KOELEN MET GEOTHERMISCHE WARMTEPOMP GOED VOOR BODEMKLIMAAT
BODEM REGENEREERT SNELLER IN DE ZOMER, MET BETERE PRESTATIES GEOTHERMISCHE WARMTEPOMP TOT GEVOLG
Dat men er ook passief mee kan koelen, is een belangrijk voordeel van geothermische warmtepompen. Het verbruikt bijna niets om te koelen en het komt bovendien ook de bodem ten goede. Wel dient er steeds op gelet te worden dat er zich geen condens in het afgiftesysteem kan vormen. Dat kan door een vaste minimumtemperatuur van het afgiftesysteemwater in te stellen of door een thermostaat met een goed afgestelde relatieve vochtigheidsmeter te installeren die de minimumtemperatuur van het afgiftesysteemwater bepaalt.
WAAROM KOELEN?
Geothermische warmtepompen doen het zoals andere warmtepompen het best in goed geïsoleerde, luchtdichte gebouwen. In deze gebouwen kan lagetemperatuurverwarming de beperkte warmtevraag immers goed dekken. Goed geïsoleerd en luchtdicht betekent echter ook dat de warmte niet goed weg kan, wat oververhitting tot gevolg kan hebben. Dit is zeker zo als in de voorontwerpfase niet of weinig aandacht werd besteed aan het aspect oververhitting, denk hierbij aan zonnewering, luifels … Koeling biedt hiervoor een oplossing.
Een geothermische warmtepomp kan bij een koelvraag ook worden ingezet. Er kan passief of actief mee worden gekoeld.
PASSIEF KOELEN
In de zomer kunnen geothermische warmtepompen zorgen voor een natuurlijke koeling. De bodem is na een winter verwarmen met bodemwarmte immers afgekoeld (van 10 à 12 °C tot ongeveer 5 °C). Het water-glycolmengsel in de lussen heeft het dus fris en kan worden gebruikt om het gebouw af te koelen. Let wel: het koelvermogen bij verticale systemen is hoger dan bij horizontale. Bij horizontale systemen wordt de bodemtemperatuur in de zomer immers sneller aangevuld door o.a. de zonne-instraling en regen.
Wanneer passief wordt gekoeld, wordt de compressor buiten werking gesteld en verbruikt deze geen energie. Er is enkel stroomverbruik van de regeling en van de circulatiepomp van het bronsysteem en die van het afgiftesysteem.
De regeling geeft bij een bepaalde temperatuur/vochtigheid de opdracht aan de circulatiepomp van het bronsysteem om het water-glycolmengsel via een driewegklep naar een extra warmtewisselaar te sturen. In die warmtewisselaar circuleert ook het water van het afgiftesysteem. Zo geeft het water-glycolmengsel zijn koelte af aan het water uit het afgiftesysteem, waardoor het gebouw met 2 tot 5 °C kan koelen. Op die manier kan warmte aan het gebouw worden onttrokken via de buizen van het afgiftesysteem en worden afgegeven aan het bronsysteem. Met andere woorden, het gebouw koelt af en de bodem warmt op.
ACTIEF KOELEN
Actieve koeling is veel energieverslindender dan passieve koeling en wordt in de EPB-berekening dan ook bestraft. Als vanzelfsprekend is er wel veel meer koelvermogen, vergeleken met passief koelen. Bij actieve koeling wordt het werkingsproces van de warmtepomp omgekeerd. De condensor wordt verdamper, en de verdamper wordt condensor. Met andere woorden, de woning wordt de warmtebron, de bodem het afgiftesysteem. De koellijn dient met dezelfde nauwkeurigheid als de stooklijn ingesteld te worden.
VOORDELEN
Het grote voordeel van koelen met een geothermische warmtepomp is dat de bodem in de zomer sneller genereert. De warmte van in de woning wordt bij passieve en actieve koeling immers overgedragen op de bodem. Dat zorgt ervoor dat de bodem tegen het begin van het stookseizoen opnieuw op temperatuur is en de bodem na verloop van tijd niet uitgeput raakt.
Het komt immers wel voor dat bij een slechte dimensionering van het captatiesysteem de bodem in de zomer niet voldoende opwarmt en jaar na jaar in temperatuur daalt bij de start van het stookseizoen. Hierdoor komen de prestaties van de warmtepomp in het gedrang. Bij een correcte dimensionering van de bron zou dat echter nooit een probleem mogen vormen.
AANDACHTSPUNTEN
De temperatuur van het water in het afgiftesysteem mag niet te laag zijn. Bij temperaturen lager dan 18 °C is er een groot risico op condensatie van de vloeren of wanden. Er kan eventueel lager in temperatuur worden gegaan, maar dan moet een relatieve vochtigheidsmeter (die zit in de thermostaat ingebouwd of wordt apart geïnstalleerd) worden voorzien. Die berekent op basis van de temperatuur en de relatieve vochtigheid in de ruimte hoe laag de temperatuur in het afgiftesysteem kan zakken zonder dat er daarbij condens ontstaat. Ook de verbindingsleidingen en collectoren dienen extra geïsoleerd te worden om condensvorming tegen te gaan.