Zonne-energie: veelgestelde vragen beantwoord
Wie zonnepanelen plaatst, informeert zich het best zo volledig mogelijk. Hoeveel zonnepanelen moet je plaatsen op jouw dak voor het beste rendement? Wat is de terugverdientijd? Hoe zit dat nu met die subsidies en die terugdraaiende teller? In dit artikel bundelen we de antwoorden op enkele veelgestelde vragen.
1. Hoe maximaliseer je het rendement van zonnepanelen?
Hoe groot is het deel van de energie van het zonlicht dat kan worden omgezet in elektriciteit? Dat is wat het rendement procentueel uitdrukt. Bij zonnepanelen ligt dat grosso modo tussen 15% en 20%, doordat zonlicht uit verschillende kleuren bestaat, en een zonnecel in zo’n paneel niet alle kleuren opvangt. Het rendement van je zonnepanelen kan je berekenen met de volgende formule:
piekvermogen (Wp) / (oppervlakte van een paneel * 1000)
Als je genoeg zonnepanelen hebt om je totale jaarlijkse elektriciteitsverbruik op te wekken, haal je er de meeste opbrengst uit. Daarvoor moet je de volgende factoren in rekening brengen.
Het piekvermogen
Als het over zonnepanelen gaat, zal je vaak de eenheid 'Wp' zien passeren. Dat staat voor wattpiek en wordt gebruikt om het maximale vermogen (of piekvermogen) van zonnepanelen aan te geven en zodoende zonnepanelen met elkaar te vergelijken. Hoeveel elektriciteit er wordt opgewekt, hangt af van de sterkte van het zonlicht, maar ook van de eigenschappen van het paneel.
Een standaardzonnepaneel heeft een Wp van 250 tot 320, een zonnepaneel met een hoog vermogen haalt tot 400 Wp of meer. Dat wordt berekend in optimale condities (met directe instraling van de zon, zonder schaduw en bij een constante temperatuur van 25 °C). Let wel dat het hier niet over een constant vermogen gaat, gezien in realiteit de testcondities zelden optimaal zijn.
De oppervlakte
Een zonnepaneel met een bepaalde oppervlakte en een hoger vermogen zal een hoger rendement halen dan een zonnepaneel met eenzelfde oppervlakte, maar een lager vermogen. Dat is de logica zelve. Dat hangt uiteraard ook samen met de oppervlakte van je dak die je kan vrijmaken voor zonnepanelen. Hoe hoger de Wp, hoe groter de afmetingen van het zonnepaneel. Op een dak met veel obstakels kom je soms beter uit met kleinere panelen om de gewenste opbrengst te behalen.
Jouw jaarlijks stroomverbruik
Het verbruik van je zonnepanelen wordt, net zoals bij het verbruik van netstroom, uitgedrukt in kilowattuur of kWh. Als je zonnepanelen wil plaatsen op een bestaande woning, zal je je eigen energierekening erbij moeten halen om een indicatie te geven van hoeveel stroom je per jaar gebruikt. Daarop kan je je baseren om te bepalen welk vermogen je zonnepanelen idealiter moeten hebben, en hoeveel je er het best laat plaatsen.
Je dak
Uiteraard spelen ook de positionering van de zonnepanelen op je dak en je beschikbare dakoppervlakte (waar geen schaduw op terechtkomt) een rol. Het hoogste rendement zal je halen bij een helling van 30° tot 40°. Bij minder of meer zullen ze minder energie opbrengen. Bij platte daken kan je ze op een frame plaatsen.
Zonnepanelen oriënteer je ook het best op het zuiden voor het hoogste rendement. Dat is interessant wanneer je vaak thuis bent en/of wanneer je een batterij hebt. Een oostelijke en westelijke oriëntatie is dan weer beter voor wie 's ochtends of 's avonds het meeste elektriciteit nodig heeft. Je zal enkel 's middags, wanneer de zon het sterkst schijnt, er minder uit halen.
... of je gevel
Als er niet voldoende ruimte is om zonnepanelen te plaatsen op het dak, bijvoorbeeld door dakkapellen, schoorstenen of andere obstakels, kan de gevel een alternatief bieden. Een verticale gevel op het zuiden kan in de wintermaanden overigens ook efficiënter zonlicht opvangen wanneer de zon lager aan de hemel staat.
