Werkingsprincipe van VRV- en VRF-systemen
Een VRV- of VRF-systeem werkt zonder waterkring. In plaats van water wordt er koelmiddel verpompt. Zoals de naam van het systeem dus aangeeft varieert het debiet van het koelmiddel in de binnenunits. Zowel de snelheid van de invertercompressor als de koelmiddeltemperatuur worden voortdurend aangepast aan de vraag. De binnenunits zullen met andere woorden bepalen hoeveel koelmiddel er naartoe gaat. Een elektronisch expansieventiel zorgt er dan voor dat de juiste inblaastemperatuur de ruimte ingaat, op basis van het verschil tussen de bestaande en de gewenste temperatuur. Op die manier kan de temperatuur in iedere ruimte individueel geregeld worden. De buitenunits beschikken over een frequentiegestuurde compressor die precies de totaalhoeveelheid levert die de binnenunits vragen.
Voordelen
Er is geen sprake van inertie met VRV- en VRF-systemen: de koeling en verwarming kan dus direct geleverd worden. In vergelijking met de klassieke systemen betekent dit een enorme sprong voorwaarts in flexibiliteit en reactievermogen op veranderende omstandigheden. Dat brengt op zijn beurt een veel hoger comfort met zich mee voor wie zich in het gebouw bevindt. Een tweede opvallende troef zijn de mogelijkheden naar energiebesparing. Overdrachtsverliezen tussen het koelmiddelcircuit en het watercircuit zijn immers onbestaande. Op die manier kan er een prestatiecoëfficiënt (COP) tot 4,1 gehaald worden. Deze systemen scoren over het algemeen zeer goed in verbruik ten opzichte van alternatieven. Verder zijn er geen beperkingen qua volume. Met dit systeem kunnen verder meerdere buitenunits aan elkaar gekoppeld worden om zo het vermogen op te trekken en dus ook grote ruimtes van koeling en verwarming te voorzien. Qua binnenunits heeft de eindklant een ruime keuze uit uitvoeringstoestellen om ze zo goed mogelijk in het interieur in te werken voor een esthetische aanblik.
Nadelen en beperkingen
De beperking van een VRV- of VRF-systeem zit hem vooral in de leidinglengte. Meestal beperkt zich dat tot een maximale lengte van 200 m en een niveauverschil tussen de buiten- en binnenunit van maximaal 30 m. Een nadeel schuilt in de mogelijke ijsvorming. De verwarming gebeurt door warmte uit de buitenlucht te onttrekken. Vooral in periodes wanneer het vriest kan de condensatie die hiermee gepaard gaat voor ijsvorming op de warmtewisselaar van de buitenunit zorgen. Er moest dan capaciteit worden ingezet om een ontdooiingscyclus te draaien, waardoor het gebouw weliswaar tijdelijk (ongeveer tien minuten) zonder verwarming zat. Met de technologische vooruitgang die geboekt is, hebben fabrikanten dit probleem weggewerkt. Er wordt een energiebuffer ingebouwd op basis van PCM (Phase Changing Material). Deze energiebuffer laat geregeld zijn energie vrij in de vorm van warmte, waardoor de buitenunit kan ontdooien zonder invloed te hebben op de warmtelevering. In principe kunnen deze systemen een meerwaarde betekenen overal waar er een variërende warmte- en koudevraag bestaat. Het prijskaartje maakt dat het echter niet overal van toepassing zal zijn.