Hoe voorkom je onkruid in je tuin?
Waarom wachten om actie te ondernemen tot het onkruid er is, als je het ook gewoon kan voorkomen? Vooral groenbemesters zijn hierin een interessante oplossing. We bespreken de verschillende soorten.
Preventie
Tegen onkruid kun je eenvoudig een aantal preventieve maatregelen nemen waarmee je de groei en verspreiding ontmoedigt. Dat geldt voor de moes- en kruidentuin, maar ook voor delicate bloemborders. Op de plaats waar je plant, kan je vooraf eventueel een onkruidwerende folie (al dan niet bioafbreekbaar) of een gronddoek plaatsen. Dit geotextiel heeft minuscule gaatjes.
Aangezien het geotextiel geen licht doorlaat, groeit er bijna geen onkruid. Het vochtgehalte van de bodem blijft gelijkmatiger, waardoor je minder moet sproeien. De ruimte tussen de plantjes vul je met een bodembedekker zoals sierschors, hennep of cacaodoppen (of een kunststof variant).
LET OP
Met een antiworteldoek zullen zaadjes die al in de grond zitten niet kunnen kiemen, maar onkruid komt ook door de wind of vogels je tuin binnen, waardoor zaadjes die van bovenaf op de grond terechtkomen, alsnog kunnen kiemen. De minuscule wortels kunnen bij de groei tussen de vezels van het doek heen groeien.
Bodembedekker
Een andere manier om de bodem te bedekken, zodat er geen onkruid kan groeien, is het aanplanten van groene bodembedekkers. Uiteraard is dit geen 100% waterdichte manier. Sommige sterkere onkruidsoorten gaan rustig de competitie aan met de bodembedekkers. Toch zijn bodembedekkers de ideale oplossing voor wie houdt van groen. De enkele onkruiden worden onzichtbaar tussen het groene pak.
Groenbemesters
Vroeger plantten de mensen aardappelen op de grond van hun nieuwbouwwoning om de bodem te bemesten, de grond opnieuw stikstof te geven en de bodemstructuur weer op punt te krijgen. Je breekt als het ware de grond door aardappelen te telen. Wanneer aardappelen de grond volledig bedekken, is er geen plaats voor onkruid.
Een alternatief is om groenbemesters in te zaaien. Ook zij houden de bodem bedekt, waardoor onkruid wordt onderdrukt. En ze geven vaak nog een mooi bloemetje. Door groenbemesters in te zaaien, verrijk je de bodem met humus en organisch materiaal. Een voedzame start om later je grasplein aan te leggen.
Gele mosterd
De bekendste groenbemester is de gele mosterd. Die behoort tot de familie van de kruisbloemigen. Deze bemesters groeien erg snel en maken veel blad, ze bevriezen in de winter en laten dan een mooie losse grond achter. Je kan geen koolgewassen telen op de grond waar de laatste vier jaar kruisbloemigen geplant werden.
Blauwe lupine
Blauwe lupine is een vlinderbloemige groenbemester. Die zijn vooral geschikt in zure en zanderige gronden. Ze vangen veel stikstof uit de lucht die ze aan de wortels in de bodem geven. Hier kan je tot twee jaar na het zaaien het best geen erwten en peulgewassen zaaien. Uit dezelfde familie kan je ook kiezen voor wikke. Die bedekt de bodem wel minder volledig, maar de mooie bloem maakt veel goed.
Grasgroenbemesters
Grasgroenbemesters hebben geen familie in de groentewereld. Ze bedekken de bodem heel goed en geven veel organisch materiaal aan onze vette klei. Doordat grassen geen familie hebben in de groentewereld, hoeven we geen rekening te houden met wat we later willen telen in onze tuin. Grasgroenbemesters moeten wel ondergespit worden. Voorbeelden zijn winterrogge en raaigras. Deze groenbemesters bevriezen ook niet snel.
Phacelia
Tot slot wordt ook phacelia nog vaak gebruikt. Dit is een bijenplant met mooie bloemen die heel snel groeit en de grond goed bedekt tegen onkruid. De wortels zouden goed zijn tegen aaltjes.