GipskartonPremium

Zo gebruikt u leempleisters als binnenafwerking

De keuze voor natuurlijke, lokale materialen met een lagere milieu-impact kent de laatste jaren een sterke opmars in de Belgische bouwsector. Dit is ook te merken aan de toenemende interesse voor kleipleisters, in de praktijk vaak ook leempleisters genoemd. Het gaat hier om natuurlijke pleisters op basis van ongebakken aarde. Ze bieden het voordeel dat hun esthetische uitzicht zowel kan dienen voor een rustiek als voor een hedendaags interieur, dat ze geen latere afwerking behoeven en dat ze een zeker vochtregulerend karakter vertonen. Men dient hierbij echter wel rekening te houden met hun vochtgevoeligheid en met hun lagere mechanische sterkte ten opzichte van de courante binnenpleisters.

BC Materials
Omdat leempleisters gewoonlijk in de massa gekleurd zijn, is het niet nodig om een verdere afwerking (bv. verflaag) aan te brengen © BC Materials

ALGEMEEN

Leem- of kleipleisters kunnen gebruikt worden als binnenbepleistering en zijn samengesteld uit klei (< 2 μm), silt (2 μm-63 μm), zand (63 μm-2 mm) en eventuele toevoegstoffen (bv. fijngehakt stro). Het bindmiddel van deze pleisters is klei. Klei bestaat uit kleimineralen, d.w.z. zeer fijne mineralen (< 2 μm) met een plaatachtige structuur. Deze plaatjes hechten aan elkaar door elektrostatische krachten. De kleur van de klei is afhankelijk van de gebonden metaaloxides en -hydroxides (bv. ijzer, mangaan en aluminium).

De uitharding van leempleisters gebeurt door fysische droging, zonder optreden van chemische reacties. Wanneer ze in contact komen met water, dan worden ze terug zacht. Naarmate de hoeveelheid water toeneemt, zullen de bindingskrachten afnemen.

Klassieke gipspleisters
21 artikels
Alles over pleisterwerkenOntdek ons digitaal magazine over pleisterwerken
Lees magazinechevron_right

Duurzaam

Voor de productie van leempleisters is er weinig energie nodig. De klei hoeft immers niet opgewarmd te worden en er is enkel een mechanische behandeling (fijnmalen, zeven) na uitgraving vereist. Omdat er geen chemische reactie plaatsvindt, zijn hun recyclage en hergebruik gemakkelijk te overwegen.

BC Materials
Voor de productie van leempleisters is er weinig energie nodig. De klei hoeft immers niet opgewarmd te worden en er is enkel een mechanische behandeling (fijnmalen, zeven) na uitgraving vereist © BC Materials

EIGENSCHAPPEN

De keuze voor leempleisters wordt doorgaans ingegeven door hun esthetische uitzicht dat zowel bij een hedendaagse als rustieke stijl past. Nuanceverschillen zijn eigen aan deze natuurlijke materialen en moeten in zekere mate aanvaard worden. Hun hygroscopische en waterdampdiffusie-eigenschappen kunnen een buffereffect creëren ten opzichte van de eventuele schommelingen in de relatieve vochtigheid van het binnenklimaat. Hoewel leempleisters afhankelijk van hun dikte en hun oppervlakteafwerking een goed tot excellent vochtregulerend vermogen (MBV 1-3 g/(m²%RV) kunnen hebben, mogen ze in geen geval ingezet worden ter vervanging van een efficiënt ventilatiesysteem.

Lagere druk- en buigsterkte

Leempleisters vertonen in het algemeen zwakkere mechanische eigenschappen dan courante gips- en kalkpleisters. Zo beschikken ze doorgaans over een lagere druk- en buigsterkte. Dat heeft tot gevolg dat het pleisteroppervlak gevoeliger is voor afslijting en beschadigingen. De toepassing ervan op plaatsen waar het risico op schokken groot is, is dan ook afgeraden.

Hechting matig tot zwak

De hechting aan de ondergrond is eerder matig tot zwak in vergelijking met andere binnenpleisters, maar wel voldoende voor stabiele ondergronden. Lagere performanties dan deze van de klasse S1 (zie onderstaande tabel) zijn volgens ons sterk af te raden. Leempleisters zijn bijgevolg geen geschikte ondergrond voor een betegeling.

Leempleisters
(*) Opmerking: tot op heden bestaat er nog geen Europese of Belgische norm voor leempleisters. De werkzaamheden voor het opstellen van een Belgische norm voor leempleisters zijn aangevat.
Hermelijn

Leembepleisteringen bestaan meestal uit twee of meerdere pleisterlagen: een basispleister en een afwerkpleister © Hermelijn

Gevoelig voor scheurvorming

Als gevolg van de krimp die optreedt tijdens de uitharding, zijn leempleisters gevoelig voor scheurvorming. Om hieraan te verhelpen, worden er vaak plantaardige vezels (bv. stro of vlas) aan hun samenstelling toegevoegd of wordt er in een algemeen wapeningsnet voorzien. Het risico op scheurvorming kan verminderd worden door het pleister te behandelen in opeenvolgende stappen en dit, in functie van het drogingsniveau. Ondanks deze maatregelen kan het optreden van scheuren echter nooit volledig uitgesloten worden.

