Maak zelf een gereedschapswand met kastdeuren

Een ordelijke werkplaats is essentieel om goed te kunnen klussen. Geef je materiaal een vaste plek. Dat lukt het best met een gereedschapsrek of een materiaalbord, met bijpassende kastdeuren. 

Download bouwplan

DE GEREEDSCHAPSWAND

ROOSTER

Begin met het fabriceren van een rooster. Laat enkele planken op gelijke lengte en gelijke breedte zagen. Die horizontale planken verbind je onderling door tegen de achterzijde verticale planken te timmeren.  Bij een beperkte lengte volstaan twee verticale planken. Heb je het gevoel dat er nog te veel speling is, voorzie dan ook een derde verticale plank.

Let erop dat je verbindingen mooi haaks zijn. Tussen elk van de horizontale planken hou je een tussenafstand van tweemaal de dikte van je mdf-plank. Dat is ongeveer 36 mm. Meet niet af, maar gebruik een plankje dat zo breed is als maat, dat werkt snel en correct.

BASISSYSTEEM

Maak nu een lange  basisdraagplank. Daarvoor neem je een plank van ongeveer 12 cm breed. Tegen die plank kleef je een strookje mdf van 18 mm breed en een strook mdf van 104 mm breed. De tussenruimte is dan dus opnieuw 18 mm, net de dikte van de horizontale planken.

Opnieuw meet je die tussenafstand niet af, maar gebruik je een stukje resthout als afstandhouder, kwestie van vlot te werken.

AFZONDERLIJKE STUKKEN

Als de lange basisplank klaar is, kun je die gaan opdelen. Je groepeert het best je gereed­schap en legt het uit op de plank. Zo kun je zien hoe de groep er zal uitzien, en hoeveel tussen­ruimte er noodzakelijk is.

Als je alles gepast, getest en uitgeprobeerd hebt, dan kun je de maat aftekenen. Zaag netjes het nodige stuk af. Dat lukt vlotjes met een kapzaag (en nog vlotter met een afkort­zaag.)

ONDERDELEN

SCHROEVENDRAAIERS

Je kunt op verschil­lende manieren dragers voor de diverse gereed­schappen maken. Het eenvoudigste onderdeel is dat voor de schroeven­draaiers. Het vol­staat op regelmatige afstand van elkaar een gat te boren.

Tip: pas de door­meter van het  boor­gat aan de doormeter van de schacht van je schroevendraaier aan. Dit zal helpen de schroevendraaiers steeds op de juiste plaats terug te steken.

BEITELS EN VIJLEN

De drager voor de beitels en de vijlen is een variant op die voor de schroeven­draaiers. Het verschil is dat je nu een opening moet boren met een grotere diameter. Je gebruikt dus geen gewone boor.  Er zijn drie mogelijk­heden voor het boren van grote gaten: slangen­boor, potboor of speedboor.

Tangen

De tangen zijn wat moeilijker op te hangen. Je hebt twee openingen nodig. Die boor je net als bij de de beitels en vijlen met een speedboor. De moeilijkheid bestaat erin de juiste tussenafstand in te schatten: soms zal de tang te diep wegzakken, soms zal hij niet diep genoeg zitten. Test de juiste tussenafstand eventueel uit op een extra plankje.

Hamers

Bij het ophangsysteem van de hamers werk je op nog een andere manier. Je gebruikt nu de gatenzaag, zo kun je de opening nog groter maken dan met een speedboor. Bij het boren zorg je ervoor dat het boorgat gedeeltelijk naast het hout valt. Je zaagt dus geen volle schijf uit maar slechts een gedeelte. Op die manier is er vooraan een opening. Je kunt de hamer dus langs daar in het rek schuiven.

Zaag

Om een ophangsysteem voor je zaag te maken, begin je met het inkorten van je ophangblokje. Daarna boor je in de voorzijde een gaatje. De doormeter van je boor pas je aan de doormeter aan van de deuvels die je beschikbaar hebt. Lijm de deuvel in het boorgat.

SLEUTELS

Heb je sleutels die aan een zijde helemaal dicht zijn, dan kun je die, net als de zagen, aan een deuvel ophangen. Hebben je sleutels aan beide zijden een open steek, dan kun je die ophangen door twee deuvels op gepaste afstand van elkaar in te boren. Boor de deuvels een ietsje schuin in, op die manier blijven je sleutels zeker hangen.

