LEIDT STRENGER S-PEIL S31 TOT ONGEZONDE WONINGBOUW?
LUCHTDICHT BOUWEN VS. DAMPDICHT BOUWEN
Luchtdicht bouwen zit de laatste jaren sterk in de lift dankzij de steeds strenger wordende energievereisten. Vaak wordt evenwel de dampdichtheid vergeten, wat leidt tot schade of een onaangename leefomgeving. In dit artikel gaan we dieper in op deze problematiek en geven we u een aantal oplossingen mee om lucht- en dampdicht te bouwen.
ONDERSCHATTE PROBLEMATIEK

Er zijn maar weinig sectoren waar verschillende grootheden en werkingsprincipes zo door elkaar gehaspeld worden als in de bouwsector. Voor aannemers vormt dat weinig problemen, omdat zij door ervaring en kennis wel weten waarover het exact gaat. Voor uw klanten is dat evenwel niet altijd het geval. Wie bouwt, wordt al snel geconfronteerd met een kluwen aan beslissingen die genomen moeten worden. De termen die verschillende aannemers en architecten door elkaar hanteren, zorgen voor moeilijk af te wegen offertes en, erger nog, foute beslissingen omdat men appelen met peren vergelijkt.
Luchtdicht bouwen is een voorbeeld van dergelijke onduidelijkheid. Wat veel eindklanten niet weten, is dat luchtdicht niet synoniem staat voor dampdicht. Ze gaan ervan uit dat een woning die luchtdicht gebouwd werd, ook dampdicht is, en dat zet de deuren open voor discussies die soms tot in de rechtbank uitgevochten worden.
Voor alle duidelijkheid leggen we nog even uit wat beide termen nu exact betekenen.
Dampdicht bouwen betekent dat men de constructie van het gebouw beschermt tegen insijpeling van vocht door de vochtige en warme binnenlucht. Zo worden condensatie en de mogelijk resulterende vocht- en schimmelproblemen vermeden. Bij dampopen bouwen wordt vocht dat binnenshuis ontstaat, afgevoerd door de constructie en afgegeven aan de buitenlucht.
Luchtdicht bouwen heeft in feite een andere bedoeling: zorgen voor een energie-efficiënt gebouw, enerzijds door het buitenhouden van koude tocht en anderzijds het binnenhouden van de verwarmde binnenlucht. Luchtdicht bouwen heeft dus eerder energieprestatie als voornaamste drijfveer, terwijl het bij dampdicht eerder om het constructietechnische aspect gaat.
Toch worden beide vaak verkeerdelijk door elkaar gebruikt. Een dampdichte wand is ook altijd luchtdicht, maar een luchtdichte afdichting kan dampdicht of dampopen zijn.
PROBLEEMSTELLING

Dampdiffusie, dampdruk en dampdiffusieweerstand zijn de sleutelfactoren om de problematiek verder te belichten. Vochtige lucht zal zich altijd van de zone met de meeste waterdamp naar die met minder waterdamp (= dampdruk) proberen te verplaatsen. Als er tussen beide zones een poreuze wand staat zonder dampscherm, zal de damp zich door de wand proberen te verplaatsen.
Er ontstaat dus een waterdampflow door het materiaal, dit wordt dampdiffusie genoemd. De grootte ervan wordt bepaald door zaken als het verschil in temperatuur, luchtvochtigheid en het materiaal en dikte van de wand. Deze laatste twee factoren worden aangegeven als de dampdiffusieweerstand (µ) van een wand.
De waarde staat voor de verhouding tussen de effectieve dampdiffusieweerstand en die van een laag lucht met dezelfde dikte. Hoe groter de µ-waarde, hoe hoger de dampdiffusie van een wand en dus hoe lager het vermogen van een wand om dampdiffusie tegen te houden. De µ-waarde kan voor materialen als glas oneindig zijn, wat ze de facto dampdicht maakt. Merk op dat een wand veelal niet uit één materiaal bestaat. In een klassieke spouwmuur met een opbouw van baksteen/lucht/isolatie/lucht/baksteen moet damp door vijf lagen zijn weg zoeken naar buiten.
En daar wringt het schoentje, want als de dampdruk hoog is in het gebouw en er luchtdicht gebouwd is, dan wordt de dampdruk te hoog en de dampdiffusieweerstand te klein. Interne condensatie kan zich dan manifesteren in de isolatie. De gevolgen laten zich raden: het condens kan zich niet snel genoeg een weg banen naar buiten en de isolatiematerialen beginnen vervolgens te rotten. Dat proces kan zich na de bouw van het gebouw soms zeer traag manifesteren, waardoor de problemen pas vele jaren later volledig tot uiting komen.
OPLOSSINGEN VOOR DAMPDICHT AFSLUITEN
Een dampremmende folie aan de warme zijde van de muur zal het dampvocht weren uit de isolatie en de poreuze wand. Het aanbrengen verloopt echter vaak nog met fouten, waardoor de damp toch zich een weg kan banen. Een oplossing zou erin kunnen bestaan om met open stootvoegen te werken, zodat het vocht via natuurlijke ventilatie afgevoerd kan worden. Dat is evenwel uiteraard geen optie bij luchtdicht bouwen. Bovendien daalt de isolatiewaarde van zachte isolatiematerialen in sterk geventileerde spouwen. Correct afdichten is dus de boodschap.

