Waarop moet je letten voor je met pleisteren van start gaat?
De kwaliteit van je pleisterwerk hangt af van tal van factoren. Kies het juiste gereedschap om te pleisteren en gebruik de juiste tape. Vergeet ook geen geschikte accessoires zoals pleisterprofielen. Omdat de kwaliteit van de ondergrond bepalend is voor het eindresultaat, is het absoluut aangewezen om zelf een aantal controles uit te voeren voor je aan de slag gaat. Hoe zit het met de geometrie? Is er voorbehandeling nodig? Deze checklist vormt daarbij een handige leidraad. Zo zie je niets over het hoofd en kan je de kwaliteit van je werk garanderen.
Check de geometrie van de ondergrond
Bij het controleren van de geometrische eigenschappen van de ondergrond zijn er twee tolerantieklassen mogelijk: normaal (de standaardklasse) of speciaal. Normaal geldt voor een gladgemaakte bepleistering met maximaal vier onregelmatigheden per 4 m2 en twee golvingen per lengte 2 meter. Speciaal geldt voor een gladgemaakte bepleistering met maximaal twee onregelmatigheden per 4 m2 en twee golvingen per lengte van 2 m.
Indien de ontwerper in het lastenboek geen tolerantieklasse vermeldt of de opdrachtgever geen specifieke klasse vraagt, geldt de normale klasse. Wordt de bepleistering betegeld, dan moet je weten wat de gewenste klasse van de te betegelen bepleistering is.
Afhankelijk van de tolerantieklasse gelden er bij ondergronden soms andere toelaatbare geometrische afwijkingen. De volgende tabel geeft een volledig overzicht.
(2) Toelaatbare afwijkingen, nog te combineren met de toleranties op de metselstenen
(3) Tolerantieklasse 2 (streng), te vermelden in het bijzondere bestek
(5) ± 5 mm voor wanden uit gipsblokken
(6) ± 1 mm voor wanden uit gipsblokken en voor het pleister dat erop aangebracht is
(7) Bij gebrek aan normatieve criteria, is het aan te raden om de toegelaten afwijking voor betonconstructies te hanteren
De besprenkelingsproef
De besprenkelingsproef is een methode om de waterabsorptie van de ondergrond te beoordelen. Sprenkel daarvoor op meerdere plaatsen met een borstel water op de ondergrond en kijk wat er gebeurt. Onderstaande tabel geeft weer wat je moet doen bij welk resultaat.
(2) De voorbehandeling moet uitgevoerd worden volgens de richtlijnen van de fabrikant van het voorbehandelingsproduct
Check de voorbereidende werken
Soms kunnen elementen in de ruimte de pleisterwerken hinderen. Al deze elementen moeten gedemonteerd worden. Als stukadoor is het niet jouw taak om die zelf te demonteren. Controleer ook of alle ruimtes winddicht zijn. Indien er nog geen schrijnwerk is geplaatst, moeten de gevelopeningen voorlopig afgedicht worden zodat het pleisterwerk correct kan drogen. Deze afdichting hoort niet tot de taken van een stukadoor en het moet dus doorgegeven worden aan de opdrachtgever dat dit moet gebeuren.
Indien er op de werf al schrijnwerk geplaatst is, dan moet je het nodige doen om te vermijden dat dit tijdens de pleisterwerken beschadigd of vuil kan worden. Wanneer er wachtbuizen zijn, moeten deze afgestopt worden. Maar ook dat is niet de taak van de stukadoor.
(2) Indien er zich binnen dezelfde ruimte betonnen constructies bevinden, zullen deze van invloed zijn op de termijnen, aangezien de aannemer de werken niet in verschillende fases uitvoert
(3) De genoemde termijnen kunnen verlengd worden in geval van hoge en/of zwaar belaste gebouwen, ongunstige
drogingsomstandigheden (hoge relatieve vochtigheid, lage temperatuur) of zelfs waterinfiltratie
Controleer of de ondergrond geen vochtproblemen, scheuren, barsten of andere fysische gebreken vertoont. Merk je daar problemen op, meld dit dan aan de opdrachtgever, zodat er voor een oplossing kan worden gezorgd. Daarnaast mag de ondergrond niet vuil of vettig zijn.
Afhankelijk van de situatie moet je als stukadoor soms verschillende soorten bijkomende, te bepleisteren ondergronden aanbrengen. Denk maar aan te bepleisteren gipskartonplaten en metalen of keramische netten. Uiteraard hangt de plaatsing af van het type ondergrond van de ruwbouw.
Bij fabriekspleisters moet voor aanvang een voorbehandelingsproduct aangebracht worden
Het is ook van belang na te gaan of alle leidingen correct zijn ingewerkt. Leidingen die door muren lopen, plaats je bij voorkeur in kokers die minimaal 5 mm uitsteken ten opzichte van de toekomstig afgewerkte bepleistering. Leidingen in de ondergrond met een kleine diameter werk je vooraf in met een mortel die compatibel is met de pleister die je gebruikt. Als de ondergrond, zoals beton of metselwerk, wordt afgewerkt met een dun- of vliespleister, moet die vlak genoeg zijn. Het kan dan ook nodig zijn om voor de pleisterwerken eventuele holtes, groeven, gebreken of open voegen op te vullen met gepaste vulmaterialen.
Indien vooraf geweten is dat bepaalde wanden of wanddelen met scheerlicht belicht zullen worden, moet de opdrachtgever dit melden en deze belichting simuleren. Zo kan jij daar, als stukadoor, tijdens de uitvoering rekening mee houden. Gebruik je fabriekspleisters, dan moet je op de ondergrond – afhankelijk van de eigenschappen van de ondergrond – eerst een voorbehandelingsproduct aanbrengen. Elke fabrikant voorziet hiervoor een eigen product.
Check de aansluitingsdetails
Bij het ontwerp van binnenbepleisteringen zijn er drie belangrijke aandachtspunten: scheurvorming, vochtschermen en de continuïteit van prestaties volgens de voorschriften van de opdrachtgever. Bedenk dus eerst hoe je die zal aanpakken, voordat je begint te pleisteren.
Een korte checklist geeft de belangrijkste zaken die gecheckt moeten worden weer:
- Beperk je bij aansluitingsdetail het risico op scheurvorming?
- Vermijd je bij elk aansluitingsdetail overbrugging van vochtschermen?
- Garandeer je bij elk aansluitingsdetail de luchtdichtheid en thermische isolatie?
- Garandeer je alle andere prestaties die de opdrachtgever vraagt?
Wil je meer checklists bekijken om de kwaliteit van pleisterwerk te stimuleren?
Bron: 'Buildwise Checklist: Wat controleer je het best vóór je een binnenmuur bepleistert?'
