Voorkom vochtschade aan gevels en spouwisolatie
Vocht is een gevreesd woord in de bouwwereld. Want vocht, dat betekent: vorstschade, verminderde prestaties van isolatiematerialen, rot, schimmels en gezondheidsproblemen. Om de nadelige gevolgen van regeninslag te vermijden, is het impregneren van gevels ondertussen een gekend gegeven. Enkel een correcte applicatie van het geschikte product garandeert echter een duurzaam resultaat.
Hydrofoberen
Bij het hydrofoberen wordt een bouwelement met een hydrofuge geïmpregneerd om het oppervlak waterafstotend te maken. Zo’n hydrofuge vormt een onzichtbaar, microscopisch dun laagje op de wanden van de poriën van het bouwmateriaal dat zorgt voor een reductie van de oppervlaktespanning. Die laatste komt onder de oppervlaktespanning van water te liggen, waardoor regenwater afgestoten wordt en vervolgens onder invloed van de zwaartekracht afloopt.
Wordt een bestaande spouwmuur nageïsoleerd, dan is hydrofoberen een absolute must
De waterdampdoorlaatbaarheid van het materiaal wordt hierdoor nauwelijks gewijzigd, waardoor uitdrogen naar buiten toe steeds mogelijk blijft en er dus geen nieuwe vochtproblematiek ontstaat. Een hydrofuge biedt evenwel geen bescherming tegen opstijgend vocht. De behandeling heeft enkel impact op regeninslag op het oppervlak.
Waarom?
Hydrofoberen heeft zowel in nieuwbouw als in renovatie zijn nut. Zo wordt door toepassing van een hydrofuge vorstschade vermeden en zal een gevel die meteen behandeld wordt en dus volledig droog blijft ook net iets beter isoleren. Zeker bij erg poreuze materialen is een behandeling aangeraden.
Wordt een bestaande spouwmuur nageïsoleerd, dan is hydrofoberen zelfs een absolute must. Het opvullen van de spouw zorgt er immers voor dat natte buitenmuren niet langer naar binnen toe kunnen uitdrogen en dat doorslaand regenwater rechtstreeks in de isolatielaag terechtkomt, wat leidt tot verminderde prestaties en andere vochtproblemen.
Hoewel een hydrofuge doorgaans niet als doel heeft om vuil af te stoten – er zijn hydrofuges die wel uitdrukkelijk oleofoob en dus olie- en vetafstotend zijn – zal de behandeling biologische en atmosferische vervuiling op het materiaal daarnaast wel enigszins afremmen.
Waar?
Hydrofuges kunnen toegepast worden op alle poriënhoudende minerale bouwmaterialen, inclusief baksteen, beton en cementgebonden bezetting (sierpleister). Niet of minder poreuze materialen hebben er dan weer geen boodschap aan, en kunnen er visueel zelfs onder lijden. Het product zal immers niet voldoende kunnen indringen en dus polymeriseren op het oppervlak, met een storende witte waas tot gevolg.
Helemaal uit den boze is het hydrofoberen van beschadigde of zoutbelaste ondergronden, waar de behandeling substantiële schade kan aanrichten. In het eerste geval kan water via bestaande barstjes achter de hydrofuge terechtkomen en tot vorstschade leiden – een hydrofuge is namelijk niet scheuroverbruggend – en in het tweede geval kan er achter de hydrofuge kristallisatiedruk ontstaan met afschilferen van de buitenste laag tot gevolg.
Hoewel hydrofuges logischerwijs vooral op gevels worden toegepast, zijn er ook andere mogelijkheden. Zo zijn er beperkte toepassingsmogelijkheden op schuine en zelfs horizontale vlakken, en kunnen ook binnenwanden er baat bij hebben. Denk bijvoorbeeld aan de huidige trend van ruwe bakstenen muren in het interieur van horecazaken, waar vooral een vetafstotende hydrofuge interessant is.
In de praktijk
Hydrofoberen is in wezen geen complexe materie en vergt evenmin speciale gereedschappen, maar verlangt van de uitvoerder wel dat hij de nodige overwegingen maakt en voorzorgsmaatregelen treft. Het onderstaande stappenplan begeleidt u naar een correcte uitvoering en een duurzaam en efficiënt resultaat.
