onderweg beschadigd geraken.
Alles mee op het dak
Om de panelen op het dak te zetten, kan je een lift gebruiken, of je geeft ze simpelweg door aan elkaar – het is sowieso geen taak die je alleen doet.
Verder heb je nog volgende zaken nodig:
- een schroefboormachine met bits;
- een plooimeter;
- elektrische tangen;
- de installatiehandleiding die bij het pakket hoort.
Rails, beugels en voeten
Je begint eerst met het uitleggen van de rails en de beugels – deze vormen de onderstructuur. Je legt eerst de rails, daarbovenop komen de beugels, vooraan een lage, en achteraan een hoge om de hellingsgraad van je zonnepanelen te maken.
Je hebt deze beugels in twee vormen: degene die als begin- en eindstuk dienen om het paneel tegen te houden, en de andere beugels worden in het midden geplaatst op de rails.
Om te weten waar je die beugels nu precies plaatst, zijn er gaten voorgeboord. Je klikt de beugels op hun plaats en je schuift ze naar achter tot ze vastzitten. Je zorgt er uiteraard voor dat je ze zodanig plaatst dat de panelen een hoek vormen naar beneden.
Onder de rails plaats je vervolgens de rubberen voeten, die ook in de rails klikken. De voeten dienen als bescherming van het dak tegen de scherpe rails. Bij een dak uit bitumen of EPDM kan de bedekking beschadigd worden mochten de voeten er niet zijn.
Positioneren
Rails bevestigen
Met de rails kan je dan rijen vormen. Je maakt ze met elkaar vast met de bijhorende bouten. Bovenaan de bout staat een markering die overeenkomt met de richting van het bevestigingsplaatje onderaan.
Bij het inbrengen zorg je ervoor dat de markering gelijkloopt met de richting van de rail. Draai dan even tot de markering dwars op de rail ligt en draai de bout vast. Zo weet je zeker dat de rails correct aan elkaar verbonden zijn.
Schaduw vermijden
Obstakels
Je zorgt er uiteraard voor dat je de panelen zo ver mogelijk houdt van obstakels op het dak – bijvoorbeeld een schouw – zodat deze geen schaduw zullen vormen op de panelen. Een handig truucje om dat te meten: je meet de hoogte van het obstakel. Verdubbel die hoogte, en je hebt de afstand die er tussen het obstakel en de panelen moet zijn.
Dakranden
Ook een dakrand kan een schaduw werpen, zeker bij een plat dak. Daar pas je dezelfde techniek toe als bij obstakels om te bepalen waar je de zonnepanelen zal leggen en de rails bevestigt.
Hellingsgraad bepalen
De ideale hellingsgraad voor zonnepanelen is tussen de 30° en 40°. Op een plat dak is dat echter niet altijd mogelijk, omdat de panelen anders te scherp gelijnd staan ten opzichte van de volgende in de rij en zo veel meer schaduw op de panelen werpen, waardoor de panelen uiteindelijk verder van elkaar zouden moeten staan om randabel te zijn, en je er dus minder kan plaatsen.
Dan is het meer opportuun om te gaan voor een kleinere hellingsgraad (10°), dat zal een beter rendement opleveren dan minder panelen plaatsen op dezelfde oppervlakte.
De panelen
Panelen plaatsen
Wanneer je alle rails hebt geplaatst, kan je de zonnepanelen plaatsen. De kabels die eraan zitten, zullen nog vastzitten met kabelbinders. Die knip je nu al los, nu je er nog gemakkelijk aan kan.
Vervolgens leg je het paneel in de beugels, en zorg je ervoor dat het paneel onderaan in de beugels rust. Kijk ook of het paneel onderaan en bovenaan in het midden van de beugel ligt. Vervolgens leg je de volledige rij.
Aan de zijkant kan je dan de clips al vastmaken. Hiervoor moet je de clip eerst naar beneden brengen, zodat de beugel goed op het paneel klemt. Schroef het dan pas vast. Wees hier voorzichtig en zorg ervoor dat je boormachine niet te veel kracht uitoefent.
Ballast
Bij een plat dak zorg je onderaan de rails voor extra ballast, zodat ze stevig staan en de panelen niet kunnen wegwaaien.
Let op
In een zelfbouwpakket kunnen daarvoor betontegels voorzien zijn. maar vaak is dat in de praktijk niet genoeg. Het best laat je vooraf de de benodigde windbelastingen berekenen door een professional.
Verbinden
Wanneer je zo één rij panelen gelegd hebt, kan je aan de volgende rij beginnen. De twee eerste rijen bevestig je ook met elkaar door middel van beugels die je met elkaar vastschroeft. Zo ga je verder met de volgende rijen.