Bij gevelconstructies wordt het vaakst gewerkt met dunne filmpanelen of amorf zonnepanelen. Met dergelijke panelen is het rendementsverlies door schaduw of obstakels kleiner dan dat het bij standaardpanelen zou zijn, al halen amorf zonnepanelen over het algemeen wel een lager rendement dan andere soorten zonnepanelen.
2. Hoe bereken je het aantal benodigde zonnepanelen?
Een eerste berekening
Hoeveel zonnepanelen er precies nodig zijn op jouw dak, laat je uiteraard uitrekenen door een erkende installateur. Zit je nog niet in de beslissingsfase of wil je al een eerste indicatie? Dan kan je zelf een eerste schatting maken met de volgende formule:
(jaarlijks stroomverbruik in kWh) / (Wp x 0,85*) van één paneel
*De Wp doe je maal 0,85, omdat in ons klimaat zonnepanelen slechts 85% van hun piekvermogen behalen (1 Wp = 0,85 kWh).
Als je een zonnepaneel hebt van 250 Wp en 1 Wp in België in ideale omstandigheden 0,85 kWh levert, en je jaarlijkse verbruik 3.000 kWh bedraagt, bereken je het dus als volgt:
3.000 / (250 x 0,85) = 14,1
Je zou dus 15 panelen nodig hebben. Welk cijfer je ook uitkomt met het gebruik van de formule, het is het best om naar boven af te ronden, aangezien zonnepanelen na verloop van tijd minder performant worden. Na min of meer 25 jaar verliezen ze 15% van het rendement dat ze hebben bij de installatie. Bij nieuwere panelen is dat verlies echter geringer - tot 0,3% rendementsverlies per jaar.
Let op: deze berekening is slechts een indicatie. Hier wordt nog geen rekening gehouden met de hellingsgraad, de oriëntatie van het dak en de tijdsgebonden daling van het rendement van het paneel. Dat zijn situatiegebonden kenmerken die uiteraard ook hun invloed hebben.
Aantal zonnepanelen op je dak
Wil je zeker zijn dat het vereiste aantal zonnepanelen om je verbruik op te vangen effectief op de beschikbare oppervlakte van je dak kan? Meet dan eerst die oppervlakte op. Of het vereiste aantal zonnepanelen erop past, kan je berekenen met de volgende formule:
aantal zonnepanelen x oppervlakte van het zonnepaneel
De uitkomst moet overeenkomen met, of kleiner zijn dan, je beschikbare oppervlakte.
Stel dat je in de bovenstaande berekening met zonnepanelen van 1,5 m2 werkt op een beschikbare dakoppervlakte van 26 m2, dan wordt dat:
15 panelen x 1,5 m2 = 22,5 m2, passend dus.
Als dat niet past, ga je voor minder panelen met een hoger vermogen, of meer panelen met een kleinere oppervlakte en een lager vermogen per paneel. Als er geen andere oplossing mogelijk is, en je meer zonnepanelen nodig zou hebben dan er op je dak kunnen, dan zal je voor een stuk toch nog wat meer afhankelijk zijn van netstroom. In de formule voor het uitrekenen van het vereiste aantal zonnepanelen kan je dan een fractie van je jaarlijkse verbruik ingeven in plaats van je totale jaarlijkse verbruik.
Stel dat er geen 15 panelen op je dak passen, maar wel 12, dan vul je in hoeveel je van je jaarlijkse verbruik door zonnepanelen wil laten overnemen. Als je in bovenstaand voorbeeld maar twee derden (dus 2.000 kWh) invult bij je verbruik in plaats van 3.000 kWh, kom je er al met 10 panelen. Je zal nog steeds besparen, maar dan niet optimaal.
En voor thermische zonnepanelen?
Voor thermische zonnepanelen moet je kijken naar het warmwaterverbruik en niet naar het elektriciteitsverbruik. De vuistregel stelt dat een persoon gemiddeld 50 liter warm water per dag verbruikt. Een gezin van vier personen heeft dus een voorraadvat van 200 liter nodig. Daarmee kan je het aantal benodigde panelen of collectoren achterhalen.
- Om te berekenen hoeveel m² vlakkeplaatcollectoren nodig zijn, wordt het benodigde volume van het voorraadvat gedeeld door 50/60. Een gezin van vier personen heeft dus zo’n 4 m² vlakkeplaatcollectoren nodig.
- Voor vacuümbuiscollectoren wordt het benodigde voorraadvat gedeeld door 60/75. Een gezin van vier heeft dan bijna 3 à 4 m² vacuümbuiscollectoren nodig.
