Aandachtspunten bij de plaatsing en opstart
Plaatsing
De installatie van een VRV- of VRF-systeem begint met de plaatsing van de binnenunits. Deze moeten gedimensioneerd zijn in functie van de ruimte en de intensiteit van gebruik. Het vermogen schommelt gemiddeld tussen 1,5 en 12,5 kW. De verbinding met de leidingen van het koeltechnisch circuit gebeurt veelal aan de hand van braseren. Waak erover dat dit volgens de regels van de kunst gebeurt. De aanwezigheid van stikstof zal bijvoorbeeld verhinderen dat er oxidatie optreedt. Zorg er verder voor dat er in de koperen leidingen geen vocht en vuil binnendringt op de werf. Gezien dit meestal een stofrijke omgeving betreft, is dat een aandachtspunt. Bij het ophangen volgt u de aanwijzingen van de constructeur het beste nauwgezet op. Zo mag er niet te veel spanning op staan, zodat er nog ruimte is voor expansie of krimp van de leidingen. Het buitentoestel moet over voldoende elektrisch vermogen beschikken en vraagt daarom om een driefasige aansluiting. Hij staat bij voorkeur niet ingesloten (lucht afgeven) en op een voldoende hoge sokkel. Op die manier kan het condenswater snel geëvacueerd worden. Mocht dit aanvriezen, kan ijsophoping op de bodem van de sokkel immers tot lekken leiden.
Inregeling en opstart
Nadat alle elementen geïnstalleerd zijn, wordt het systeem onder druk gezet (35 à 40 bar). Dit moment dient om te controleren op lekken in het koeltechnisch circuit. Als er binnen de 24 uur geen drukverlies optreedt, dan kan men gerust zijn en overgaan tot het vacumeren voor een bepaalde periode. Met de lucht die uit het systeem gaat zullen ook vochtigheid en onzuiverheden verdwijnen. Ten slotte kan het koelmiddel toegevoegd worden. Dit gebeurt altijd in vloeistoffase omdat lucht een ander kookpunt heeft. Enkel bij R32 gebeurt dat in een mengsel van gas en vloeistof om een hogere efficiëntie te bereiken. De hoeveelheid zal afhangen van de omvang van het VRV- of VRF-systeem. Dit kan overigens geautomatiseerd gebeuren. Het systeem rekent dan zelf uit wat er nodig is in functie van de druk en de binnen- en buitentemperatuur. De as-built plannen kunnen namelijk nog wat verschillen van de praktijk. Een automatische berekening geeft dan extra zekerheid over de juiste hoeveelheid. Hoe correcter, hoe beter de koel- en verwarmingscapaciteit en hoe hoger de efficiëntie. De eigenlijke opstart gebeurt veelal samen met de constructeur, waarbij gecontroleerd wordt of alle toestellen op de juiste manier communiceren en met elkaar en er vlot geschakeld kan worden tussen koelen en verwarmen. Op die manier is de eindklant verzekerd van een goed werkend systeem.
