HOGE DRUK, GROTE OPPERVLAKKEN
Met de juiste airless spuitapparatuur krijgen grote oppervlakken snel een nieuwe kleur
Airless spuitapparatuur biedt een efficiënte oplossing voor het verven van grote oppervlakken. Dankzij een enkele laagdikte van 150 tot zelfs 250 micron kan er namelijk in sneltempo een goede dekking gerealiseerd worden. Door verf op hoge druk te verspuiten, bestaat echter ook het risico op een rebounce-effect. Airless spuitapparatuur wordt daardoor nog regelmatig geassocieerd met het beeld van de schilder, gehuld in een dikke nevel van verfdeeltjes. Nochtans is de oplossing niet moeilijk: zorg ervoor dat de pomp, het materiaal en de druk op de beoogde toepassing zijn afgestemd.MATERIAALVERSTUIVING
Principe
Het basisprincipe van airless spuitapparatuur is vrij eenvoudig en is vergelijkbaar met het toeknijpen van een tuinslang. Door verf, lak, lijm of spuitplamuur onder hoge druk (100 tot 600 bar) door een klein gaatje te persen, vindt er een verneveling plaats. Zowel de druk als de grootte van de spuitkop is afhankelijk van de toepassing. Verf wordt bv. aan 160 à 200 bar verspoten, doorgaans door een spuitkop met een doorsnede van 0,019 inch; spuitplamuur aan 225 bar, door een spuitkop van 0,027 tot 0,040 inch. Door de hoge druk is er meteen een goede dekking en kan er snel gewerkt worden. Wel dient men voldoende aandacht te besteden aan de juiste afstelling van de druk en het debiet. Wordt er met een te hoge druk verspoten, dan kan er een rebounce-effect optreden waarbij de verfdeeltjes teruggekaatst worden en in de lucht komen te zweven; verspuit men met een te lage druk, dan zal de verneveling niet fijn genoeg zijn en kunnen er aan de uiteinden van de verfstraal strepen ontstaan (tailing).
Toepassingen
Door de hoge druk is airless verspuiten vooral interessant voor muren, plafonds en grote oppervlakken. Fijner werk wordt beter handmatig of met een AirCoat toestel gedaan. Door perslucht toe te voegen, kan er met AirCoat namelijk op een lager debiet verspoten worden, waardoor de controle stijgt. De meeste airless spuittoestellen kunnen overigens gemakkelijk omgebouwd worden naar AirCoat: men dient enkel een andere slang en pistool aan te sluiten, en een compressor toe te voegen.
Materiaal
- Verf: in principe zijn alle verven en lakverven vandaag airless verspuitbaar. Er moet echter wel een onderscheid gemaakt worden tussen verf van spuitkwaliteit en verf van rolkwaliteit. De eerste is specifiek ontwikkeld om te verspuiten en zal dus met minder druk een perfect spuitbeeld geven, terwijl verf van rolkwaliteit op een hogere druk verspoten moet worden. Hierdoor neemt de controle over het proces af.
- Lijm: enkel contactlijm en glasvezellijm zijn geschikt voor de verwerking met airless spuitapparatuur. Glasvezellijm kan overigens op dezelfde manier verwerkt worden als verf; solventgedragen contactlijm niet.
- Spuitplamuur: ook spuitplamuren kunnen met airless spuitapparatuur verwerkt worden, zij het enkel met toestellen op basis van een plunjerpomp. Spuitplamuren vereisen namelijk een hogere druk en een hoger aanzuigvermogen.
BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
Pomp
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen airless spuittoestellen met een membraanpomp en deze met een plunjerpomp. Voor het spuiten van verf wordt doorgaans een membraanpomp aangeraden. Omdat er bij membraanpompen slechts 10 cc in het verfhuis aanwezig is, geniet deze namelijk een vlotte spoeling en vergt ze weinig onderhoud. Membraanpompen zijn echter niet geschikt voor toepassingen, zoals twee spuitpistolen, of materialen, zoals spuitplamuur, die een hoog aanzuigvermogen vergen. Daarvoor dient men gebruik te maken van een plunjerpomp. Deze is echter ook geschikt voor het verspuiten van verf.
Pompen kunnen elektrisch, hydraulisch, pneumatisch of benzineaangedreven zijn. De meeste hebben een elektrische aandrijving, terwijl de zwaardere hydraulische aandrijving vooral interessant is voor hen die enkel een spuitplamuur gebruiken. Pompen met pneumatische aandrijving worden voornamelijk in de industrie en de schrijnwerkerij gebruikt.
Pistool
Bij het pistool is vooral de keuze van de spuitkop van belang. Deze moet naargelang van de toepassing aangepast worden. Voor de meeste verven wordt maat 519 gebruikt: een spuitkop met een doorsnede van 0,019 inch en een spuithoek van 50°. Voor het spuiten van randen, of wanneer men van materiaal verandert, is er echter een andere spuitkop vereist. Die worden doorgaans gemakkelijk verwisseld en er bestaan zelfs spuitkoppen met verschillende standen. Zo kan de spuithoek in een enkele beweging aangepast worden, zonder de spuitkop zelf te vervangen.
Slang
Materiaalslangen zijn beschikbaar in verschillende afmetingen, waarbij 15 m geldt als de standaardlengte. De aanbevolen diameter van de slang is afhankelijk van het materiaal. Voor de meeste verven is een slang met een doorsnede van 6 mm vereist; voor lakverf kiest men het best voor een kleinere doorsnede, namelijk 4 mm. Voor een spuitplamuur is dan weer een grotere doorsnede (ca. 13 mm) nodig.
Er zijn systemen op de markt waarmee de materiaalslang verwarmd kan worden, doorgaans tot een temperatuur van maximaal 60 °C. Door te verwarmen, verlaagt de viscositeit van de verf, waardoor ze zich gemakkelijker en beter laat verspuiten. Kies hiervoor echter het best een daartoe ontwikkelde verf. Anders bestaat het risico dat de verf door de verwarming te snel zal drogen en onvoldoende vloei heeft om een strak eindresultaat te genereren.
