“MEER DIVERSITEIT IN DE TUIN LOST VEEL PROBLEMEN OP"
FREDERIK HOUSSIN (LET IT GROW) OVER ECOLOGISCH TUINIEREN
De tuin is een stuk natuur, en de natuur onderhoudt zichzelf. De mens is er om een oogje in het zeil te houden en de natuur hier en daar een handje te helpen. Dat is, in een notendop, de visie van tuinaannemer Frederik Houssin. “Mensen zoeken vaak naar oplossingen voor problemen, terwijl die oplossingen in de natuur voor het oprapen liggen. In plaats van alles steeds ingewikkelder te maken, moeten we eens meer durven los te laten. Hoe meer diversiteit in de tuin, hoe beter die tuin zichzelf zal reguleren."
Ecologische visie
Frederik Houssin is nu zo'n tien jaar actief in tuinaanleg, en evolueerde in die periode van klassieke, gecontroleerde tuinen naar 'natuur- en diversiteitstuinen.' “Als je een tijdje bezig bent met tuinen, dan zie je vroeg of laat op welke vlakken het fout loopt. Je informeert je daar meer en meer over, en zo kom je terecht bij ecologische tuinen. Die zijn gebaseerd op de natuur, die zichzelf in evenwicht houdt. Op die manier moet je veel minder controleren en bijsturen, en hou je meer tijd over voor de aanleg van mooie tuinen. Ecologisch betekent ook: geen sproeistoffen. Er bestaan wel biologische sproeistoffen, maar ook die gebruik ik niet. Ik heb liever dat de natuur zelf haar evenwicht vindt, want alles hangt uiteindelijk toch vast aan elkaar. Toen ik werkte in een industriezone waar ecologisch beheer wordt toegepast, had een buur last van beestjes op zijn beukenhaag. Hij heeft dan lieveheersbeestjes losgelaten aan zijn kant, en hij vroeg of hij er aan mijn kant ook moest loslaten. Die hagen staan tegen elkaar, wat is het punt dan? Als je zorgt dat je genoeg diversiteit hebt, dan komen die lieveheersbeestjes vanzelf wel, en ze kruipen zelf wel naar de andere kant. Gericht bestrijden is geen problemen oplossen, maar symptomen oplossen, en tijdelijk, want je moet het elk jaar opnieuw doen."
“Ik ben een groot voorstander van diversiteit: als je veel verschillende soorten plant,
zal er altijd wel een soort zijn die het goed doet”
Wat zijn de grootste problemen vandaag?
“Monoculturen vormen volgens mij het grootste probleem. Als je veel van hetzelfde plant, dan krijg je verzwakte planten en een grotere vatbaarheid voor plagen. De buxus is een mooi voorbeeld. Jarenlang hebben we alle tuinen vol gezet met buxus, plots verschijnt er een beestje dat graag buxus eet, en vervolgens krijg je massale sterfte. Die sterfte was minder massaal geweest als we in eerste instantie niet zoveel van hetzelfde hadden aangeplant. Ik vind monoculturen ook heel kunstmatig. Je bodem wordt klaargemaakt voor één plant, je geeft meststoffen voor één plant … Het is niet natuurlijk. Tuinen zijn er voor de mens, maar je mag nooit vergeten dat tuinen ook natuur zijn."
Hoe begin je aan zo'n ecologische tuin?
“Ik ga altijd uit van wat er al is. Hoe ziet de bestaande situatie eruit, kan ik bepaalde planten behouden? Je kunt altijd rond een mooie boom of struik werken. In tweede instantie kijk ik naar de bodem. In welke staat is hij? Moet ik hem verrijken, met meststoffen of compost? Ik ben daar geen voorstander van; ik zal dan eerder kijken wat er op die specifieke bodem goed zal kunnen groeien. Natuurlijk moet je altijd iets ruimer denken, anders ben je erg beperkt qua soorten. Dan eindig je gewoon bij inheemse planten, en dat vind ik ook te beperkt. Je mag gerust bijsturen als je een voorkeur hebt voor bepaalde planten, maar als je te veel begint bij te sturen en bijvoorbeeld speciale grond moet aanvoeren, dan vind ik dat veel te veel moeite voor wat je terugkrijgt. Fundamenteel ben ik nogal lui (lacht). Maar ik vind ook dat je jezelf in dat geval buiten de natuur plaatst. Een zuiderse tuin kan hier heel mooi zijn, maar je moet enorm veel moeite doen om dat naar hier te brengen en dat in stand te houden. Er mag gerust eens een olijfboom staan, maar ik zal niet heel de tuin op die manier aanplanten. Als dat ertussen past, dan mag dat zeker."