Lees hier meer over thermische zonnepanelen
3. Wat is de terugverdientijd van zonnepanelen?
Bepalende factoren
De terugverdientijd van zonnepanelen is moeilijk om exact te bepalen. Meestal ligt dat tussen de 10 en 15 jaar voor een standaardinstallatie. Rekening houdend met de levensduur van zonnepanelen voor ze te veel vermogen verliezen (20 tot 25 jaar) en de levensduur van een omvormer (tot 15 jaar), is dat best interessant. De terugverdientijd is verder nog afhankelijk van de volgende zaken:
- de kosten voor de plaatsing van de panelen incl. het btw-tarief (6% voor woningen ouder dan 10 jaar, anders 21%);
- je elektriciteitsverbruik;
- de energieprijzen;
- het rendement van je zonnepanelen: hoe hoger dit is, hoe sneller je terugverdient;
- wanneer je de opgewekte elektriciteit verbruikt.
Zonnepanelen vervangen
Eens je zonnepanelen tegenaan de 25 jaar oud zijn, wordt het misschien tijd om ze te vervangen. Dat is meestal een goed idee, gezien nieuwe panelen door de bank genomen met eenzelfde oppervlakte meer stroom kunnen opwekken dan panelen van 15 jaar terug.
Bij een pv-installatie dat werd geplaatst in 2007, gaat het rendementsverlies van de panelen per jaar hoogstwaarschijnlijk hoger liggen dan een pv-installatie dan in 2018 werd geinstalleerd. Toch is het interessanter om de installatie uit 2007 nog even te laten liggen. Op die installatie krijg je immers nog even groenestroomcertificaten van 450 euro per MWh.
TIP
Ga je enkele panelen vervangen? Dan hoef je de oude panelen niet meteen weg te gooien. Als je nog een stuk dakoppervlak over hebt, kan je de oude panelen daar leggen. Dan heb je toch nog wat extra stroom.
Steun voor zonne-installaties
Er verandert de laatste jaren heel wat in zonnepanelenland. Op datum van dit schrijven (augustus 2024) is de regeling qua subsidiëring en steun voor zonnepanelen als volgt:
Installaties van voor 2021
In Vlaanderen en Wallonië zijn de groenestroomcertificaten afgeschaft sinds 2018. Voor wie er tot dan recht op had, blijven ze wel nog gegarandeerd tot de termijnen (15 tot 20 jaar) verstreken zijn. Als je in Brussel woont, krijg je ze nog voor nieuwe installaties. Het wegvallen van die certificaten is echter niet meteen een nadeel. Tegenwoordig is het immers een stuk goedkoper om zonnepanelen te laten plaatsen dan toen de certificaten werden ingevoerd, en zullen nieuwe installaties beter presteren.
Installaties vanaf 2021
Verbouwlening
Wie de energieprestatie van zijn woning wil verbeteren, kan hiervoor in Vlaanderen een verbouwlening aanvragen van minimaal € 1.250 en maximaal € 60.000. De plaatsing van fotovoltaïsche zonnepanelen valt hier uiteraard ook onder, op voorwaarde dat je woning voor 1 januari 2014 op het distributienet werd aangesloten, de omgevingsvergunning meer dan 5 jaar geleden verleend is en de woning voldoet aan de EPB-eisen. De werken horen ook door een erkende installateur te gebeuren.
Retroactieve investeringspremie
De Vlaamse Regering besliste op 9 juli 2021 dat eigenaars van zonnepanelen die hun investering nog onvoldoende konden terugverdienen een retroactieve investeringspremie krijgen. Deze geldt voor particulieren die een installatie hebben die kleiner of gelijk is aan 10 kVA en een digitale meter hebben.
Wie de premie aanvraagt, moet op 14 januari 2021 nog een terugdraaiende teller gehad hebben. Wie nog geen digitale meter heeft, wacht met de aanvraag tot die er wel is. De aanvraag moet uiterlijk zes maanden na plaatsing van de digitale meter (uiterlijk op 31 december 2025) ingediend worden.
Voor eigenaars van warmtepompen als hoofdverwarming in combinatie met zonnepanelen wordt daarbovenop nog een bijkomende premie voorzien.
