Hoe kies je het gepaste egaliseermiddel?
Er bestaan universele egalisatiemortels, maar er bestaan ook types voor specifieke toepassingen. We overlopen welke factoren je in rekening moet brengen om het geschikte egalisatiemiddel te vinden. Raadpleeg ook steeds de technische fiche van het product om het specifieke toepassingsgebied te achterhalen.
Soorten egalisatiemortels
Egaliseermiddelen bestaan er, net als chapes, op basis van cement of gips (anhydriet), afhankelijk van de ondergrond waarvoor ze gebruikt moeten worden.
Verder bestaan er ook 2-component-PU-egalisatieproducten. Die zijn dan voor vloeren die blootgesteld worden aan extreme belastingen of voordat er bijvoorbeeld een zware rubbervloerbedekking wordt gelegd.
Universele egalisatiemortels
Deze meest courante egalisatiemortel is een cementgebonden type waarmee het merendeel van de klussers geholpen is. In combinatie met een universele mortel wordt meestal ook een primer gebruikt die in de meeste situaties een oplossing biedt.
Buig- en druksterkte
De belangrijkste eigenschap van egaliseermiddelen is ongetwijfeld de sterkte, die volgens de Europese norm EN 13813 in een sterkteklasse wordt uitgedrukt. De sterkteklasse bestaat uit een C-waarde enerzijds (druksterkte) en een F-waarde anderzijds (buigtreksterkte). Deze kenmerken bepalen namelijk of een egalisatiemortel al dan niet geschikt is voor het gebruik bij een bepaalde vloerbekleding en toepassing.
Voor LVT-vloeren, linoleum en andere elastische vloerbekledingen is er in de eerste plaats een hoge druksterkte vereist. Deze dunne, soepele bekledingen geven de diverse puntbelastingen op de vloer namelijk gemakkelijk door aan de ondergrond.
Denk maar aan hoe de poten van een stoel of tafel in een vinylvloer gedrukt staan. Omdat de vloerbekleding die puntbelastingen niet opneemt, is het aan het egaliseermiddel om die taak over te nemen. Er wordt een egaliseermiddel met minimaal C30 aangeraden. In veel toepassingen volstaat voor LVT-vloeren dan weer een gemiddelde buigtreksterkte, doorgaans F7.
Ondergrond
De ondergrond is ook bepalend voor de samenstelling van het egaliseermiddel: cementgebonden ondergronden vereisen een cementgebonden egaliseermiddel; anhydrietgebonden ondergronden vereisen een egaliseermiddel op gipsbasis; vervormbare ondergronden (bijvoorbeeld uit hout) vereisen een vezelversterkt product;
metalen ondergronden werken het best samen met puregalisatielagen.
Er zijn samenstellingen voor het aanbrengen:
- in schuren en garages;
- voor buitenvloeren;
- op een zeer slechte ondergrond en hout;
- op bestaande tegelvloeren, laminaat en parket enz.
Laagdikte
Egaliseermiddelen variëren ook in laagdikte. De geschikte laagdikte die je nodig hebt hangt voornamelijk af van de graad van oneffenheid van de ondergrond, maar ook de vloerbekleding heeft een impact.
Soepele vloerbekledingen kunnen in principe, en als de oneffenheid van de ondergrond beperkt is, al op 1 mm egaliseermiddel aangebracht worden, terwijl er voor parket vaak een dikkere egaliseerlaag (min. 3 mm) aangeraden wordt.
De meeste egalines worden aangebracht in diktes van 2 à 3 mm, met een minimum van 1 mm na schuren, maar er bestaan producten die in lagen tot 15 mm geplaatst kunnen worden. Door toevoeging van zand kunnen met sommige producten zelfs laagdiktes tot 40 mm gerealiseerd worden.