HOE IS EEN VLOER OPGEBOUWD?
Wanneer je een vloer legt, is het belangrijk om te weten wat eronder ligt. In verbouwingen kom je het in bijgebouwen wel nog eens tegen, maar de tijd dat we vloertegels rechtstreeks in het zand of in de zavel legden ligt al een tijdje achter ons. Tegenwoordig bestaat een vloeropbouw uit heel wat verschillende lagen, we overlopen de verschillende lagen.
VLOEROPBOUW
1. Funderingen
Funderingen zijn op het eerste gezicht mischien niet helemaal een onderdeel van de vloeropbouw. Ze worden echter vaak samen met de vloerplaat gegoten. Het meest voorkomende type funderingen zijn strookfunderingen. Hiervoor graaf je sleuven van ongeveer 1 m diep. Als de sleuven zijn gegraven, stort je een bodem van 7 cm aan steenslag of betonpuin. Daarop komen in de wapeningskorven terecht. De korven moeten stabiel staan en mogen niet in de ondergrond zakken als er veel druk op komt te staan. Tussen de funderingen worden eventueel ook rioleringsbuizen gelegd. De sleuven die hiervoor gemaakt zijn, worden opgevuld met aarde of steenslag.
MEER WETEN:
> Hoe funderingen leggen
2. Vloerplaat
De vloerplaat vormt de stevige basislaag van een woning. Het is een betonplaat van een goeie tien centimeter dik, met daarin ijzeren wapeningsnetten ter versteviging. In de praktijk komt eerst nog een vochtfolie die opstijgend vocht zal tegenhouden, zo gaan de wapeningsnetten niet corroderen.
Als alle voorbereidingen gebeurd zijn, wordt het beton gestort voor zowel de funderingen als de betonnen vloerplaat. Nadat het beton is gestort, wordt het aangetrild zodat de luchtbellen eruit zijn. Dat verdicht het beton en maakt het dus sterker. De gladgestreken plaat kan vervolgens beginnen drogen. Beton verkrijgt zijn druksterkte na 28 dagen.
Bij een renovatie zorg je ervoor dat het beton niet tegen de oude fundering aan ligt, maar zwevend wordt gelegd. Daarom voorzie je aan de randen wat randisolatie. Een gegoten betonplaat heeft tot 30 dagen nodig om te drogen.
MEER WETEN:
> Hoe een betonplaat gieten
3. Nutsleidingen
Op de betonplaat komen meestal eerst de leidingen voor de aan- en afvoer van water, elektriciteit en andere kabels. Begin daarbij altijd met de afvoer van het water, deze leidingen zijn immers groot en niet flexibel. Ze moeten ook een bepaalde hellingsgraad hebben om een vlotte afstroming te garanderen. Elektriciteitskabels hou je voor het laatst, omdat je die nog gemakkelijk overal over kan plaatsen.
MEER WETEN:
> Hoe je sanitair leggen: aanvoer en afvoer
> Hoe zelf elektriciteit plaatsen
4. Vloerisolatie
De vloerisolatie voegt nog 10 à 15 cm toe. Isoleren kan met drukvaste, stevige isolatieplaten, purschuim of een isolerende chape/ EPS- of XPS-platen zijn drukvast en kunnen veel gewicht aan. Je moet wel nog een uitvullaag gieten om de leidingen te bedekken. Na die laag plaats je de isolatieplaten. Alle kleine hoekjes vul je op.
Bij gespoten PUR is een uitvulchape niet nodig. Pur spuiten vult immers de ruimte rond de leidingen vanzelf uit. Het voordeel van gespoten pur is dat je vloeropbouw dunner is. Er is ook minder kans op koudebruggen. De isolatie wordt nog vlak geschuurd, zodat er een goede basis is voor de chapelaag.
Bij een isolerende chape is isolatie onder de chapelaag geen vereiste. Doordat het isolatiemateriaal in de chape zelf zit verwerkt, is het interessant voor renovatieprojecten waarbij een dunne vloeropbouw gewenst is. De combinatie van een traditionele chape met isolatieplaten zal over het algemeen wel beter isoleren.
MEER WETEN:
> Hoe je vloer isoleren
5. Vloerverwarming
Heb je vloerverwarming gekozen, dan plaats je die uiteraard bovenop de isolatielaag. Er zijn ruwweg twee methodes. Het vaakst komt de zogenaamde natte methode voor, daarmee wordt bedoeld dat de buizen op de isolatielaag worden gelegd. Daarbij plaats je eerst een roosterfolie en daarop maak je dan de verwarmingsbuizen in slakkenhuispatroon vast. De chape wordt rechtstreeks op de buizen gegoten.
Bij een droog systeem daarentegen ligt de vloerverwarming verzonken in de isolatieplaten. Daarvoor is dan in de platen zelf reeds een uitsparing gemaakt. Bovenop die constructie komt dan een metalen plaat die de warmteverdeling bewerkstelligt. Daarop komt de chapelaag terecht.
MEER WETEN:
> Hoe vloerverwarming plaatsen
6. Chape
Heb je de isolatie en eventuele vloerverwarming geplaatst, dan kan je beginnen met de dekvloer. Chape is een mengsel van zand en cement. Daarin wordt nog een wapening gelegd, bestaande uit netten of vezels met dezelfde eigenschappen als zo’n net – namelijk het voorkomen van scheuren in de vloer.
In deze fase houd je rekening met de dikte van de afwerking. Bij de dorpels moet er nog genoeg plaats over zijn voor de vloerafwerking. Zorg dus dat je weet wat je wil leggen voor de chape wordt geplaatst.
MEER WETEN:
> Hoe chape leggen
RENOVEREN: EGALISEREN
7. WAAROM Egaliseren?
7. Voor vloerafwerkingen heb je een vlakke ondergrond nodig. Bij een nieuwe chape is dat geen probleem. Bij renovaties, waar je waarschijnlijk eerst moet uitbreken, is dat lang niet altijd zo. Er mogen geen oneffenheden van meer dan 3 mm zijn. Is dat wel zo? Dan moet de vloer eerst geëgaliseerd worden. Dat kan met egalisatiemortels. De maximale dikte van de egalisatielaag variëert, afhankelijk van de mortelsamenstelling, van 0,5 mm tot 30 mm. Merk je dat er putten in de ondervloer voorkomen die een grotere diepte hebben, dan moeten die eerst worden uitgevlakt. Dat kan bijvoorbeeld met een chapemix.
MEER WETEN:
> Hoe je vloer egaliseren
8. VLOERAFWERKING
8. Ligt je dekvloer er, dan kan je een vloerafwerking naar keuze plaatsen. Daarvoor zijn er heel wat keuzemogelijkheden, van natuurlijke producten als hout of natuursteen tot laminaat of LVT.
Je mag normaal gezien slechts beginnen met vloeren als de chape volledig is uitgehard en als de vloerverwarming is opgestart, als je die hebt natuurlijk.
MEER WETEN:
> Hoe je vloer afwerken