Werkwijze
Bloemenweides
“Natuurlijk heb ik ook mijn eigen voorkeuren. Ik leg graag bloemenweides aan, maar daarvoor moet je eerst je grond verarmen, anders nemen grassen het voortouw en krijgen de bloemen geen kans. Dat is moeilijk, en het is nog moeilijker om de mensen daarin mee te krijgen, want dat duurt heel lang. Wat moet je doen? Je zaait je mengsel in en na het maaien neem je steeds het loof weg. Je kunt natuurlijk ook de te rijke grond afgraven en arme grond aanvoeren, maar dat vind ik dan weer te intensief. Men onderscheidt vijf fases, van rijk naar arm, en het duurt vijf jaar om van de ene fase naar de volgende te gaan. De meeste bodems in Vlaanderen zitten in fase vier of vijf, dus dan heb je al tien jaar nodig voor je een ideale bodem hebt voor blijvende bloemenweides. Dat ligt aan de landbouw: zo goed als overal is onze grond overbemest. Ik denk dat er nog genoeg voeding in de grond zit voor de komende dertig jaar. Let op, het is nodig, hè? Anders is er geen eten. Maar aan tuinen die worden aangelegd op voormalige akkers, is er veel verarmingswerk. Zelf zaai ik meestal eenjarige bloemenweides. Meerjarige zijn gedoemd om te mislukken op onze veel te rijke bodems. De mensen mogen dat vragen, maar ze moeten er zich dan wel bij neerleggen dat ze het eerste jaar heel veel bloemen zullen hebben, het tweede jaar iets minder, omdat de sterkere soorten er zullen doorkomen, en het derde jaar is het beter om opnieuw in te zaaien. Tenzij je een zeer verdraagzame mens bent die alles laat verwilderen, en door maaien en wegnemen je grond toch kunt verarmen."
“Onze grond is zo goed als overal overbemest.
Er zit genoeg voeding in de grond voor de komende dertig jaar”
Heeft de ecologische tuinaannemer minder gereedschap dan andere tuinaannemers?
“Neen, dat zal wel evenveel zijn. Ik heb misschien een grasmaaier minder. Onderhoud ligt me wel, maar ik ga niet hele dagen hagen scheren en gras kort houden. Ik heb wel enkele kleine tractoren om bijvoorbeeld bloemenweides te maaien. Een kraantje heb ik ook - ik ben inderdaad geen voorstander van grote grondwerken, maar het gebeurt natuurlijk eens dat er een vijver moet worden uitgegraven. Grote grondwerken laat ik uitvoeren door een grondwerker - die mensen zijn gespecialiseerd. Wat ik nooit zal doen, is alles afgraven en nieuwe grond aanvoeren. Maar grondwerken moeten soms gebeuren. Als er een vijver moet komen, dan leg ik de grond het liefst op eigen terrein: we maken een heuvel of we spreiden dat uit."

Wie zijn je klanten, en hoe komen ze bij jou terecht?
“Het heeft lang geduurd om een klantenbestand op te bouwen. Ik heb nog nooit echt reclame gemaakt, behalve het laatste jaar op de website van Velt. Dat is vooral via mond-tot-mondreclame gegaan, en ook via een bevriend tuinarchitect. Het is vanzelf gegaan. Meer en meer mensen schakelen over. Toen ik tien jaar geleden begon, was ik een gewone hovenier, maar je leert bij, je verandert, en sommige van je klanten veranderen mee. Zo bouw je dat op."