EPC-labelpremie
Sinds 2021 kan je een EPC-labelpremie krijgen voor ingrijpende energetische renovaties – dit voor woningen met een E- of F-label en op voorwaarde dat de werken binnen de 5 jaar worden uitgevoerd én je achteraf het beoogde nieuwe label hebt behaald.
GESCHRAPT: éénmalige investeringspremie
Tot voor kort ontving je in Vlaanderen een eenmalige investeringspremie van je netbeheerder als je zonnepanelen laat plaatsen. Die premie werd echter vroegtijdig geschrapt sinds 1 januari 2024 wegens de dalende prijzen van zonnepanelen.
GESCHRAPT: verlaagd btw-tarief voor woningen jonger dan 10 jaar
Ook het verlaagde btw-tarief op zonnepanelen en zonneboilers is sinds 2024 geschrapt voor woningen jonger dan 10 jaar. Als je vanaf 2024 een zonneboiler of zonnepanelen wil laten plaatsen, betaal je opnieuw 21% btw in plaats van 6%. Voor woningen ouder dan 10 jaar blijft de btw-verlaging wel gelden.
4. De digitale teller: nadelig voor zonnepanelen?
Hoeveel elektriciteit je afneemt van het net en hoeveel je zelf weer afgeeft, wordt bijgehouden door de elektriciteitsmeter. Die is bij gebruik van zonnepanelen onder te verdelen in een terugdraaiende teller en de recent bijgekomen digitale meter. We schetsen even kort de principes.
Terugdraaiende teller
Een terugdraaiende teller zal bij overtollige productie – zoals de naam al zegt – teruglopen. Als je verbruik op 500 kWh uitkomt en je zonnepanelen 200 kWh produceren, dan gaat je meter terugdraaien naar 300 kWh. Via saldering worden de verbruikte en teruggegeven stroom met elkaar verrekend. De stroom die je levert aan het net, wordt verrekend op je energiefactuur.
PROSUMENTENTARIEF
Wie een terugdraaiende teller heeft, betaalt een prosumententarief. Dit houdt in dat als je meer stroom opwekt dan verbruikt, en die stroom weer aan het net doorgeeft, je een vergoeding moet betalen voor gebruik van het net.
Digitale teller
Terugdraaiende tellers zijn op hun retour en zullen op termijn allemaal vervangen worden door digitale meters. Deze hebben twee aparte tellers voor de productie en het verbruik van de stroom. Deze digitale meters draaien niet terug. Voor pv-installaties die vanaf 2021 worden geplaatst, worden de netkosten en energietaksen gebaseerd op de werkelijke stroomafname van het net.
Allemaal digitaal
Het is de bedoeling dat alle terugdraaiende tellers op termijn worden vervangen door digitale tellers. Tot voor kort werd daarbij gecommuniceerd dat je als eigenaar van zonnepanelen die voor 2021 werden geplaatst met digitale teller, nog 15 jaar kan gebruikmaken van de compensatieregeling met prosumententarief van een terugdraaiende meter. Die overgangsregeling werd in 2021 opgeschort.
Op 1 maart 2021 besliste het Grondwettelijk Hof namelijk dat het principe van de terugdraaiende teller overal plaats moet ruimen voor een digitale teller. Concreet betekent deze wijziging dat je de energie die jouw zonnepanelen in het net injecteren, niet langer ongecompenseerd op een ander moment kunt benutten. Er is daarentegen een prosumententaks ingevoerd, die je dus betaalt als je de energie weer van het net neemt.
Het uitgangspunt van deze beslissing is om mensen bewuster te laten omgaan met hun elektriciteit en zoveel mogelijk van de opgewekte energie zelf te gebruiken zonder het net te belasten. Echter komt het er wel op neer dat je met het nieuwe systeem minder snel inkomsten hebt dan het oude, en je doorgaans je investering in je installatie veel trager terugverdient. Dat creëerde heel wat wrevel, zeker bij wie recent een nieuwe installatie liet plaatsen.
Voor wie nog een klassieke teller heeft
Voor wie nog een analoge, terugdraaiende teller heeft, verandert er voorlopig niets. De overgang naar een nieuwe regeling gaat per installatie mee met de vervanging van de oude teller door een digitale teller – voor 80% van de Vlamingen tegen eind 2024, voor iedereen tegen midden 2029.
Eigenaars van zonnepanelen met een digitale teller die nog onder het oude systeem van de terugdraaiende teller vielen (omdat de panelen vóór 2021 werden geplaatst), vallen sinds 1 maart 2021 onder de nieuwe regeling.
