HOE ZELF JE GEVELPLINT CEMENTEREN
Pleisteren, niet iedereen durft eraan te beginnen. Maar met wat kennis van zaken en wat geduld moet het zeker lukken. Dat geldt zo voor gipspleisters, maar ook voor cementpleisters. Cementpleisters hebben wel een aantal andere eigenschappen en een andere verwerking. We kijken eens hoe je het het best aanpakt.
AAN DE SLAG
Voor je effectief aan de slag gaat, zorg je ervoor dat je muur proper is. Je werkt het best op zuivere bakstenen. Maak die vooraf ook wat proper en zorg ervoor dat er geen losse stukken baksteen zitten. Als dat zo is, dan verwijder je die, voor je aan de slag gaat met de mortel.
Je kan, als je wil, aan de slag met de hogedrukreiniger, maar een grove borstel is soms ook al voldoende. Voor loszittende delen moet je soms hamer en beitel ter hand nemen. Je beschermt ook het best de omgeving. Met een stucloper of wat karton kan je de ondergrond beschermen.
HECHTINGSMORTEL
De eerste laag die je aanbrengt, is een hechtmortel. Die dient als een soort primer tussen je afwerklaag en de bakstenen. De hechtingsbrug maakt dat je pleister er niet af valt. Je moet deze eerste laag ruw aanbrengen. Omdat je ze niet glad mag afwerken, werk je het best met een kam om ze aan te brengen.
Je kan die eventueel ook glad aanbrengen en erna opruwen met een pleisterkam. Bij droog en zonnig weer kan je de ondergrond nog even bevochtigen. Zo voorkom je dat de muur meteen alle water uit het pleister zuigt.
Voor je verdergaat met de volgende laag cementpleister; moet je de hechtingsmortel wel volledig laten uitharden. Dat duurt een paar dagen.
HOEKPROFIELEN
Zet op de uiteinden van de muur hoekprofielen. Hierop kan je dan straks afreien en met deze profielen krijg je een strakke hoek.
De hoekprofielen kan je op maat maken met een haakse slijper. Zorg ervoor dat er een dun blad op zit dat geschikt is voor het doorslijpen van roestvrij staal.
De profielen zet je op hun plaats met snelcement. Daar maak je het best niet te veel van aan. Het hardt snel uit, ook in de mengkuip.
Het voordeel dat het snel uithardt, is dat je straks snel kan beginnen met het pleister zelf aan te brengen. De profielen moeten loodrecht staan. Neem dus je waterpas bij de hand als je de profielen plaatst.
STOPPROFIELEN
Bovenaan breng je nog een stopprofiel aan. Dat werkt de bovenkant mooi af. Zorg wel dat het recht hangt. Je spant daarvoor een metserskoord van de ene hoek naar de andere. Zorg dat dat niet enkel op de juiste hoogte hangt, maar ook op de juiste afstand van de muur.
Je bepaalt die afstand van de muur, afhankelijk van hoe dik je je cementpleister wil leggen. Ook deze zet je vast met wat dotten snelcement.
AFREIPROFIELEN
Om je werk straks gemakkelijker te maken, plaats je nog afreiprofielen. Verdeel je muur in vakken die ongeveer gelijk zijn van breedte. De afstand tussen twee profielen is het best net iets korter dan de lengte van je rei. Zo kan je straks het vak vlot afreien.
Ook de deze profielen zet je vast met snelcement. Zorg dat ze loodrecht staan én dat ze gelijkstaan met je stopprofiel. Je mag hier gerust wat tijd in steken. De positie van al je profielen bepaalt hoe recht en hoe mooi je je cementpleister kan afreien.
WAPENING
Om scheuren te voorkomen, kan je nog een glasvezelwapening aanbrengen in het pleister. Vooral rond ramen en deuren kan het pleister scheuren.
Een wapeningsnet is niet in alle gevallen nodig, maar wil je zeker zijn dat je cement niet scheurt, dan breng je het toch beter aan. Je kan de glasvezelwapening gemakkelijk op maat knippen met een schaar of snijden met een mes.
VULLEN
Je kan dan de vakken tussen je afreiprofielen opvullen. Je kan vrijwel meteen na het plaatsen van de profielen hiermee beginnen. Het snelcement droogt snel. Kijk wel even of je profielen goed vaststaan.
Vul dan het vak tussen twee profielen met cement. In een eerste laag kan je het wapeningsnet aanbrengen. Druk het goed in het pleister, zodat het niet naar voren komt. Dan kan je een tweede laag aanbrengen. Overvul het vak. Er mag meer pleister in zitten dan nodig.
Het vullen gaat het best van onder naar boven. Je kan dan gemakkelijk tot tegen het stopprofiel werken.
AFREIEN
Ook het afreien doe je van beneden naar boven. Blijf goed op de profielen werken. Omdat je daarnet de profielen loodrecht hebt gezet, gaat je cementplint straks ook loodrecht staan. Het teveel aan cementpleister op je rei kan je gebruiken om de gaten die er eventueel zijn, nog te vullen.
Rei af tot het pleister volledig vlak staat. Werk er niet té veel aan. Straks moet je alles nog opschuren en kan je nog foutjes wegwerken.
Heb je een vak gedaan, dan kan je naar het volgende vak overgaan. Probeer per vak hetzelfde cement te gebruiken. Heb je niet genoeg meer om een vak volledig te doen, dan maak je het best een nieuwe kuip aan.
SCHUREN
Na een tijdje kan je het cement schuren. Dat doe je met een speciaal schuurbord. Het cement mag nog niet te droog zijn als je begint met schuren. Je mag niet meer kunnen indrukken. Je kan tijdens het schuren nog kleine gaatjes wegwerken.
Is je cement al te droog, dan kan je het eventueel wat vochtig maken. Schuur altijd in cirkelvormige bewegingen. De bedoeling is dat je schuurbord nog aan het pleister blijft kleven. Je trekt het er dan niet af, maar je schuift het naar de zijkant, zodat je het kan wegnemen.
DICHTING
Het cementpleister is waterwerend, maar niet waterdicht. Daarom breng je onder het maaiveld nog beter een elastische waterdichte coating aan. Dat doe je tot minstens vijf centimeter boven het maaiveld. Wil je een rechte lijn, dan breng je schilderstape aan.
De elastische dichtingsmortel kan je gewoon met een dikke blokborstel aanbrengen. Je mag ook gerust ook hoger gaan. Wil je een uniforme afwerking voor heel je plint, dan kan je ze helemaal insmeren met de dichting.