Vertrouwen
“Meestal vertrek ik van een losse schets, dan begin ik en zie ik wel waar ik uitkom. Daarvoor heb je klanten nodig die je vertrouwen. Ik werk in stapjes: ik stel iets voor, ik voer het uit, en als de klant tevreden is, dan stel ik nog iets voor. Dat zijn langetermijnprojecten. Ik ben nog maar zelden begonnen aan een tuin die aan het einde van het seizoen 'af' was. Ik werk soms ook samen met tuinarchitecten, maar ook daar is er heel veel overleg. Zo blijf je jaren hangen bij de klanten. Je leert elkaar kennen en gaandeweg leer je steeds beter wat de klant wil. Je houdt daar dan meer en meer rekening mee in je volgende voorstellen, en zo groeit het vertrouwen. Meestal factureer ik gewoon per uur, dat is het meest transparant voor de klanten. Offertes zijn moeilijk: onderweg verandert er altijd wel iets, en dan ben je daaraan gebonden. Ik stel wel offertes op voor klanten die het vragen, maar die worden nooit getekend; ik doe altijd een voorstel in vertrouwen. Hoe langer je elkaar kent, hoe flexibeler en verdraagzamer je naar elkaar wordt."
Veel tuinaannemers kwamen vorige zomer in de problemen door de droogte: door de plantengarantie die ze gegeven hadden, moesten ze veel opnieuw aanplanten. Hoe sta jij daartegenover?
“Zelf geef ik geen plantengarantie, of toch niet op papier. Mijn klanten verwachten dat ook niet. Maar als ik zie dat ik iets kan doen om hen te helpen, dan neem ik ook mijn verantwoordelijkheid. Dat heeft weer te maken met dat vertrouwen; je moet niet alles proberen vast te beitelen. Als er planten doodgaan door fouten, overbemesting, steenpuin opvoeren, een wortel die blootligt, dan zal ik ze natuurlijk vervangen, maar ik zie niet in waarom een tuinaannemer verantwoordelijk zou moeten zijn voor een natuurfenomeen. Hij is natuurlijk wel verantwoordelijk voor de manier van aanleggen. Ik heb ook wel enkele 'doden' gehad het afgelopen jaar, maar al bij al valt dat goed mee. Je moet gewoon weten waar je mee bezig bent. Als ik een haag plant, dan zaai ik daar klaver onder, zodat de bodem een beetje bedekt is en minder snel uitdroogt. Het tijdstip zal er ook mee te maken hebben: als je laat in het voorjaar geplant hebt en dan krijg je die droogte, dan is dat nefast. Als die planten al iets ouder zijn, dan kunnen ze zich al beter verdedigen."
Wat is de grootste uitdaging die je zelf al bent tegengekomen?
“Ik ging onderhoud doen bij iemand met een groendak. Ze hadden daar een lavendeldak van gemaakt, en dat werkte niet: elk jaar gingen die planten dood door de droogte. Er lag maar een dunne substraatlaag op. Ze moesten een groot deel elk jaar opnieuw aanplanten, er kwam onkruid tussen te staan; dat was een grote last voor die mensen. Ik heb dan een voorstel gedaan: alles opnieuw inzaaien, een nieuw substraat erop, en heuvelachtig in plaats van plat. Dat heb ik ingezaaid met verschillende bloemenmengsels, waaronder tredplanten. Meestal zijn dat sedums en vetplanten, die kunnen goed tegen droogte en tegen betreding. Daarrond heb ik dan met een mengsel speciaal voor groendaken gewerkt, en ik heb er ook nog bloembollen in geplant. Dat was in het voorjaar van 2018 en dat was heel goed vertrokken, heel mooi. Dan is die droogte gekomen. Dat was stresserend. Alles was bruin. Je ziet dat de planten hun best doen, maar ze waren nog niet zo lang ingezaaid. Je ziet ze dan allemaal afsterven, zeer jammer. Ik was ervan overtuigd dat het moest lukken, want ik had zodanig veel soorten gezaaid dat er wel enkele moesten overleven. Dat kon niet anders. En toch was alles dood. En na de eerste regenbui ben ik opnieuw gaan kijken, met het idee om helemaal opnieuw te beginnen, en toen zag ik weer zaden kiemen en enkele planten uitkomen. Dat is leuk om te zien. Maar het is een uitdaging, een gok, omdat je op voorhand niet weet hoe het gaat aflopen. Ik weet nog altijd niet hoe het naar volgend jaar toe zal evolueren, maar het was leerrijk."