Helemaal uit den boze is het hydrofoberen van beschadigde of zoutbelaste ondergronden, waar de behandeling substantiële schade kan aanrichten
1. Productkeuze
Het aanbod aan hydrofoberende producten is aanzienlijk en het onderscheid tussen al die verschillende producten kan op meerdere manieren worden gemaakt, telkens met de nodige voor- en nadelen voor bepaalde toepassingen. Het juiste product kiezen is dus steeds een zoektocht naar de best mogelijke combinatie van eigenschappen voor het vooropgestelde gebruik. Het belangrijkste onderscheid wordt gemaakt op basis van:
- de samenstelling:
Traditioneel zijn hydrofuges samengesteld op basis van silaan-siloxaanverbindingen. Die producten zijn geschikt voor toepassing op de meeste gevelstenen, maar kunnen wel schade toebrengen aan glas of schrijnwerk. Voor toepassing op kleinporige bouwmaterialen zoals beton zijn er ook zuivere silaanverbindingen. Daarnaast zijn er hydrofuges op basis van fluor-polymeerverbindingen. Zij vernetten zich in het oppervlak van het bouwmateriaal en zijn zowel hydrofoob als oleofoob. Deze producten zijn wel geschikt voor toepassing op delicate materialen zoals blauwe hardsteen en vormen minder risico voor glas en andere materialen. Daartegenover staat dat ze doorgaans minder diep in het bouwmateriaal indringen. Minder courant, ten slotte, zijn nog de organometalen, die snel polymeriseren en dus snel resultaat opleveren, maar minder uv-bestendig zijn. - de drager:
Silaan-siloxaanproducten en hydrofuges op basis van fluor-polymeerverbindingen kunnen zowel watergedragen als solventgedragen zijn. Hoewel solventgedragen producten de reputatie hebben efficiënter te zijn, blijkt uit onder meer rapporten van het WTCB dat watergedragen hydrofuges net dezelfde resultaten leveren. Wel is het zo dat watergedragen varianten trager in het bouwmateriaal indringen. - de vorm:
Hydrofoberende producten zijn beschikbaar in vloeibare, gelachtige of crèmevorm. Gels en crèmes zijn over het algemeen efficiënter en duurzamer omdat ze dieper indringen (enkele centimeters, in vergelijking met enkele millimeters bij vloeistoffen), maar er is vaak ook een meerprijs aan verbonden. De vorm heeft echter de meeste impact op de voorbereidende werkzaamheden en uiteindelijke applicatie (zie verder). De tijd die daarin geïnvesteerd moet worden, zal veelal doorslaggevend zijn. - de concentratie:
Ook de concentratie actieve stoffen per product kan verschillen, van 5% voor bijvoorbeeld de nabehandeling van reeds gehydrofobeerde oppervlakken tot 80% voor dieptehydrofobering bij specifieke en veeleisende toepassingen zoals betonnen constructies in de utiliteitsbouw. Voor reguliere geveltoepassingen volstaan concentraties van circa 10% bij vloeibare producten tot 25 à 40% bij crèmes.
2. Controle en herstel
Zoals eerder al aangegeven zijn er bepaalde contra-indicaties voor het aanbrengen van hydrofuges, zoals de aanwezigheid van zouten of scheuren. Ook wanneer er een bestaande (opstijgend) vochtproblematiek is, kan men niet zomaar aan het hydrofoberen beginnen.

Een grondig nazicht van de te behandelen bouwelementen is daarom een essentiële eerste stap. Soms volstaat daarvoor een visuele controle, maar is er een vermoeden van zoutbelasting of opstijgend vocht dan zal een diepgaand bouwfysisch onderzoek moeten gebeuren.
Als het onderzoek de problematiek bevestigt, dan is hydrofoberen uitgesloten. Blijkt uit de controle enkel wat materiële schade, zoals enkele scheurtjes of loszittende voegen, dan volstaat het om deze voor de behandeling te herstellen.
3. Voorbereiding
Daarnaast moet de gevel voor het aanbrengen van de hydrofuge volledig droog en proper zijn. Om een goede indringing van het product te garanderen mogen er geen oude verflagen, mossen, algen … aanwezig zijn. Wordt de gevel daartoe eerst met bijvoorbeeld een hogedrukreiniger schoongemaakt, dan zal men ook de nodige tijd moeten voorzien om het bouwmateriaal volledig te laten uitdrogen. Hetzelfde geldt na een fikse regenbui of een langdurig natte periode.

