Hoe plaats je een parketvloer?
De plaatsing van een parketvloer kan iedereen die wat handigheid in zich heeft perfect zelf uitvoeren. Er bestaan echter verschillende technieken. Welke van die plaatsingsmethodes er wordt gehanteerd, hangt onder meer af van de ondervloer. We overlopen waarop je moet letten en staan even stil bij het verlijmen van een parketvloer en parketplanken op een trap.
Voorbereiding
Meten
Uiteraard meet je eerst de ruimte op om te weten hoeveel pakken parket je moet bestellen. Houd rekening met zo’n 10% procent aan snijverlies.
Chapevloer
Hoe een parketvloer gelegd wordt is afhankelijk van de staat van de chape of dekvloer. Per 2m mag er niet meer dan 3 mm speling zijn. Is dat wel zo? Dan moet je egaliseren. Controleren op die speling doe je met een plooimeter of een lange waterpas.
Naast de vlakheid van de chape, is voor parket het vochtgehalte ook en belangrijke factor. Je werkt immers met hout, en door vocht zou je vloer kunnen loskomen of kromtrekken. Het maximale vochtgehalte bij een cementgebonden chape is 2,3% (1,5% met vloerverwarming). Bij een anhydrietchape mag dat niet meer dan 0,5% zijn (0,3% met vloerverwarming). De chape moet verder vooral waterdicht zijn, best met behulp van een vochtscherm.
Werk je niet op een nieuwe chapelaag, maar heb je je oude vloerbekleding uitgebroken? Controleer de staat van de chape en of er folie op ligt. Is de chape beschadigd en ligt er een vochtwerende folie op? Dan moet je egaliseren. Op een ongeschonden chape zonder folie breng je best een epoxylaag aan tegen vocht. Bij een egale chape met folie kan gewoon verderwerken.
Let op: chape gieten is voer voor vakmannen
Op bestaande vloer
Wil je parket aanbrengen op een bestaande vloerbedekking? Dan gelden dezelfde regels: de bestaande vloerbedekking moet effen en waterpas liggen. Als dat niet zo is, moet je egaliseren. Tegels of laminaatplanken moeten stevig vastliggen. Bestaande parketvloeren mogen in geen geval tekens van vocht of schimmel vertonen. Zorg dat je de vloer ook eerst goed ontvet en opruwt.
De ruimte
Zorg tijdens en na de plaatsing voor een kamertemperatuur van zo’n 20 °C, een luchtvochtigheid tussen 45 en 65% en een vochtgehalte (van de vloer) van 8 tot 10%. Voor je begint met het plaatsen, welke techniek je ook gebruikt, leg je de parketplanken 48 uren op voorhand in de te plaatsen ruimte om te acclimatiseren aan de temperatuur en luchtvochtigheid. Ondertussen kan je de ruimte proper maken. Als dat gebeurd is, kan je de planken al eens uitleggen om te zien hoe ze passen, en aanduiden waar en hoe er verzaagd moet worden.
Plaatsingstechnieken
Ondervloer
Parket plaats je niet zomaar los op de dekvloer. Tussen de dekvloer en het parket komt idealiter nog een zwevende ondervloer. Deze zorgt voor dampdichtheid, geluiddemping en uitvlakking van eventuele oneffenheden. Meestal wordt er gekozen voor OSB-platen of een zachtere kunststoffen ondervloer. Welke ondervloer je gebruikt, hangt af van de plaatsingstechniek. Uiteraard moet ook deze waterpas liggen.
Vloerverwarming heeft een ondervloer nodig die daartegen bestand is
Nagelen
Een parketvloer kan worden vastgenageld op een rooster dat rust op een ondervloer. Hier kies je het best voor een houtachtige ondervloer, zoals spaanplaat (als volledige plaat of als tegels). Ook een mozaïekondervloer – kleine blokjes die het gewicht van de vloer verdelen – is een prima oplossing. Daarmee is er weinig risico is op vervorming door wisselende luchtvochtigheid.
