Metselverbanden: een overzicht
Een muur metselen is niet zomaar een hoopje stenen op elkaar leggen met wat mortel tussen. Zeker wanneer het om een gevel gaat, wil je ook dat het aanzicht mooi blijft. In dit artikel overlopen we de meest courante metselverbanden. Er is naast de hieronder uitgelegde varianten uiteraard nog een waaier aan (meer sierlijke) mogelijkheden voor zowel dragende als niet-dragende muren.
Welke legverbanden zijn er
MATEN
Strek? Kop? Klezoor? Een metselverband wordt verkregen met de vaste formaten van een baksteen. Wanneer je een baksteen op maat slijpt, moet je dat dus doen volgens de volgende geijkte maten:
– strek: de lengte van een volledige baksteen
– halve steen: de lengte van een halve baksteen
– kop: de kopse zijde van een baksteen
– (drie)klezoor: driekwart van een baksteen
– klisklezoor: lange helft van een baksteen
Halfsteenverband
Een halfsteenverband of strekverband betekent dat de verticale voegen van een rij gemetselde stenen telkens in het midden van een baksteenlengte van de rij eronder staan. Deze techniek wordt nog steeds het meest toegepast voor woningen, zowel uit esthetische overwegingen (het oogt rustig) als uit praktische overwegingen (je hebt weinig slijpwerk en dus weinig materiaalverlies).
Koppenverband
Een halfsteenverband wordt meestal met strekken uitgevoerd (vandaar ook de alternatieve benaming 'strekverband'), maar je kan dit ook doen met de koppen. Dan wordt er van een koppenverband gesproken. Bij een koppenverband moet je wel bij elke laag afwisselend starten met een kop en een drieklezoor.
Staand verband
Bij een staand verband wisselen rijen strekken en koppen elkaar steeds af. Je ziet dat de positie van de verticale voegen van de strekken, net zoals die van de koppen, perfect overeenkomen. Hierbij start elke strekkenrij met een drieklezoor, en elke koppenrij met een kop.
Kruisverband
Bij een kruisverband wordt er ook steeds gewisseld tussen een laag koppen en een laag strekken. De verticale voegen of stootvoegen van de koppenlagen komen overeen met elkaar. De stootvoegen van de strekkenlagen verschillen telkens met een halve steen ten opzichte van de strekkenlaag eronder.
Je verkrijgt meer dynamiek dan bij een staand verband doordat er bij elke rij na de eerste kop een driekwartsteen komt. Om de vier lagen wordt er na de eerste strek ook een kop geplaatst.
Kettingverband
Wanneer je bij elke laag om de twee strekken een kop plaatst, spreek je van een kettingverband. Dit geeft je muur een strakke uitstraling. De stenen worden zodanig geplaatst dat de koppen om de laag recht onder elkaar liggen.
Frans en Engels
Een variant hierop is het Frans verband, waarbij eigenlijk het omgekeerde wordt gedaan: elke rij is opgebouwd uit een strek en twee koppen. Er bestaat ook het Engels verband, een vorm van kettingverband waarbij de kop gevolgd door drie strekken. Bij het Engels verband begint de eerste laag steeds met een drieklezoor, gevolgd door een strek en een kop, en pas daarna begint het gewone stramien strek-strek-strek-kop. Daarbovenop wordt begonnen met een kop, waarna meteen het gewone stramien volgt. De derde laag ziet er dan uit zoals de eerste.
Vlaams verband
Een Vlaams metselverband lijft een beetje op een kettingverband. Hier worden in elke rij strek en kop met elkaar afgewisseld. Onderling verspringen de lagen een driekwartsteen.
Kwart-strekverband of klezorenverband
Bij een kwart-strekverband of een klezorenverband lijken de stenen ‘getrapt’ te liggen op elkaar. Dat komt doordat de verticale voegen van een volgende rij telkens met een kwart of driekwart van de baksteenlengte van de vorige rij verspringen. Dit kan in twee uitvoeringen:
- linksvallend verband: de bovenste baksteen verschuift telkens met een kwart naar links ten opzichte van de baksteen eronder;
- rechtsvallend verband (foto): de bovenste baksteen verschuift telkens met een kwart naar rechts ten opzichte van de baksteen eronder.
In de twee bovenstaande gevallen, wanneer de lagen in een muur in één richting 'vallen', wordt er gesproken van een vallende tand. Wanneer je een klezoor aan het begin van een rij plaatst, kan je richting (links- of rechtsvallend) omkeren - zo kan je een zigzagpatroon verkrijgen. Wanneer je om de twee lagen een klezoor plaatst, verkrijg je een muur met een staande tand.
Stapelverband
Wanneer er enkel strekken boven elkaar gestapeld worden, wordt er gesproken van een stapelverband of tegelverband. Dit kan je zowel met strekken als met koppen doen. Dit oogt heel strak, als een rooster. Om er wat meer dynamiek in te krijgen, kan je om de twee lagen halfsteens werken.
Bij een stapelverband is er sowieso extra wapening nodig, omdat er eigenlijk geen 'verband' is tussen de stenen, ze worden op elkaar gestapeld. Deze techniek wordt meer toegepast bij verlijming dan bij metselwerken met mortel.
Blokverband
Bij een blokverband vormen enkele stenen afwisselend een 'blok', dat volgens een bepaald patroon wordt herhaald. Een populaire variant is zoals geïllustreerd, 4 stenen die volgens een stapelverband gemetseld worden, afgewisseld met hetzelfde, maar dan 90° gedraaid. Blokverbanden zijn enkel weggelegd voor niet-dragend metselwerk.
WILDVERBAND
Wanneer je met recuperatiestenen werkt, is het minder eenvoudig om met een vast verband te werken. Dan komt een wildverband vaak als beste optie uit de bus. Hierbij plaats je de stenen zoals je zelf wil. Je moet er enkel op letten dat je ongewild toch niet een bepaald patroon verkrijgt én dat je de geijkte maten gebruikt. Kort stenen voorts ook nooit kleiner af dan het kwart van een baksteenlengte.
Uiteraard zijn er bij een wildverband wel bepaalde aandachtspunten om ervoor te zorgen dat de gevel nog steeds voldoende stabiel is:
- Er mogen niet meer dan drie koppen of vijf strekken naast elkaar geplaatst worden;
- Er mogen niet meer dan zeven ‘sprongetjes’ van een klezoor boven elkaar (staande tand) of schuin boven elkaar (vallende tand) zijn;
- Idealiter wordt aan de hoeken begonnen met een strek, een kop of een drieklezoor;
- Bij voorkeur liggen de stootvoegen niet boven elkaar.