BONEN IN DE MOESTUIN
Bonen bieden een ideale aanvulling voor vleesarme of vegetarische maaltijden omdat ze veel eiwitten bevatten. Bij de meeste soorten heb je verschillende plukbeurten. Wacht nooit te lang met plukken: de peul krijgt anders vlezige draden die je niet zacht gekookt krijgt. Bonen bewaren niet al te lang. Blancheren en invriezen is een optie om langer te bewaren.
BONEN: ALGEMEEN
De oppervlakkige wortels van bonen verdragen geen doornatte ondergrond. Zorg voor een humusrijke en luchtige bodem die goed draineert. De bodem is idealiter niet zuur en bevat weinig meststof omdat de plant zelf stikstof uit de lucht omzet tot voedsel met behulp van bacteriën.
Geef voornamelijk water tijdens de bloei- en peulvorming maar nooit rechtstreeks op blad omdat dit bloemrot in de hand werkt. Ook bij bonen is vruchtafwisseling van tel: zaai het volgende jaar geen bonen op hetzelfde perceel. Wissel dan af met een andere teelt. Laat gerust de restanten van de wortels zitten van de bonen: ze dienen als meststof voor het volgende gewas.
KWEEKWIJZE: ZAAIEN
Onder bonen vind je veel rassen terug en zelfs verschillende teeltwijzen. Ze hebben wel altijd een zonnige standplaats nodig met veel licht:
- stambonen of struikbonen: uit te zaaien in rijen;
- stokbonen: groeien langs stokken of draden omhoog, levert een hoog rendement op in een kleine ruimte;
- klim- of pronkbonen: fors klimmende bonen met lange, brede peulen.
Het zaaien van bonen doe je na de IJsheiligen want de jonge planten zijn gevoelig voor nachtvorst. Halfmei is een goeie periode om te zaaien. Maak een plantgeul van drie à vier centimeter diep, en laat om de tien centimeter een viertal zaden vallen. Bij pronkbonen planten je telkens langs de binnenkant van ondersteunende stokken, zodat de plant zich kan verankeren om te groeien langs boven. Vervroegd zaaien kan halfweg april. Doe een viertal zaden in plantpotjes en kweek verder op in de serre of onder plastic. Zodra er twee bladeren gevormd zijn, kan je omstreeks half mei gaan uitplanten in de volle grond.
AANDACHTSPUNTEN
- Als de bonenvlieg heeft toegeslagen dan rest niet veel over van de opschietende kiemplantjes. Uit de afgezette eitjes van de vlieg komen larven af op de plantjes. Zodra de plant echter bladeren heeft, is de plant reeds te ‘hard’ voor de larven en hoef je niets te ondernemen.
- Een ander mogelijk probleem bij bonen is grijsrot: bloesems schimmelen en sterven naderhand af waardoor er geen vruchtproductie is. Grijsrot komt niet vaak voor en eigenlijk hoef je alleen maar de aangetaste planten te verwijderen en afvoeren.
- Plant vervolgens op voldoende afstand zodat de bonenstruiken elkaar niet infecteren. Zwarte luis op de plant komt wel vaker voor. Er zijn verschillende ecologische bestrijdingsmiddelen op de markt hiervoor.