HOE EEN BETONNEN TERRAS PLAATSEN
Een betonnen terras is dan wel duurzaam, het leggen ervan is wel een intensiever werkje. We overlopen hoe je dat kan aanpakken.
OPBOUW
Bij een betonnen terras is het niet anders dan bij een houten terras: je begint met de maten uit te zetten en het perceel te markeren. Ook hier graaf je een 20 à 30 cm diep uit. Een betonnen terras is doorgaans als volgt opgebouwd:
- een eventuele onderfundering uit betonpuin of steenslag;
- een funderingslaag van minimaal 15 cm stabilisé – dit zand/cementmengsel zorgt voor een goede stabiliteit en drainage;
- een eventuele straatlaag om de klinkers of tegels in te plaatsen;
- de terrasbekleding zelf.
Een onderfundering is normaliter enkel nodig wanneer er een zware belasting is. Dat wordt dan ook meer toegepast bij opritten dan bij terrassen.
AFBOORDING
Bij een betonnen terras is een afboording belangrijk om te voorkomen dat tegels of klinkers op termijn wegzakken of verschuiven. Je kan boordstenen plaatsen door ze in de stabilisélaag in te werken. Je kan ze boven de klinkers laten uitkomen, maar ze mogen net zo goed lager geplaatst worden voor een ander effect.
Giet je je afboording in beton in plaats van stenen te plaatsen? Dan doe je dat wanneer de terrasbekleding geplaatst is. Voor het gieten plaats je eerst een bekisting. Bevochtig de geul eerst voor je het beton erin giet – zo wordt het water in het betonmengsel niet meteen opgenomen in de grond. Vul dan de geul gedeeltelijk en breng wapening aan. Giet dan de bekisting vol, laat 24 uur uitharden en verwijder de bekisting.
FUNDERING
Eens de afboording geplaatst is, kan je beginnen met het stabilisé te verdelen en aan te dammen of te trillen. Houd er rekening mee dat je de stabilisé beter niet in één keer aanbrengt, maar in een paar kleinere lagen verdeelt, die je dus ook telkens afzonderlijk aantrilt of aandamt. Tussen de verschillende lagen kun je eventueel ook nog wapeningsnetten plaatsen die je een beetje met elkaar laat overlappen.
EEN TERRAS OP EEN BETONFUNDERING?
Hoewel stabilisé het meest gangbare materiaal is om te gebruiken voor je fundering, kun je in principe ook beton gebruiken. Dat is echter af te raden, tenzij bij een zeer instabiele ondergrond of een oprit die zwaar belast zal worden, want beton is minder waterdoorlatend en kan door zijn krimp problemen geven bij vriesweer. Indien je dus toch beton moet gebruiken, zorg dan voor een droge en zo drainerend mogelijke variant (met weinig zand) en voorzie een goede afwatering zodat het water niet op de oprit blijft staan. Op beton moet je hoe dan ook steeds een straatlaag aanbrengen!
STRAATLAAG
Je klinkers of tegels leg je bijna nooit rechtstreeks op de aangetrilde fundering, maar op een extra straatlaagje stabilisé van enkele centimeters dik. Deze laag moet de laatste oneffenheden opvangen en wordt niet aangetrild, maar afgereid tot het vlak overal de correcte hellingsgraad heeft en de stenen in een rechte lijn geplaatst kunnen worden. Om te weten hoe veel je de straatlaag moet afreien, plaats je ter referentie een tegel of klinker in de stabilisé, tegen de rand of afboording van je perceel. Druk hem goed aan, tot hij op de goede hoogte komt en waterpas ligt.
KLINKER- OF TEGELTERRAS
Klinkers en tegels mogen meteen op de niet-aangetrilde straatlaag geplaatst worden. Wacht zeker niet tot de stabilisélaag droog is. Je kan ze ook verlijmen.
Houd tussen de stenen ook telkens een voegbreedte van ongeveer 1 cm aan, afgebakend door middel van afstandslatjes. Die gebruik je bij de eerste rij voor elke steen die je legt. Deze rij gebruik je dan als richtlijn voor de volgende rijen. Telkens je een nieuwe rij begint, plaats je eerst de eerste en laatste steen of tegel (hetzij rechtstreeks op de stabilisé, hetzij op een lijmmortel). Door langs die twee stenen een koordje te spannen, kun je gemakkelijk alle tegels in de rij op een rechte lijn krijgen.
Waar nodig snijd je de klinkers of tegels op maat met een slijpmachine, een stenenknipper of tegelzaag
VOEGEN
De naden tussen de klinkers of tegels moeten nog opgevuld worden om een vast geheel te krijgen. Dat gebeurt traditioneel met zand, lopend voegcement of droog voegcement. Kies een geschikt voegmiddel voor je voegbreedte en vloerbedekking.
- zand: voor kleine voegen gebruik je fijn wit zand of split; voegen groter dan 30 mm doe je met polymeerzand. Verdeel het zand met een trekker, dam of tril het aan en vul bij of haal weg waar nodig, spoel tenslotte af;
- lopend voegcement: maak het terras nat en verdeel het cement met een trekker over de voegen, borstel af, laat drogen en spoel af met water;
- droog voegcement: gebruik je op nagenoeg dezelfde manier als zand, maar in plaats van aan te trillen druk je het cement aan met een voeger, daarna breng je een tweede laag aan die je laat uitdrogen en waar je nog eens diagonaal over borstelt.
Kies best ook voor een drainerende voegmortel. Er zijn ondertussen verschillende varianten die onkruid en kruipend ongedierte tegenhoudt en/of flexibel is en zo uitzetten en krimpen beter opvangt.