DE GEHEIMEN VAN EEN GOEDE SPORTVLOER

SCHOKABSORPTIE

Dit is het vermogen van de vloer om de energie van elk type impact te absorberen, bijvoorbeeld bij het rennen, springen, en uiteraard vallen of duiken. Er is echter een duidelijk verschil tussen schokabsorptie (de kracht om de impact van springen te absorberen, om de impact op gewrichten te verminderen, met oog op het reduceren van overbelastingsblessures) en comfort (de kans verkleinen op blessures bij een incidentele val, bv. een kneuzing van de elleboog). De schokabsorptie is dus geen maatstaf voor het comfort van de vloer. Dit hangt af van de aard van het materiaal en zijn vermogen om vervormd en samengedrukt te worden rond de plaats van impact. Daarom zijn puntelastische vloeren in het algemeen comfortabeler dan vlakverende vloeren.

GELIJKMATIGE WRIJVING

Voor een sportvloer is het van essentieel belang dat de wrijvingscoëfficiënt in alle richtingen hetzelfde is. Dit verhoogt niet alleen het comfort van de vloer, maar verkleint ook de kans op blessures. Voor de meeste sporten dient de mate van slipweerstand tussen de zool van de schoen van de speler en de sportvloer hoog genoeg te zijn om slippen te voorkomen. Maar deze waarde mag niet zo hoog zijn dat de beweging van de voet bij het draaien of bij een lineaire verplaatsing onmogelijk gemaakt wordt. Ook een gecontroleerde slip, zoals deze bij bepaalde sporten vereist is, moet mogelijk blijven.

BALSTUIT EN BALSPIN

Hierdoor wordt de bespeelbaarheid van een sportvloer bepaald. Het is niet zo dat hoe hoger de bal terugkaatst, hoe beter de vloer is. De waarden van verticale terugkaatsing en terugkaatsing onder een hoek, en de spinkarakteristieken van de bal dienen immers in overeenstemming te zijn met de geplande balsport(en). Een belangrijk aspect van de terugkaatsing van de bal dat zelden in beschouwing wordt genomen, is de regelmatigheid van het terugkaatsen. Op een goede sportvloer kaatst de bal overal op dezelfde manier terug.

ENERGIERESTITUTIE

Hierdoor wordt de prestatiefactor van de vloer bepaald. Bij een lage prestatiefactor lijkt het of men op zand speelt. Als de prestatie daarentegen zeer hoog is, lijkt het net of men op een trampoline speelt. Energierestitutie is echter niet te verwarren met het begrip veerkracht (het vermogen van de vloer om zijn oorspronkelijke vorm terug aan te nemen). Voor een optimaal speelgemak en voor een optimale veiligheid is het juiste evenwicht tussen beide prestatiefactoren (hoog als laag) nodig.