Wanneer de panelen er liggen, kan je ze met elkaar verbinden. Je verbindt de stekkers aan elkaar. Begin daarbij vooraan en werk paneel per paneel naar achter in een slangmotief. Je zorgt er met spanbandjes voor dat de stekkers – hoewel ze waterdicht zijn – veilig van de grond hangen.
Kabels voor de omvormer
Je hebt twee kabels om van je panelen naar je omvormer te gaan, een positieve en een negatieve. Duid dat alvast aan op de kabels, zodat je aan de omvormer niet mist.
Opgepast: op deze kabels zit al elektriciteit van zodra ze zijn aangesloten aan de panelen. Daarom plak je de uiteinden die in de omvormer komen beter af met tape. Zo maken ze geen kortsluiting. Verbind dan de stekkers met het eerst en het laatste zonnepaneel, waarna je de kabels naar beneden geleidt.
De omvormer
Aarding
De panelen en het frame worden ook best geaard, daarom strip je een stuk aardingsdraad en verbind je ze aan de rails. Eén verbinding per groep zonnepanelen is voldoende, de metalen structuur maakt namelijk overal contact. Ook de aardingsdraad leid je naar beneden. Dit is het laatste werkje op het dak. Neem hierna dus alle materiaal mee naar beneden.
Omvormer plaatsen
Beneden plaats je de omvormer. Zoek daarvoor een goede, maar vooral veilige plaats om hem op te hangen. Eerst plaats je de beugel, waarin je vervolgens de omvormer haakt. De kabels leid je netjes naar de omvormer met behulp van kabelgootjes.
Polen van het paneel
De kabels die je boven hebt aangeduid als positief en negatief knip je één per één door (NIET per twee, want dan heb je kortsluiting). Heb je de positieve en negatieve pool van de zonnepanelen niet aangeduid, en kan je ze niet meer onderscheiden? Dan kan je dat nog altijd achterhalen met een multimeter. Zet die op de stand om gelijkstroom te meten. Meet aan beide kabels met de rode en de zwarte draad. Staat er een positief getal? Dan is de kabel aan de rode kant de positieve pool, en de zwarte de negatieve pool. Krijg je een negatief getal? Dan zijn de polen omgekeerd?
Als je zelf de omvormer niet wil plaatsen, kan je dit ook overlaten aan een professional
Knip de kabel vervolgens op lengte en strip dan het koper bloot. Sluit er dan een connector op aan. De negatieve kant krijgt nu een positieve connector, en de positieve een negatieve connector. Duw de kabel in de connector tot je een klik hoort. De connectoren steek je dan in de omvormer. Voor één circuit zijn dat twee stekkers, voor twee circuits zijn dat er vier.
LET OP: sinds 2020 mag volgens het AREI de aarding niet meer worden doorverbonden aan de omvormer. Die moet nu verbonden worden via een kabeldoos met aftakking naar de elektriciteitskast en de omvormer, zodat de aarding ook kan werken zonder de omvormer.
Aansluiten
Zonnepanelen aansluiten
De zonnepanelen zijn nu verbonden met de omvormer, maar ze moeten ook nog aangesloten worden op je eigen elektriciteitsinstallatie. Dat doe je met een XVB-kabel. Aan de kant van de omvormer moet je nog wel even een connector plaatsen. Bovenaan de stekker staat aangeduid welke draad waar moet komen.
Als alle draden zijn aangesloten, kan je de stekker insteken in de omvormer. Schakel eerst de hoofdschakelaar uit. De andere kant kan je dan insteken in je elektriciteitskast. Test nog even met een multimeter of er zeker geen spanning op de kast staat.
Trek de kabel van de omvormer nu door tot aan de automaat. Gebruik altijd een automaat met een hoger ampèrage dan de omvormer. Een omvormer van 16A plaats je dus op een automaat van 20A. De differentieelschakelaar moet van het type A zijn. Is dat niet zo? Dan moet je die vervangen door een van dat type.
Draden aansluiten
Het aansluiten van de draden is gewoon kwestie van het koper te ontbloten en de draden in de automaat te steken. Vergeet de automaat niet goed aan te schroeven, zodat de draden goed vast komen te zitten. Wanneer alles correct is aangesloten, kan je de hoofdschakelaar terug aanzetten. Je kan dit ook laten doen door een elektricien of de verdeler van de zonnepanelen.
Keuring
Voor je de zonnepanelen in gebruik neemt, moet je ze nog laten keuren. Is dat gebeurd? Dan kan je ook de omvormer en de zekering aanzetten. En besparen maar!