Correct kabelgebruik countert brandgevaar
De regels rond brandgevaar bij kabels zijn voor veel elektriciens een harde noot om kraken, zeker omdat de theorie omzetten naar de praktijk niet altijd evident is. Daarom zetten we graag nog een en ander op een rij, dit aan de hand van het AREI. Vandaag staan we stil bij de bijzondere beschermingsmaatregelen tegen brand. In onderafdeling 4.3.3.7 worden deze haarfijn uitgelegd.

De bijzondere beschermingsmaatregelen tegen brand, zoals ze voluit heten, waren ook in het oude AREI al van toepassing. Toen werden zij ondergebracht in het bekende artikel 104. In het nieuwe AREI vinden we de bijzondere beschermingsmaatregelen terug bij onderafdeling 4.3.3.7, maar het loont het de moeite om eerst even de bovenliggende structuur van het AREI onder de loep te nemen zodat duidelijk is welke plaats deze onderafdeling inneemt in de structuur.
Deel 4 is het deel gewijd aan bescherming van de gebruiker, waarbij hoofdstuk 4.3 specifiek de maatregelen tegen thermische invloeden – in concreto brandwonden, brand en explosiegevaar – behandelt. De andere hoofdstukken in Deel 4 handelen onder meer over het beschermen tegen elektrische schok, overstroom en overspanning, maar die zijn voer voor een volgende bijdrage.
Als we even terugkeren naar de thermische invloeden met betrekking tot brand in afdeling 4.3.3, lezen we een afbakening van het toepassingsgebied voor de bijzondere beschermingsmaatregelen die in onderafdeling 4.3.3.7 gelden: in elke ruimte en voor elke elektrische installatie zoals bijvoorbeeld vaste, tijdelijke, binnen-, buiten-, mobiele of verplaatsbare installaties. In al deze gevallen moet men bij de keuze en de installatie van het elektrisch materieel, uitrustingen en dergelijke a) het te verwachten brandgevaar beperken om geen brand in normaal bedrijf te veroorzaken, b) de gevolgen van alle fouten die tot een brand kunnen leiden, beperken en c) de verspreiding van brand en het ontstaan van rook beperken.


Vorming van rook tegengaan
Slachtoffers van brand worden niet alleen blootgesteld aan de fysieke invloed van de enorme hitte die vrijkomt, ook rookontwikkeling is een zeer belangrijk aandachtspunt. De gevaren van rookontwikkeling situeren zich op 2 vlakken: sterke rookontwikkeling belemmert sterk de vluchtkansen en de rook zelf kan zeer giftig zijn waardoor personen geïntoxiceerd raken – vandaar de toenemende aandacht voor halogeenvrije kabels. Om rookontwikkeling tegen te gaan wordt in deze onderafdeling het gebruik van geïsoleerde geleiders en energiekabels met de kenmerken SA en SD, of met de aanvullende verklaringen a1 en s1 opgelegd.
De verplichting geldt voor de ruimten bedoeld in tabel 4.10 van het AREI. Concreet gaat het om de volgende 3 gevallen:
1/ Evacuatiewegen in bouwwerken (bijvoorbeeld trappenhallen en gangen) met uitzondering van deze gelegen binnen de wooneenheden
2/ Lokalen voor het publiek toegankelijk die minimum 50 personen kunnen ontvangen (zalen voor seminaries, sporthallen, schouwspelzalen ...)
3/ En de minder frequente tunnels beschouwd als bouwkundige kunstwerken.
Niet te vergeten dat ook de kabels van de stekerbare installaties (systemen van toestelverbindingsstopcontacten voor vaste aansluitingen) en de kabels ten behoeve van communicatie en informatietechnologie, van signalisatie of bediening aan deze bepaling moeten voldoen.