Op de ondervloer komt een raster. Let er zeker op dat die waterpas staat. Je moet ook voorkomen dat het parket doorbuigt. De maximale afstand tussen de middelpunten van twee balken naast elkaar mag daarom niet meer dan 40 cm zijn. De vloer moet een dikte van minstens 20 mm hebben. Het parket wordt dan loodrecht op de roostering geplaatst en in de tand vastgenageld.
Door vast te nagelen op een roosterwerk, creëer je wel een luchtlaag. Op termijn kan de vloer daardoor gaan kraken. Daarom wordt parket tegenwoordig eerder zwevend geplaatst of verlijmd.
Zwevend plaatsen
Voor zwevend parket kies je het best voor een folie of kunststofschuim op rol of plaat als ondervloer (bijvoorbeeld polyethyleen). Deze zijn doorgaans slechts 2 mm dik en bieden een goede isolatie, zowel thermisch als akoestisch. De plaatsing gebeurt dan met een tand- en groefsysteem of, net zoals bij heel wat laminaatvloeren, met een kliksysteem.
Over het algemeen schuif je voor klikparket eerst de lange kant in het bovenliggende paneel voor je de korte kant vastklikt, maar de techniek kan verschillen naargelang de soort die je gebruikt. Lees daarom zeker altijd eerst de handleiding. Aankloppen doe je met een een hamer én een slagblokje, zodat je de planken niet beschadigt. Zo werk je rij per rij verder.
Parket lijmen
Waarom lijmen?
Tegenwoordig wordt er steeds vaker gekozen om parket te verlijmen. De lijm zet de planken vast en zorgt er zo voor dat deze niet meer kunnen bewegen. Daardoor is er minder kans dat de vloer op termijn zal kraken. Bij verlijming zijn er ook geen uitzet- of overgangsprofielen nodig, de voeg kan gewoon gevuld worden met silicone en hoeft naar 3 – 4 mm te zijn in plaats van 8 mm, wat gangbaar is bij zwevende vloeren.
Wie parket op vloerverwarming wil leggen, opteert ook best voor deze techniek, de warmte wordt immers beter doorgegeven bij verlijmd parket dan bij een genageld of zwevend geplaatst parket.
Ondervloer
Ook bij verlijmd parket is een houten ondervloer (OSB) aangewezen. Als de ondervloer mooi effen en waterpas ligt, hoef er enkel nog voor te zorgen dat die stofvrij is. Even erover met de stofzuiger en je kan verder.
Legrichting bepalen
Vroeger legde men parket vooral mee met de richting van de lichtinval. Niemand die je er tegenwoordig nog op gaat aanspreken als dat niet zo is. Je moet immers ook rekening houden met de elementen in de ruimte. Bijvoorbeeld bij een trap of een lange ononderbroken muur die haaks op de lichtinval staat, volg je best desbetreffende trap of muur.
Beginpunt bepalen
Na de legrichting bepaal je waar je begint en bereken je meteen of je met een volle plank kan beginnen. Maak een plannetje met de maten van alle elementen in de ruimte. Meet en bereken of je nergens met een smalle plank komt te zitten. Deel de lengte van de ruimte door de breedte van de plank. Vermenigvuldig de cijfers na de komma met de breedte van de plank en je weet hoe breed je laatste stuk gaat zijn.
Meng verschillende pakken door elkaar voor een mooi patroon
De eerste rijen
Weet je dat je overal goed uitkomt, dan kan je beginnen leggen. Plaats al twee rijen zonder lijm. Leg afstandsblokjes tussen het parket en de muur om de uitzetvoeg te behouden. Nu kan je al alle insprongen uitzagen met een afkort- of decoupeerzaag, zodat je zo meteen een start kan nemen zonder hindernissen. Begin altijd met twee rijen, want door een tweede rij aan te leggen, weet je zeker dat de eerste recht ligt. Trek een potloodlijn langs de rijen, zodat je meteen kan zien tot waar je straks kan inlijmen.
Inlijmen
Neem de planken van de eerste rijen terug weg. Laat ze wel in volgorde liggen, zeker die die je op maat hebt gemaakt. Dat maakt het straks gemakkelijker om ze terug te plaatsen. Dan kan je de zone die je hebt aangeduid met je potlood beginnen inlijmen.
