Wat is het verschil met de Benor-certificatie van stortklaar beton?

Caroline Ladang: “De beide certificaties hebben dezelfde basistechnische referentie: de Europese betonnormen. Voor stortklaar beton vormt deze norm de volledige referentie, met een aantal aanvullende bepalingen in TRA 550. Voor het wegenbeton is er echter een bijkomende technische referentiespecificatie opgesteld voor de specifieke eisen. Deze sluit heel sterk aan bij de bestekken van de respectievelijke overheden.
Een ander belangrijk verschil is de uitvoering van de initiële proeven. In stortklaar beton gaat men uit van een betonnorm en baseert men zich op het 'deemed-to-satisfy'-principe. Indien men met andere woorden de samenstellingseisen van de betonnorm respecteert, dan kan men ervan uitgaan dat het betonmengsel voldoende duurzaam is voor gebruik in de overeenstemmende omgeving.
De volledige verantwoordelijkheid ligt hier bij de producent. Hij ontwerpt zijn betonsamenstelling, ontwerpt productcatalogi, doet proeven en beslist of het product aan de eisen voldoet alvorens het op de markt te lanceren. Voor het wegenbeton, dat onderhevig is aan zeer zware belastingen, zowel mechanisch als betreffende duurzaamheid (bijvoorbeeld bij het strooien van zout), is het 'deemed-to-satisfy'-principe niet meer volledig van toepassing.
Betonsamenstellingen worden nog steeds door de producent ontworpen, maar een bijkomende garantie van de geschiktheid van deze mengsels om te weerstaan aan langdurige en hoge belastingen wordt noodzakelijk geacht. Daarom bevat de certificatie voor elke betonsamenstelling een proefondervindelijke voorstudie die volledig onder externe controle valt. Enkel die mengsels die voldoen aan de overeenkomende eisen in de voorstudie, mogen opgenomen worden in de productcatalogi.
Een laatste verschilpunt heeft betrekking op de levering van het beton. Voor stortklaar beton strekt het Benor-keurmerk zich uit tot en met het transport en eventueel het verpompen van het beton. Voor het wegenbeton werd geopteerd om het transport buiten beschouwing te laten. Deze verantwoordelijkheid komt dan volledig bij de uitvoerder te liggen."
Dirk Van Loo: “Een belangrijk onderdeel van de certificatie is de voorstudie op elk typemengsel. Dat geeft extra zekerheid, maar vraagt ook extra tijd."
Steven Schaerlaekens: “Dat is dan ook een van de grote vrezen van betonproducenten. Stel dat je de moeite doet om een ganse reeks voorstudies te doen en op basis daarvan een catalogus aanmaakt. Indien de eerste werf een levering verwacht van een type beton dat je nog niet beproefd hebt, dan heb je geen tijd meer om de procedure nogmaals te doorlopen. Bij stortklaar beton kan dat allemaal een stuk flexibeler."
Zijn er specifieke eisen aan gecertificeerd wegenbeton?
Anne Beeldens: “Vroeger diende er volgens het Standaardbestek 250 steeds een voorstudie uitgevoerd te worden bij elke werf. Nu dient deze vooraf gemaakt te worden. De proeven zijn ook uitgebreid: enerzijds is de bepaling van de buigsterkte erbij gekomen. Dit is een eigenschap die gebruikt wordt in de dimensionering van de weg en dus een idee geeft over het structurele gedrag van het beton op lange termijn. Een andere verplichte proef is de weerstand tegen afschilfering in aanwezigheid van dooizouten bij vorst-dooicycli. Deze is dan weer een maat voor de duurzaamheid van het beton. Bij de voorstudie wordt ook een onderscheid gemaakt in de manier van aanleg: handmatig of machinaal en voor de oppervlakbehandeling: gebezemd, uitgewassen of geprint."
Margo Briessinck: “Wegenbeton moet altijd machinaal aangelegd worden. Manuele plaatsingen kunnen in uitzonderlijke omstandigheden en enkel met een goedkeuring uitgevoerd worden."
Anne Beeldens: “Bij de productie zal er dan gecontroleerd worden of er aan de samenstelling en de eigenschappen, bepaald tijdens de voorstudie, voldaan is. Die controles vinden plaats in de centrale. Op de werf blijven de controles die nu ook reeds uitgevoerd worden. De eisen op zich zijn niet veranderd, maar zijn meer prestatiegericht. Zo wordt er op zich geen eis meer opgelegd aan het luchtgehalte, maar moet het beton voldoen aan de eis betreffende de afschilfering in aanwezigheid van dooizouten. Uiteindelijk wordt het luchtgehalte wel gecontroleerd om na te gaan of het in overeenstemming is met het luchtgehalte van de voorstudie."