Hoe informeer je je daarover?
“Ik volg veel opleidingen en zoek ook veel op het internet, maar daar krijg je heel veel tegenstrijdige informatie. Je kunt wel theorieën opzoeken rond diversiteitsdaken, maar uiteindelijk moet je het toch gewoon doen, daar zal je het meeste uit leren. Dat lavendeldak was ook weer een mooi voorbeeld van een monocultuur: op zich is dat niet erg, maar er stond maar één soort en alles was dood. Als je twintig soorten plant en er gaan drie soorten dood, dan valt dat veel minder op. Ik ben een groot voorstander van diversiteit: als je veel verschillende soorten plant, zal er altijd wel een soort zijn die het goed doet. Je zal ook veel insecten aantrekken."
Zou je zelf een 'strakke' tuin aanleggen?
“Jazeker. Een wilde tuin kun je ook strak aanleggen. Er mogen daar gerust hagen tussen staan die strak geschoren zijn, maar achter die haag kun je bijvoorbeeld een wilde vasteplantenborder zetten of bloemen inzaaien. Ik zou dat wel doen, behalve als die klant enkel buxussen en bodembedekkers wil. Zolang ik mijn diversiteit aan planten kwijtraak, is het voor mij goed."
Passie voor groen
Frederiks roeping tot tuinaannemer is slechts langzaam gegroeid. “Ik heb houtbewerking gevolgd, en ben daarna beginnen te werken bij een schrijnwerker en in een raamfabriek, maar je leert daar ook niets bij. Dat is een product, niet iets wat leeft. Als je het kent, dan ken je het. Ik heb dan wat gewerkt bij een fruitteler, een beetje plukken en snoeien, en daar is mijn passie voor planten begonnen. Dan ben ik bij een tuinaannemer gaan werken en heb ik meer en meer over planten bijgeleerd. Vervolgens ben ik bij mijn oom en tante terechtgekomen, die een vasteplantenkwekerij hebben. Dat was wat me het meeste interesseerde: er is daar een grote variatie in bloei. Ik heb dan daar een paar jaar gesleten, ben dan terechtgekomen bij iemand die bloembollen kweekte en importeerde, en daar ben ik als zelfstandige tuinaannemer in bijberoep begonnen. Ik heb mijn vaste job langzaam kunnen afbouwen, naar vier vijfde, drie vijfde, twee vijfde, en ondertussen mijn eigen job gebouwd. Ik heb daar veel geluk mee gehad."
Denk je aan personeel?
“Voorlopig werk ik af en toe met onderaannemers - personeel is moeilijk te vinden. Dat ligt ook aan mij, want ik ben nogal veeleisend. De mensen moeten er zijn en als iets afgewerkt moet zijn, dan moet het ook af zijn. Ik doe niet mee aan nine-to-five, maar je kunt dat moeilijk vragen aan je personeel. Ik heb het al geprobeerd, maar op den duur botst dat. Je kunt moeilijk verwachten van je personeel dat ze zo flexibel zijn. Het is mijn passie, maar ik werk voor mezelf. Toch vind ik: als je iets graag doet, dan zorg je dat je er bent en dat je het doet. Dat zal in elke sector wel zo zijn. Een onderaannemer is meer gedreven, want die werkt ook voor zichzelf. Ik ben ook graag menselijk, en ik vind dat ik als baas niet menselijk genoeg kan zijn. Nu zal ik wel nooit meer aan personeel raken." (lacht)