Voor het lijmen zelf gebruik je parketlijm. De fabrikant van je parket zal je de beste lijm voor het parket kunnen aanraden. Dat is ofwel een witte dispersielijm, een PU-lijm, 2K-lijm, of een polymeerlijm. Gebruik bij het inlijmen altijd een lijmkam die geschikt is voor parketlijm. Deze heeft meestal driehoekige tanden.
Twee rijen vast
Daarna kan je het parket beginnen leggen. Leg de eerste rij in de lijm. Zorg dat je nog een kaleerblokje steekt tussen het venster of de muur en het parket. Die zal de uitzetvoeg aanhouden. Laat die kaleerblokjes liggen tot op het einde, anders verschuiven de rijen nog als je de volgende rij er in klopt.
Na de eerste rij kan je ook de tweede rij in de lijm plaatsen. Sla ze in elkaar met hamer en slagblokje. Zorg dat de naad overal toe is. Als alles goed is, moet deze rij recht langs je potloodlijn liggen.
Verder werken
Komt je tweede rij overeen met je potloodlijn, kan je verder met de derde. Nu hoef je geen potloodlijn meer te trekken. Als je wat te ver inlijmt, kan dat meteen gebruikt worden voor de volgende rij. Klop die rij dan ook op zijn plaats. Plaats het slagblokje zo dat je de tand en de bovenrand van het parket niet beschadigt. Als dat zou gebeuren, past de volgende plank er niet meer goed in.
Als je enkele rijen hebt gelegd, leg dan wat pakken op het gelijmde deel. Zo worden ze goed in de lijm gedrukt en verschuift het parket niet meer. Je gaat ook beter op het parket zitten om het minder te doen verschuiven.
TIP
Je kan de lijm per strook of per twee of drie stroken aanleggen. Lijm echter niet té ver in, want de lijm heeft maar een beperkte open tijd. Je wil niet dat die al uithardt terwijl je je parketplanken er nog moet op vastkleven.
Afkorten
Voor het mooiste effect bij strookplanken werk je in wildverband. Merk je tijdens het plaatsen dat het ontaardt in een trapverband, dan kan je dat corrigeren door een plank af te korten. Kort af tot op stukken van maximum 30 cm voor een mooi ogend resultaat.
De laatste rij
De laatste rij moet je ook in de breedte op maat zagen. Het gemakkelijkst is dat met een invalzaag met geleider te doen, maar het gaat evengoed met een handzaag of een decoupeerzaag.
De laatste plank
De laatste plank kan je er enkel goed inkrijgen met een slagijzer. Dit steek je, met de korte kant achter de laatste plank. Met een hamer sla je dan tegen de andere zijde van het slagijzer. Zorg ook nu dat de naad goed gedicht is.
Trap bekleden
Beschikt je te bekleden ruimte over een trap? Dan kan je die ook met parket bekleden.
Inpassen
Leg opnieuw eerst de planken op het verhoog zonder ze in te lijmen. Teken de laatste plank af en maak ze op maat. Als ze op maat is, pas het trapprofiel er dan al eens over. Normaal gezien zou dat de voeg en de kopse kant van de bovenste plank moeten bedekken. Leg nog kaleerblokjes tussen de planken en de muur, zodat je ook daar een uitzetvoeg aanhoudt. Teken de zijkant van de trap af en zaag op die lijn af.
Lijmen
Haal alle planken terug uit elkaar, want je moet ze nog aan de ondergrond lijmen. Zet eerst het stootbord vast. Is deze uitbekleed in gipskarton, dan gebruik je een polymeerkit. Is die in jouw situatie van hout, dan gebruik je de parketlijm. Kijk zeker of je loodrecht werkt ten opzichte van de grond. Op het OSB lijm je sowieso met de parketlijm. Lijm opnieuw strook per strook in.
