Zo maak je je badkamerwanden waterdicht
Voor je je badkamerwanden bekleedt, moet je ervoor zorgen dat ze waterdicht zijn. Gipskarton is een dankbaar materiaal om daarvoor te zorgen. In een badkamer kies je dan wel voor het watervaste gipskarton dat je herkent aan zijn groene kleur. Voor de bad- en/of douchewanden gebruik je cementvezelplaten. Ze komen in veel vochtigere omstandigheden te staan en zijn daar goed tegen bestand. Kijk voorts ook voor waterdichte oplossingen bij de afwerking. Verflaag, tegellijm, voegproduct enzovoort moeten geschikt zijn voor het gebruik in vochtige ruimtes.
Voorbereiding
Wat voorafging ...
Begin je van nul? Dan moeten, vóór je aan de slag kan, alle nutsvoorzieningen in de badkamer binnengebracht zijn. Werk alle sleuven uit volgens het bouwplan. Daarna kan je alle elektriciteitskabels, waterleidingen en ventilatiebuizen installeren. De sleuven kan je dan nog afwerken met snelcement. Voorzie ook bouwstoppen. Die vermijden stof in de leidingen tijdens het plaatsen van de wanden
Ook de opbouw van de vloer moet af zijn voor je aan de wanden kan beginnen. Wie vloerverwarming installeert, brengt dus eerst nog de nodige isolatielaag aan. Afwerken doe je met een chapelaag.
Haaks werken
Zeker voor een badkamer, waarin een ligbad of douchebak precies in een hoek van 90° moeten komen te staan, is het noodzakelijk dat alle muren haaks zijn. Controleer daaarvoor eerst de hoeken met een winkelhaak voor je aan de opbouw van je voorzetwand begint.
Is dat niet het geval? Neem dan één muur als referentiepunt om alle andere wanden op te bouwen. Teken het midden van de wand af op de vloer om het regel- of latwerk te positioneren.
3-4-5-REGEL
De haaksheid van een hoek kan je ook controleren met de 3-4-5-regel. Als je aan één kant aftekent op een veelvoud van 3, en de andere kant een veelvoud van 4, dan moet de diagonale zijde een veelvoud van 5 bedragen. Als de ene zijde dus 60 cm is, en de andere 80 cm, dan moet de schuine zijde 100 cm bedragen, en is je hoek precies 90°.
Opmeten
Om te berekenen hoeveel je precies nodig hebt van het materiaal dat je gaat gebruiken (lat- of regelwerk, OSB-platen, gipskarton- of cementplaten, ...), moet je eerst opmeten. Heb je de materialen al bij je? Dan kan je de verschillende onderdelen al eens los uitleggen op na te gaan hoe de opbouw er zal uitzien.
Oneffenheden
Ga je een wand plaatsen tegen een muur die zich in slechte staat bevindt, kap dan eerst en vooral de grootste oneffenheden weg, zodat je straks minder hoeft uit te latten. Stopcontacten kan je ook al demonteren. Uiteraard niet voor je de nodige zekeringen hebt afgeschakeld.
Lattenwerk
Houten latwerk
Of je nu werkt met gipskarton of cementgebonden panelen, je hebt eerst latwerk nodig om die op te kunnen bevestigen. Werk je met hout? Gebruik dan geïmpregneerde balken. De latten moeten minimaal 45 mm breed zijn. Teken op de muur de plaats van de latten af. Boor de latten voor met een houtboor op een tussenafstand van circa 50 cm. Je kan die gaten dan gebruiken om in de bakstenen muur te boren met een steenboor. Heb je een universele boor? Dan kan je in één beweging door de houten latten en muur boren. En dan rest nog enkel een plug te bevestigen en de lat vast te schroeven.
Tip
Bij platen van 60 cm breed plaats je het lattenwerk op 30 cm hart op hart. Zijn de platen 120 cm breed? Zorg dan voor een afstand van 40 cm.
Het houten kader moet in één vlak kunnen staan. De latten kan je waterpas zetten met kaleerblokjes of afstandsschroeven. Als je een lat moet bijregelen, hoef je een afstandsschroef nog enkel wat dieper in of uit te schroeven om de lat op de juiste positie te brengen.
Metalen latwerk
Wil je werken met metalen profielen? Dan is het aan te raden om de profielen te behandelen tegen corrosie of behandelde profielen te kopen. Je maakt dit soort profielen op maat met een plaatschaar.
Wanneer je de horizontale metalen profielen vastschroeft, schroef dan zeker niet te hard, zo voorkom je dat je het metaal vervormt. Voor de bevestiging van de profielen aan de muur, boor je eerst gaten in de profielen zelf. Plaatst ze vervolgens in de horizontale profielen, en boor de voorgeboorde gaten in de profielen uit in de muur met een steenboor. Bevestig de profielen met behulp van slagpluggen en schroeven.
Inbouwelementen
Verbind nu ook de sanitaire aanvoeren plaats de nodige inbouwelementen. Uitsparingen maak je met een multitool of klokboor. Waar nodig houd je de inbouwelementen, zoals de inbouwdoos voor een kraan, met steunbalkjes op hun plaats tussen het kader. Bij een inbouwtoilet voorzie je het latwerk van de muur zodanig dat die dik genoeg is zodat de inbouwsas in de muur past, en de muur vlak kan afgewerkt worden.