Gaat bovenstaande op voor alle hydrofoberende producten, dan zijn de te nemen maatregelen ter bescherming van andere (niet-poreuze) bouwelementen zoals glas, schrijnwerk en dorpels sterk afhankelijk van de toegepaste hydrofuge. Zo is de kans op overspray en aflopers – en bijgevolg op inetsing of vlekvorming – bij vloeibare silaan-siloxaanproducten erg groot en moeten aangrenzende en onderliggende bouwdelen grondig afgeschermd worden, terwijl dat bij crèmevormige en fluor-polymeerproducten minder aan de orde is. Die laatste vergen dus minder voorbereiding en zullen daardoor bijvoorbeeld interessanter zijn voor toepassing op gevels met veel ramen of andere elementen.
Het is trouwens goed om voor aanvang van de werken het weerbericht te controleren, zodat de pas behandelde wand niet meteen een regenbui te verwerken krijgt. Het polymeriseren van een hydrofuge vergt immers tijd, en niet alle producten zijn even snel waterbestendig, met variaties tussen 30 minuten en 12 uur. Te hoge omgevingstemperaturen bij de verwerking kunnen er dan weer voor zorgen dat de drager van het product te snel verdampt en het dus niet voldoende kan inwerken. De meeste producenten nemen in de productinformatie daarom een applicatietemperatuur van 5 tot 25 °C op.
4. Aanbrengen
Hydrofuges in vloeibare vorm worden over de gevel verneveld (watergedragen) of onder lage druk bevloeid (solventgedragen), en dit met minimum twee behandelingen nat-in-nat. Het aanbrengen van het product verloopt zo erg snel, maar houdt zoals reeds gesteld meer risico’s in voor afloop of overspray.
Gel- en crèmevormige hydrofuges worden veelal in één behandeling met een kwast of rol aangebracht – een trager proces, dat evenwel minder voorbereiding vergt. Als sneller alternatief behoort ook verspuiten met een airless toestel vandaag tot de mogelijkheden.
Ongeacht hoe het product wordt aangebracht moet men bij de uitvoering rekening houden met de voorgeschreven verbruikshoeveelheid. Die is afhankelijk van zowel het gekozen product als (de porositeit van) de ondergrond waarop het wordt aangebracht, en staat duidelijk vermeld in de productspecificaties. In veel gevallen zal de verbruikshoeveelheid per m² bij gels en crèmes iets lager liggen dan bij vloeibare producten.

Om te controleren of een wand volledig behandeld werd, zorgen vloeibare producten voor een tijdelijke verdonkering van de ondergrond en laten crèmes na applicatie tijdelijk een witte film achter. Omdat crèmevormige producten trager indringen, is de visuele controle in dergelijke gevallen iets eenvoudiger. Na volledige polymerisatie, doorgaans een week of meer na de behandeling, kan indien gewenst de effectiviteit van de behandeling ook nog gecontroleerd worden. Dat gebeurt met de methode van Karsten, waarbij een buisje met kleefgel tegen het metselwerk geplakt wordt en vervolgens gevuld wordt met water. De mate waarin het waterniveau zakt, toont aan in hoeverre het bouwmateriaal nog water opneemt.

5. Nazorg
Hydrofoberende producten zijn, met uitzondering van de zogeheten oleofuges op basis van fluor-polymeerverbindingen, niet vuilafstotend en een periodieke reiniging van de gevel blijft dus ook na behandeling aangewezen. Verschillende producten kunnen overschilderd worden.
Herhalingsbehandelingen zijn doorgaans niet meteen noodzakelijk. De duurzaamheid van een hydrofuge is echter sterk afhankelijk van de indringingsdiepte, het aandeel actieve stoffen en de omgevingsfactoren. In ideale omstandigheden kan een behandeling volgens het WTCB tot 30 à 40 jaar doeltreffend zijn, al hanteren fabrikanten eerder termijnen variërend tussen 7 en 25 jaar, afhankelijk van het toegepaste product. Voor veel producten biedt een testrapport van het WTCB meer concrete duiding.
Is er na verloop van tijd twijfel over de waterafstotende werking van de behandeling, dan kan deze op twee manieren gecontroleerd worden: ofwel niet-destructief met de methode van Karsten, ofwel destructief door middel van een kernboring en labo-onderzoek. Een visuele controle gebaseerd op het al dan niet aanwezige pareleffect volstaat in deze niet. Het verdwijnen van het pareleffect impliceert immers enkel de afbraak van het oppervlakkige siliconenlaagje; niet van het product in het materiaal.
Het ‘herstellen’ van de hydrofoberende laag, zij het ten gevolge van ouderdom of lokale schade aan de gevel, gebeurt idealiter door na- of herbehandeling met het originele product.
In samenwerking met Remmers, Rewah, Reynchemie, SB Solutions en Sika Belgium