Vochtgevoelig

Leempleisters zijn vochtgevoelig. De toepassing ervan in zeer vochtige ruimtes (d.w.z. met een langdurige hoge relatieve vochtigheid), op wanden die regelmatig blootgesteld worden aan waterbesproeiing (bv. individuele of collectieve douchewanden) of op wanden die regelmatig gereinigd moeten worden (bv. rond de lavabo in de keuken) is met andere woorden afgeraden.

Hermelijn
De hechting aan de ondergrond is eerder matig tot zwak in vergelijking met andere binnenpleisters, maar wel voldoende voor stabiele ondergronden  © Hermelijn

VOORBEREIDING VAN DE ONDERGROND

Algemene richtlijnen over de uitvoering van binnenbepleisteringen en de voorbereiding van de ondergrond zijn terug te vinden in de uitvoeringsnorm NBN EN 13914-2. Een goede voorbereiding van de ondergrond is belangrijk om een goede hechting en het gewenste uitzicht van het leempleister te bekomen. Naast de hieronder beschreven algemene aanbevelingen, is het steeds aangeraden om er de richtlijnen van de fabrikant op na te slaan.

Profielen (bv. hoekprofielen) kunnen niet met leempleister vastgezet worden. Hiervoor kan men wel een gipspleister of een ander verenigbaar bevestigingsproduct gebruiken.

Wanneer de ondergrond heterogeen is of wanneer men vreest voor te grote hygrothermische spanningen, dan verdient het de voorkeur om een wapeningsweefsel in het leempleister aan te brengen teneinde het risico op scheurvorming te beperken.

BC Materials
Om scheurvorming te verhelpen, worden er vaak plantaardige vezels (bv. stro of vlas) aan hun samenstelling toegevoegd of wordt er in een algemeen wapeningsnet voorzien © BC Materials

Voorbehandeling

Gladde en weinig zuigende ondergronden zoals beton, zijn delicate ondergronden die zeker voorbehandeld moeten worden. Dit kan gebeuren met behulp van een hechtprimer met grove korrel of met behulp van een hechtpleister. Eventueel kan ook het gebruik van een pleisterdrager overwogen worden. 

Bij metselwerkondergronden uit baksteen, betonstenen, kalkzandsteen of ongebakken kleiblokken kan er een voorbehandeling nodig zijn, afhankelijk van hun waterabsorberende vermogen en/of oppervlaktestructuur: 

  • bij normale wateropzuiging is er geen voorbehandeling, maar eventueel wel een voorbevochtiging vereist
  • bij sterke wateropzuiging dient men een impregneermiddel of een vloeibare mortel op basis van klei aan te brengen 
  • bij geringe wateropzuiging en/of gladde oppervlakken dient men in een hechtprimer of een hechtpleister te voorzien.

Kalkhennepblokken hebben doorgaans geen voorbehandeling nodig. Ze kunnen eventueel wel voorbevochtigd worden om een te snelle droging van het leempleister tegen te gaan.

Op ondergronden die niet rechtstreeks bepleisterd kunnen worden of waarop de hechting te zwak is, kan men een beroep doen op pleisterdragers, zoals courante metalen netten of zelfs rietmatten. Deze worden mechanisch aan de ondergrond bevestigd.

Leempleisters zijn niet geschikt voor een toepassing op zoutbelaste ondergronden. In dit geval kunnen de zouten immers naar het pleister migreren, alwaar ze door kristallisatie de structuur van het leempleister zullen beschadigen.

UITVOERING

Leembepleisteringen bestaan meestal uit twee of meerdere pleisterlagen: een basispleister en een afwerkpleister.

ClayLime
Nuanceverschillen zijn eigen aan deze natuurlijke materialen en moeten in zekere mate aanvaard worden © ClayLime

Basispleister

Het dikkere basispleister (10 mm of meer) bevat doorgaans grovere vezels en/of een wapeningsweefsel en zal de eventuele oneffenheden van de ondergrond wegwerken. Het basispleister wordt eerder ruw afgewerkt om het drogen te bevorderen en de hechting van de afwerklaag te verbeteren. Indien er in een wapeningsweefsel (bv. uit vlas, jute of glasvezel) voorzien wordt, dan is het belangrijk dat dit zich in de buitenste helft van het basispleister bevindt.

Afwerkpleister

Na droging van het basispleister kan er een afwerkpleister (2 tot 5 mm) aangebracht worden dat de gewenste kleur en het gewenste uitzicht zal geven.

Een uitvoering in één laag is riskanter, maar mogelijk op voorwaarde dat de ondergrond voldoende homogeen is en een gelijkmatige zuiging vertoont. Zo niet, dan loopt men het risico dat de opbouw van de ondergrond zich zal aftekenen aan het pleisteroppervlak door een verschil in droging.