Uitzonderingen
Voor elke verplichting bestaan er traditiegetrouw enkele uitzonderingen, en dat is ook hier niet anders. Vooral de plaatsingswijze laat in sommige gevallen toe om de eis te laten varen. Deze eis is bijvoorbeeld niet van toepassing:
- Voor de geïsoleerde geleiders en kabels die zijn geïnstalleerd in buizen die in een onbrandbare bekleding met een minimale diepte van 3 cm zijn verzonken
- Voor de kabels, al dan niet in buis, die in een onbrandbare bekleding met een minimale diepte van 3 cm zijn verzonken
- Voor de luchtlijnen met geïsoleerde geleiders
- Voor de ondergrondse kabels
- Voor de kabels geplaatst in met zand gevulde kanalen

Ook uiteinden vormen een uitzondering, maar ...
Voor de uiteinden van kabels maakt men enkele praktisch geïnspireerde uitzonderingen, want de eis geldt niet voor de uiteinden van:
- ondergrondse kabels
- kabels geplaatst in met zand gevulde kanalen
- kabels, al dan niet in buis, die in een onbrandbare bekleding met een minimale inbouwdiepte van 3 cm zijn verzonken
- geïsoleerde geleiders in een buis die in een onbrandbare bekleding met een minimale inbouwdiepte van 3 cm zijn verzonken, aangebracht in openlucht of in opbouw, voor zover de lengte van deze uiteinden de 3 m niet overschrijdt.
Let wel dat deze uitzonderingen voor uiteinden niet universeel zijn. In volgende gevallen zijn ze niet van toepassing:
- voor geïsoleerde geleiders en kabels in openlucht of in opbouw
- voor een aansluiting op een laagspanningsverdeelnet
- voor de aftakkingskabels, al dan niet in buis, in openlucht of in opbouw
- voor geïsoleerde aftakkingsgeleiders in een buis in openlucht of in opbouw.

Ook geldt de verplichting niet voor de kabels en geïsoleerde geleiders die geïnstalleerd zijn met een materiaal (bv. omhuld, bedekt ...) dat voor het geheel (geïsoleerde geleiders en materiaal) een equivalent kenmerk (SA en SD) of klasse (a1 en s1) verzekert. Daarnaast vallen ook interne bekabeling van schakel- en verdeelborden, de samenstellende geïsoleerde geleiders van een kabel en de geïsoleerde geleiders en kabels van een elektrische machine of toestel waarvan het geheel gedekt is door een EU-conformiteitsverklaring niet binnen de verplichting.
Uitbater beslist
Let wel: de uitbater of zijn afgevaardigde kan op basis van een risicoanalyse of wettelijke eisen bepalen dat in andere ruimten, die niet door de tabel 4.10. bedoeld worden en waarvan de evacuatie van deze ruimten door de vorming van rook bij brand kan beïnvloed worden, deze voorschriften toch moeten gerespecteerd worden.
Het is overigens ook de uitbater of zijn afgevaardigde die verantwoordelijk is voor het opstellen van de lijst met de evacuatiewegen en de moeilijk evacueerbare ruimten bedoeld door het voorschrift van onderafdeling 4.3.3.7. Het is ook hij die de referentie specificeert (via risicoanalyse of wettelijke eis of tabel 4.10.) voor elke ruimte, dit is in principe niet de taak van de elektricien. De praktijk leert evenwel dat dit vanuit studiebureaus vaak doorgeschoven wordt en dat ook op dit niveau soms de kennis ontbreekt over de regelgeving.

Tot slot moeten we ook altijd de bekabeling in het grotere plaatje bekijken. Het heeft weinig zin om het AREI strikt toe te passen op de kabels om vervolgens de rest van de installatie niet conform uit te voeren. Daarom moeten buizen, open en gesloten goten, kabelrekken en aftakdozen die geïnstalleerd worden in de ruimten bedoeld in de voornoemde lijst die niet verzonken zijn, halogeenvrij uitgevoerd zijn of een veiligheidsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is