(VER)PLAATSEN EN STABILISEREN
PLAATSING

van de ladder niet kan wegschuiven
Plaats kiezen
Bij de plaatsing van een ladder moet eerst en vooral worden nagegaan of de ondergrond voldoende draagkracht heeft. Dat kan alleen als de ondergrond stevig, stabiel en onbeweeglijk is. Daarnaast moet er voldoende ruimte vrij zijn rond de ladder, zodat werknemers de ladder veilig op en af kunnen klimmen.
Aanpassingen bij plaatsing
Indien de ladder niet op een ondergrond met voldoende draagkracht – bijvoorbeeld losse grond zoals zand of grind – kan worden geplaatst, moet een verdeelplaat ervoor zorgen dat de druk van de voet kan worden opgevangen. De ladder mag uiteraard ook niet glijden, wat kan worden voorkomen door een laddermat te gebruiken.
Correcte hellingshoek
Niet alleen een stabiele ondergrond speelt een belangrijke rol, maar ook de hellingshoek waarin de ladder geplaatst wordt. Idealiter bevindt de verhouding zich tussen 1 op 3 en 1 op 4, wat wil zeggen dat de afstand tussen de muur en de laddervoet tussen 1/3e en 1/4e van de lengte van de ladder bedraagt. Dat komt overeen met een hellingshoek tussen 65° en 75°. Dat kan gemakkelijk worden nagegaan door de voeten tegen de onderkanten van de ladderbomen te plaatsen. Met uitgestrekte armen moet men dan de ladderbomen kunnen raken. Bij een te steile hoek is het mogelijk dat de ladder naar achteren kantelt, bij een te zwakke hoek bestaat het risico dat de voet wegschuift.
HOE MOET EEN PERSOON EEN LADDER OPRICHTEN?
Het is altijd beter als een ladder door twee werknemers kan worden geplaatst. Indien dat door omstandigheden echter niet mogelijk is, bestaat er toch een veilige manier waarop één iemand een ladder kan oprichten. Dat kan door de ladder eerst en vooral plat op de grond te leggen. De voet moet zich daarbij op een ondergrond bevinden die voldoende stevig is, zo wordt vermeden dat de ladder wegglijdt bij het oprichten. Daarna kan de bovenkant van de ladder worden opgetild. Wanneer de werknemer de ladder boven het hoofd heeft getild, kan hij/zij langzaam voortlopen onder de ladder. Door de sporten een voor een omhoog te duwen, komt de ladder uiteindelijk in de correcte positie te staan.
STABILISATIE
Onderkant stabiliseren
Om te voorkomen dat de onderkant van een draagbare ladder verschuift, kunnen de ladderbomen worden vastgezet. Daarnaast bestaan er verschillende hulpmiddelen om de onderkant te verstevigen. Zo kunnen verplaatsbare voeten worden vastgemaakt met zuignappen of een buitenbekleding van rubber. Ook de ladderboom zelf kan worden aangepast, want er bestaan verschillende (interne en externe) rubberen antislipvoeten en zelfs voeten met een stalen punt. Ook een laddermat of een stabilisatiebalk, die de basis van de ladder vergroot, kan soelaas bieden.

Bovenkant stabiliseren
Net zoals de onderkant wordt ook de bovenkant van de ladder het best vastgemaakt aan een vast oppervlak. Indien dat onmogelijk is, kan gebruik worden gemaakt van rubberen stootkussentjes, haken of rubberen gevelwielen om bovenaan extra stevigheid in te bouwen. Daarenboven zorgen dergelijke accessoires ervoor dat het oppervlak waartegen de ladder steunt (bijvoorbeeld de gevel van een gebouw), niet zal worden beschadigd. Wanneer de ladder boven een platform uitsteekt, is het voor een veilige beklimming en afdaling aangewezen dat de ladder ongeveer een meter (of vier sporten) hoger komt dan dat platform.
VERPLAATSEN
Vooraleer de ladder wordt verplaatst, moeten alle mobiele delen grondig worden vergrendeld. Wanneer de werknemer de ladder in z’n eentje transporteert, moet hij de ladder in het midden opnemen en het gedeelte voor zich hoger houden dan het achterste gedeelte. Twee personen moeten dan weer elk aan een uiteinde van de ladder lopen, beiden langs dezelfde kant. Bruuske draaibewegingen moeten worden vermeden om niet tegen personen of voorwerpen te stoten. Ook bij doorgangen en op plaatsen met beperkte zichtbaarheid dient men bijzonder voorzichtig te zijn.