Bij de aanmaak van voorgedoseerde pleisters is het belangrijk om de door de fabrikant voorgeschreven aanmaakwaterhoeveelheid en meng- en rusttijden te respecteren. Leempleisters kunnen in big-bags (aardvochtig of gedroogd) of in zakken (gedroogd) geleverd worden. Ze kunnen ook ter plaatse samengesteld worden, al zal men zich in voorkomend geval moeten baseren op de expertise van een aannemer of een persoon met kennis van zaken om tot een geschikte pleistersamenstelling te komen. Het strekt tot aanbeveling om een testzone van bijvoorbeeld 1 à 2 m² uit te voeren om de verwerkbaarheid, het uitzicht en de hechting te beoordelen. 

Leempleisters kunnen manueel of machinaal aangebracht worden. De fabrikant kan inlichtingen verstrekken over de meest geschikte spuitmachine. Voor de manuele uitvoering kan men gebruikmaken van de gebruikelijke pleisterspanen.

ClayLime
Het uitzicht van leempleisters wordt in sterke mate bepaald door de manier waarop het afwerkpleister afgewerkt wordt © ClayLime

Het uitzicht van leempleisters wordt in sterke mate bepaald door de manier waarop het afwerkpleister afgewerkt wordt. Na het vlakzetten kan men het oppervlak onder andere gladmaken met een pleisterspaan, sponsen om de vezels en/of korrels zichtbaar te maken of reliëf geven met een borstel. Het tijdstip van de verwerking oefent eveneens een zekere invloed uit op de oppervlaktestructuur. Hoe later er gladgestreken wordt, hoe fijner het oppervlak zal zijn. Omdat de droging van leempleisters eerder traag verloopt, zal de plafonneerder doorgaans de dag nadien moeten terugkomen om het oppervlak zijn finale structuur te geven.

Te snel bewerken kan aanleiding geven tot een zanderig uitzicht. Het strekt tot aanbeveling om het oppervlak na droging af te borstelen teneinde het eventuele overschot aan zand te verwijderen. Het is hoe dan ook aangeraden om het afwerkpleister pas aan te brengen nadat alle binnenwerken (vloeren, schrijnwerk …) uitgevoerd zijn en dit, om het risico op beschadigingen te minimaliseren. Dankzij de wateroplosbaarheid van leempleisters kunnen kleine beschadigingen of microscheurtjes gemakkelijk weggewerkt worden door het pleister lichtjes vochtig te maken. Deze herstellingen kunnen echter wel aanleiding geven tot lichte kleurverschillen.

BC Materials
Profielen (bv. hoekprofielen) kunnen niet met leempleister vastgezet worden. Hiervoor kan men wel een gipspleister of een ander verenigbaar bevestigingsproduct gebruiken © BC Materials

Omdat leempleisters gewoonlijk in de massa gekleurd zijn, is het niet nodig om een verdere afwerking (bv. verflaag) aan te brengen. Indien er toch een verdere afwerking aangebracht zou worden, dan is het aangeraden om te opteren voor een leemverf of een ander dampopen verf- of pleistersysteem (bv. op basis van kalk). 

Voor de afwerking ter hoogte van de aansluiting tussen leempleisters en de andere elementen moet men gebruikmaken van een aangepaste voegvuller (bv. op basis van leem) omdat traditionele silicone kitvoegen onvoldoende hechten aan leempleisters. Bij fragiele of zanderige oppervlakken (bv. als gevolg van het geringere kleigehalte in het leempleister) kan men ervoor kiezen om een kleurloze fixator (caseïne, lijnzaadolie of cellulose) of een specifieke verf aan te brengen teneinde het oppervlak te verstevigen. Het is in elk geval aangeraden om vóór elke nabehandeling de fabrikant te consulteren.

Dit artikel werd opgesteld in het kader van de prenormatieve studie Clay-Bio-Masonry en de Normen-Antenne Afwerking, gesubsidieerd door de FOD Economie.

Voor het volledige artikel: klik hier

Proef ons gratis!Word één maand gratis premium abonnee en ontdek
alle unieke voordelen die wij u te bieden hebben.
  • checkwekelijkse nieuwsbrief met extra tips en exclusieve content
  • checkvolledig toegang tot het digitaal archief
  • checkonbeperkt toegang tot 3.000 bouwinstructies
  • checkonbeperkt toegang tot 1.400 instructievideo's
Heeft u al een abonnement? Klik hier om aan te melden
Registreer je gratis

Al geregistreerd of abonnee?Klik hier om aan te melden

Registreer voor onze nieuwsbrief en behoud de mogelijkheid om op elk moment af te melden. Wij garanderen privacy en gebruiken uw gegevens uitsluitend voor nieuwsbriefdoeleinden.
Geschreven door I. Dirckx, ir., adjunct-laboratoriumhoofd, laboratorium Bouwmaterialen, WTCB / chef adjoint du laboratoire ‘Matériaux de construction’, CSTC
Word één maand gratis premium abonnee en ontdek
alle unieke voordelen die wij u te bieden hebben.
In dit magazine