Wat met de stroomoverschotten?
Om iets terug te krijgen voor de overtollige stroom die je op het net zet, moet je volgens de nieuwe regeling een terugleveringscontract afsluiten met je stroomleverancier, naast het contract voor de stroom die je zelf afneemt van het net. Hetgeen je dan terugkrijgt is het injectietarief of de terugleververgoeding. Hoeveel die vergoeding bedraagt, wordt bepaald door je energieleverancier. Het bedrag dat je krijgt, is echter sowieso lager dan wat je betaalt om elektriciteit van het net te halen.
Als je over een digitale meter beschikt, kan je die stroomoverschotten ook verkopen aan andere afnemers met een digitale meter (denk aan buren, vrienden of familie). In dat geval kan je een vergoeding vragen aan die afnemers, waarvan het het bedrag onderling bepaalt. Dit doe je echter ook niet zomaar, er moet een energiedeelgroep geregistreerd worden bij de netbeheerder. Die zal ook de verrekening van de meterdata regelen.
Wallonië en Brussel
In Wallonië blijft het systeem van de terugdraaiende teller nog tot 2030 standhouden voor iedereen die zonnepanelen heeft geïnstalleerd vóór 2024. De afbouw zal met andere woorden trager gebeuren dan in Vlaanderen. In Brussel hebben alle eigenaars van zonnepanelen sowieso een digitale meter en is er een regeling waarbij de teller virtueel terugdraait. In de toekomst zal dit ook geregeld worden zoals in Vlaanderen.
Valt het prosumententarief weg?
Voor Vlaamse installaties met een digitale teller die vanaf 2021 worden geplaatst, is er sowieso geen prosumententarief meer, maar worden de netkosten en energietaksen gebaseerd op de werkelijke stroomafname van het net.
Bij installaties met terugdraaiende teller valt het prosumententarief weg van zodra de nieuwe digitale meter is geïnstalleerd. Tot eind 2020 kon je bij een nieuwe installatie met digitale teller nog kiezen voor het systeem van de terugdraaiende teller met prosumententarief, of het nieuwe systeem met reële netvergoeding. Sinds 1 maart 2021 bestaat die keuze niet meer en valt iedereen die een digitale teller heeft hangen automatisch onder het systeem met digitale teller en reële netvergoeding.
In Brussel is er geen prosumententarief, maar betaal je voor je afname van het net. In Wallonië is het prosumententarief sinds begin 2020 ingevoerd.
Wat met het capaciteitstarief?
In Vlaanderen is sinds 2023 het capaciteitstarief ingevoerd. Dat is een nieuwe manier waarmee de netkosten op je elektriciteitsfactuur wordt berekend. In die nieuwe berekening wordt voor de netkosten geen rekening meer gehouden met dag- en nachttarieven. Via deze maatregel wil de Vlaamse regering mensen aanmoedigen om hun verbruik efficiënter te spreiden en overbelasting van het net te vermijden.
Kort gezegd wordt er met de invoering van het capaciteitstarief een stuk van de factuur aangerekend op het gemiddelde van 12 maandpieken. Die maandpiek is het kwartier in de maand waarop het meeste elektriciteit wordt verbruikt.
De berekening wordt anders gedaan voor mensen met een digitale teller dan voor mensen met een analoge teller. Die laatste groep betaalt nog steeds een prosumententarief. Weliswaar zal het bedrag daarvan lager liggen dan voorheen, gezien een deel van die kosten overgeheveld worden naar het capaciteitstarief. Lees hier meer over de berekening van het capaciteitstarief.
Belangrijk om te weten: met de stroompiek van zonnepanelen wordt bij de berekening van het capaciteitstarief geen rekening gehouden. Het capaciteitstarief wordt enkel berekend op basis van de stroom die je van het net afneemt. Wie zonnepanelen heeft en zijn verbruik om een zonnige dag bewust wat opdrijft, hoeft zich geen zorgen te maken over een hogere consumptiepiek.
Meestal zullen je panelen op dergelijke dagen immers meer opleveren dan dat je à la minute kan verbruiken. Als alle stroom die je verbruikt op zo'n dag van de zonnepanelen afkomstig is, zal je meer dan waarschijnlijk enkel extra stroom op het net zetten (indien je geen batterij hebt) zonder zelf netstroom te gebruiken. Je hoeft dus niet te vrezen voor een hogere maandpiek.