Douche- en badwanden
Cementgebonden panelen
Voor de wanden die rechtstreeks in contact komen met water – denk aan een douche of nabij een bad – opteer je het best voor cementgebonden vezelplaten. Ze bevatten een kern van minerale stof en cement met daarin een bewapening van glasvezel. Cementgebonden panelen zuigen geen water op. Je kunt ze daarom ook gewoon op de grond plaatsen.
De platen snij je op maat met een breekmes. Gebruik een lange regel om recht te snijden. Dan hoef je nog enkel de plaat in twee te breken en de achterzijde nogmaals door te snijden. Bij de cementvezelplaten is het materiaal ietsje harder om door te snijden dan bij een gipsplaat, maar met een breekmes lukt dat wel.
De panelen vastmaken
Je schroeft de cementgebonden panelen vast op het lattenwerk, of je kan eerst OSB-panelen aanbrengen. Dat kan nuttig zijn wanneer je wand extra stevigheid nodig heeft, zoals bij een halve tussenwand of een douchewand die maar aan één kant contact maakt met de muur. In een badkamer gebruik je vochtbestendige OSB-panelen type 3.
Lijm of kit
Voor je de platen vastschroef op het OSB of het kader, moet je de randen van PU-lijm of polymeerkit voorzien. Maak de randen eerst nat opdat de lijm sneller zal uitharden. De schroeven voor cementgebonden platen beschikken over een speciale draad en een freeskop, zodat de schroef volledig in de plaat gaat zonder dat die barst op de zijkant. De plaat schroef je altijd eerst vast in het midden.
Wanden van droge zones
Groene gipsplaten
De wanden die niet direct met water in contact komen, kan je voorbereiden met groene gipskartonplaten. Dat zijn vochtwerende, geïmpregneerde platen, ook wel gekend als hydro-gipskartonplaten. Bij deze platen wordt de gipskern minder absorberend gemaakt door het toevoegen van siliconen.
Voorts worden schimmelwerende producten toegevoegd om schimmels op de muren of plafonds te vermijden. Ook voegt de producent bacteriedodende middelen toe om de hygiëne in deze vochtige ruimtes op te vangen.
Vastschroeven
Gipsplaten schroef je vast op het latwerk met zelftappende, gefosfateerde schroeven die speciaal voor deze toepassing ontworpen zijn. Die schroeven zijn zwart van kleur en bestand tegen corrosie.
Door over de schroefkoppen te gaan met vulmiddel, komen ze immers in contact met vocht, wat bij gewone schroeven vlekken geeft in het pleister en op termijn zelfs door de afwerkingslaag heen. Het schroeven doe je best met een bithouder, zo beschadig je het gipskarton niet door te diep te schroeven.
Blijf minimaal 1 cm van de rand om te beletten dat de plaat niet gaat barsten en paats de schroeven op een afstand van maximaal 25 cm van elkaar. Vergeet de platen niet schuine zijde tegen schuine zijde te plaatsen. Waar elektriciteit of sanitaire leidingen moeten doorlopen, voorzie je uiteraard uitsparingen.
Van de grond
Let op: gipsplaten zuigen water op als ze daarmee in aanraking komen. Zet ze daarom iets van de grond. Zet ze voorlopig op een paar kleine balkjes. Als de eerste plaat zeker waterpas staat, schroef je hem al gedeeltelijk vast en neem je de balkjes weer weg. Daarna schroef je verder vast. Denk eraan dat je bij gipsplaten wel altijd een uitzetvoeg moet laten bij de overgang naar wanden en plafond.
Met kleefgips
Je kan ook gipsplaten direct tegen de muur bevestigen met kleefgips speciaal voor gipsplaten. Zorg wel dat de ondergrond schoon is en goed hecht. Als er op de ondergrond nog behang zit, moet je dit eerst verwijderen. Verf schuur je best ruw op, zodat de kleefgips goed hecht.
Naden en schroefgaten
Zodra het gipskarton aan het lattenwerk vastzit, breng je op de naden een zelfklevend voeggaas of voegband aan. Deze bewapening voorkomt dat de naden scheuren.
Vervolgens kan je de naden pleisteren. Met een plamuurmes breng je eerst een laag filler aan, en daarna nog een laag finisher met een pleisterspaan. Daarbij gebruik je steeds de volgende techniek. Smeer eerst een flinke laag op de naad. Haal daarna het teveel aan product weg door zowel rechts als links van de naad op het gipskarton te duwen.
Daarna ga je nog eenmaal over de naad, terwijl je het plamuurmes of de pleisterspaan haaks tegen de muur houdt. Als je de naden dan laat drogen, gaan ze wat ‘aantrekken’ en wat holler staan. De naad is perfect als je de pleisterspaan ertegen kan plaatsen zonder dat er een opening zichtbaar is tussen muur en pleisterspaan én er geen afdruk in het pleister zichtbaar is.
Na de naden, werk je met de filler ook de schroefgaten dicht. Vul de gaatjes in de ene richting. Hou daarvoor je mes zo vlak mogelijk. Hou dan je mes recht en ga er zacht over. Doe dat in de haakse richting. Hou je plamuurmes nu wat recht.
En verder?
Alle naden schuur je nog op met een fijne korrel. Je wil de naden gladschuren zonder strepen te maken zonder dat je het pleisterwerk gaat wégschuren. Nadien verwijder je al het stof met een vochtige doek. Vervolgens kan je de wanden gaan afwerken met verf, tegels of panelen.