HET REK OPHANGEN

Het principe

We werken met een haaklat. Het principe is eenvoudig: zaag een lange lat onder een hoek van 45° in de lengte door. Een van de delen bevestig je aan de muur, een ander deel bevestig je aan het bord dat je wil ophangen.

Haaklatten (of French Cleats) hebben het voordeel dat ze het bord helemaal tegen de muur trekken, zodat het steeds stabiel hangt. Er is bij dit systeem ook een relatief groot contactvlak tussen de twee delen, namelijk de volledige schuine zaagsnede; ook dit verhoogt de soliditeit.

AAN DE MUUR

Een van de delen komt dus aan de muur. Boor voor in het hout, met een houtboor. Zet die gaten over op de muur, en zorg er zeker voor dat je haaklat waterpas hangt. Boor (met een steenboor) gaten in de muur. Daar gaat de plug in en daarna kun je vastschroeven. Let erop dat de schroeven voldoende verzonken zitten.

Aan het rek

Het andere deel bevestig je aan het rek zelf. In dit geval passen de stukken netjes tussen de verticale delen.
Wel even opletten dat je de twee stukken allebei op dezelfde hoogte vastmaakt, en dat je mooi parallel werkt.

DE KASTDEUREN

EEN OMKASTING

De omkasting heeft een basisvorm: een plank bovenaan, een onderaan, en twee aan de zijkanten. De breedte van de planken hangt af van de diepte van het bord, mét het materiaal eraan.

Meet de diepte die je nodig hebt, vanaf de muur. De rug van de kast is open, je voorziet wel een gedeeltelijke rug. Die planken zorgen dat je materiaal voldoende plaats heeft boven en onder het rek. Tegelijk kun je die rugplanken ook gebruiken om de omkasting op het hangen. (Dat doe je met slagpluggen.)

SAMENSTELLEN

Hoe je de kast aaneenzet, kies je zelf. We tonen hier hoe je een lamellenfrees gebruikt. Teken eerst de verbindingspunten af. Op die punten teken je de grootte van de lamel af. Nu kun je de diepte van de lamellenfrees instellen. Met je lamellenfrees maak je nu op de aangeduide plaatsen een freesgleufje. Klem een opstaande plank tegen de zijkant van de plank waarin je zult frezen. Als je nu de machine tegen die plank houdt, zitten de freesgleuven op de juiste afstand van de rand.

In het tweede deel moet je de gleuven in de kopse kant maken. Dat deel klem je liggend vast om de juiste afstand aan te houden. De twee delen verbinden doe je met houtlijm. Zowel in de gleuf waarin je lamel komt als op het volledige contactvlak van de twee delen breng je de lijm aan. Pas het geheel in elkaar en klem alles tijdens het drogen van de lijm.

SCHARNIER EN GRENDEL

De deuren gaan open en dicht dank­zij scharnieren. Je gebruikt er het best twee per as. Je moet wel zeer goed opletten bij het vast­schroeven van de scharnieren. Leg je scharnier op de rand van de eerste plank. Let erop dat de scharnieras evenwijdig is met de rand van de plank.

De as moet ook volledig naast de plank komen. Met een priem duid je het centrum van de schroefgaten aan. Schroef vervolgens die ene zijde vast. Leg nu je tweede plank op z'n plaats. Met de juiste tussenafstand: de as moet perfect tussen de twee planken liggen.

Op een van de deuren komt bovendien een schuifgrendel. Plaats daarvoor eerst het oogje. In dit geval is het een inbouwoogje. Je steekt dus met je beitel net zoveel hout weg als nodig is om het oogje te kunnen plaatsen. Eerst iets te weinig, dan beetje bij beetje meer wegnemen tot het past. Als het oogje op z'n plaats zit, is het eenvoudig om de schuif te positioneren. Markeer opnieuw eerst de positie met je priem. Daarna is het vastschroeven kinderspel.

Slot Plaatsen

Om het slot te plaatsen, moet je eerst een gat boren door de deur. De exacte positie en maat van dit boorgat vind je op de verpakking. Wij boren een gat van 20 mm, met een speed­boor.

Om de achterzijde niet te doen splinteren, klemmen we wel eerst een plank op de plaats waar we gaan boren. Schuif de ring aan de ene zijde in het boorgat, het slot schuif je langs de achterzijde in het boorgat. Daarna schroef je het slot vast.

We voorzien nog een extraatje: een van de deuren behan­delen we aan de binnenzijde met magneetverf. Zo kunnen we de deur gebruiken als magneet­bord. Onze werkplannen kunnen we daar ophangen.