Een greep uit de vaakst gemaakte fouten:
- dampscherm aan koude kant geplaatst;
- doorvoeringen (voor fluïda, elektro, rookgas …) niet goed afgesloten;
- het luchtscherm is luchtdicht, maar niet dampopen;
- verkeerde type dampscherm gebruikt.
Vooral dat laatste vereist nog enige toelichting. De verschillende dampschermen worden onderverdeeld in klassen, naargelang van het type gebouw waarin ze geplaatst kunnen worden:
- Plaatsen met een permanente lage productie van luchtvochtigheid zoals garages, bergingen, opslagruimtes...
- Goed geventileerde gebouwen met een beperkte lagevochtigheidsproductie zoals grotere woningen, kantoren, winkel…
- Gebouwen met een hogere productie van vochtigheid, waar een matige ventilatie voldoende is, zoals kleinere woningen, restaurants, feestzalen, ziekenhuizen…
- Gebouwen met een hoge productie van vochtigheid zoals zwembaden, wasserijen, drukkerijen, brouwerijen…
Overeenkomstig deze klassen kan dan het geschikte dampscherm gekozen worden, waarbij steeds een dampscherm van een hogere klasse ook toegelaten is.
- E1: PE-folie = 0,2 mm, met overlappingen van min. 100 mm;
- E2: PE-folie > 0,2 mm zoals aluminium laminaten, bitumenglasvlies V50/16, polyestervlies P150/16;
- E3: Gewapend bitumen V3/V4, P3/P4 of gewapend polymeerbitumen APP/SBS (met dikte ≥ 3mm), glasvlies of PES gewapend;
- E4: Gewapend bitumen met metaalfolies of meerlaagse systemen van polymeerbitumen (met dikte ≥ 8 mm).
Afhankelijk van deze klasse en het gebruikte bouwmateriaal (bitumen, beton, staal …) moet vervolgens de correcte bevestigingswijze van de afdichting gekozen worden. Vandaag bestaat er ook software die de juiste keuze maakt voor u. Na inbreng van enkele karakteristieken geeft deze het juiste type dampscherm weer. Om het dampscherm af te dichten, bestaan er meerdere oplossingen. Aluminiumtape wordt vaak ingezet om tussen isolatieplaten die al over een aluscherm beschikken, de afdichting te voorzien. Aan de randen kan er elastisch PU-schuim gebruikt worden. Dichtingsmastiek kan dan weer gebruikt worden om dampfolie vast te kitten tegen de muur om de afdichting te realiseren.
OPLOSSINGEN VOOR LUCHTDICHT AFDICHTEN
Ook bij het luchtdicht afdichten zijn de oplossingen zeer divers. We halen de meest gebruikte erbij: tapes, vaste membranen, vloeibare membranen, kits en schuimen.

Tapes
Tapes zijn een snelle oplossing, áls ze goed geplaatst worden. Ze kunnen in theorie ingezet worden voor het afdichten van twee folies en voor het afdichten van de verbinding tussen de folie en het metselwerk.
Twee voorname problemen komen nogal eens voor bij tapes: de tapes staan onder te veel spanning, waardoor de levensduur beperkt wordt of de tape wordt aangebracht op een vuile ondergrond.
Kit
Een specifieke luchtdichte voegkit kan voor kleinere voegen ook dienen als luchtdichte oplossing. Ze zijn ideaal om kleine voegen (< 2 cm) tussen plinten en muur en tussen schrijnwerk en pleisterwerk af te dichten. Let wel: een luchtdichte voegkit is slechts een aanvulling, het is geen vervanging voor membranen. Voor een goed resultaat worden beide het best gecombineerd.

Membranen
Bij de membranen hebben we twee types: de vaste en de vloeibare uitvoering. De vaste uitvoering bestaat uit een kunststof of rubber afsluitstrip. Ze worden vaak ingezet rond vensterbanken, onderaan op schuiframen en bij ramen. Indien correct geplaatst, bieden ze een goede luchtdichtheid op lange termijn. Vloeibare membranen zijn pasta's op basis van polymeren. Ze kunnen al dan niet versterkt worden met glasvezel.
Luchtdicht PU-schuim
Aangepaste polyurethaanschuimen kunnen tot op zekere hoogte ingezet worden als luchtdichte en elastische oplossing voor voegen en kieren. Dat is bijvoorbeeld het geval voor ramen in een omkasting. Het schuim wordt dan aangebracht tussen de deklijsten van de omkasting en de ruwbouw.
De beperkende factor bij PU is de vorm van de voeg. Enkel bij niet al te brede voegen met een zekere diepte zijn ze echt geschikt als luchtdichte oplossing.
Om minieme kieren van enkele millimeters breed af te dichten, is PU zeker geschikt. Denk bijvoorbeeld aan het luchtdicht afwerken van vloer-wandaansluitingen en wand-plafondaansluitingen, raam- en deuraansluitingen, dakaansluitingen en doorvoeren.
Een zeker nadeel van deze afdichtingsvorm is de toepasbaarheid bij lagere temperaturen. Ook zijn ze moeilijker toepasbaar op niet-poreuze ondergronden. In dat geval wordt beter overgeschakeld naar een hybride uitvoering. Die is iets dikker van structuur, is ook elastischer en kan beter overweg met vocht.