Als je de eerste plank op zijn plaats legt, moet je opnieuw even kijken of die goed ligt natuurlijk. Ze moet in dezelfde lijn liggen met het parket er onder en met de opstaande kant. Meet dat even na. Steek enkele kaleerblokjes achter de plank langs één kant. Vergeet ook het kaleerblokje niet langs de muur. De laatste plank lijm je het best nog aan de opstaande plank.
Drogen
Leg tijdens het drogen van de lijm nog even wat gewicht op de trap, zo verschuiven de planken niet meer. Wacht tot 24 uren tot de lijm droog is om de vloer te belopen
Trap afwerken
De trap kan je verder nog af met een trapprofiel op maat. Werk de scherpe randen bij met een vijl of wat schuurpapier. Aan de hoek zaag je het profiel in verstek, dat is het mooist.
De profielen hebben openingen waarin je ze kan vastschroeven. Boor wel even voor, want je zit net op de rand van de planken te werken, en je wil natuurlijk vermijden dat je nieuwe parket splijt. Met gewone houtschroeven kan je het profiel dan vast zetten.
Vloer naar muur
Om de overgang van vloer naar muur mooi af te werken, lijm je plinten vast met een polymeerkit. Onder een raamopening, waar geen plaats is voor plinten, kun je ook een creatieve oplossing voorzien. Met de bovenkant van een plint kun je zelf een halfrond profiel maken. De afstand tussen raamopening en vloer zaag je af van de bovenste, afgeronde rand van je plint. Door dat stukje plint dan plat te leggen, met de zaagsnede richting de muur, heb je zelf een afwerkprofiel gemaakt! Kleef het vast met kit en de naad is netjes afgewerkt!
Afwerking van een parketvloer
Parket schuren
Na installatie moet het parket opgeschuurd worden – tenzij je natuurlijk met voorbehandelde planken werkt. Dankzij schuurbewegingen zullen oneffenheden in de toppen verwijderd worden, net als verontreinigingen die mogelijk een gevolg zijn van de plaatsing, zoals lijmresten. Zorg tijdens het schuren altijd voor een goede stofafzuiging zodat je krasvrij kan werken. Als het parket is opgeschuurd, kan je afwerken met een olie-, lak- of vernislaag.
Parket oliën
Een olie voedt de parketplanken en beschermt ze tegen verwering. Door regelmatig te voeden met een olie zorg je dat water de plaats niet kan innemen van de natuurlijke olie in het hout. Wanneer de olie is verzadigd, moet je een nieuwe laag aanbrengen.
Een olie breng je dun en gelijkmatig aan met een kwast, mop of spatel, al zijn er ook verspuitbare oliën. De ondergrond moet droog (houtvochtigheid max. 14%), stof- en vetvrij zijn.
Na een wachttijd van 15 tot maximaal 30 minuten wordt de olie ingewreven en de eventueel overtollige olie meteen verwijderd. De meeste oliën zijn pas na 24 uur beloopbaar, maar met een verharder bij highsolidolie kan je dat inkorten tot 8 uur. Een verharder verbetert ook de vlekbestendigheid, slijtvastheid, chemische weerstand, enz. Omdat het echter minder ecologisch verantwoord is, wordt het door de vakhandel als optie aangeboden.
Parket vernissen
Naast oliën, kan je een parketvloer ook vernissen. De werking van een vernislaag is iets anders. Deze dringt niet in het parket, maar legt een beschermende film die de poriën van het hout afsluit en zo de vloer kras-, vlek- en vochtbestendig maakt. Vernis breng je eveneens aan met een borstel, roller of spuitbus in meerdere lagen die je tussentijds laat drogen.
Vernis wordt meestal met een lakrol aangebracht in stroken met een breedte van 80 cm, nat in nat om de verschillende stroken mooi in elkaar te laten overvloeien. Boorden en kanten werk je met een brede platte kwast af. De meeste vernissen worden in drie lagen aangebracht, waarbij elke laag met een fijnkorrelig schuurpapier (120 tot 150) wordt opgeschuurd om eventuele onzuiverheden te verwijderen. Na een droogtijd van 6 à 8 uur zijn de meeste vernisvloeren beloopbaar. De houtvochtigheid is bij voorkeur maximaal 12%.