correcte DIMENSIONERING AFVOEREN VAN GROOT BELANG

De meest flagrante fout in een afvoerinstallatie is nog steeds dat er geen rekening wordt gehouden met de juiste dimensionering van de afvoerinstallatie. Dat resulteert in verstoppingen die zich pas na een paar jaar voordoen en die vermeden hadden kunnen worden. Vaak ontstaat het probleem al bij het concept van de woning. Architecten houden zich niet bezig met de opbouw van de afvoerinstallatie, ze laten dat over aan de installateur. De aannemer heeft de grondriolering voor zijn rekening genomen, en ook vanaf daar loopt het al fout.
VOLLEDIGE OPBOUW
Laten we het volledige concept van een goede afvoerinstallatie schematisch voorstellen. Daarin onderscheiden we negen verschillende delen die niet van elkaar los te koppelen zijn: de primaire verluchting, de aansluitleiding, de verzamelleiding, de aantakking op de standleiding, de standleiding, de overgang van de standleiding naar de collector, de reukafsluiter, de aansluiting met de reukafsluiter en de collector. We bespreken een aantal flagrante fouten in de afvoerinstallatie.
De collector (8)
De collector wordt maar al te vaak geplaatst door de aannemer en voldoet zelden aan de gestelde normen. Allereerst is een voldoende minimale helling van belang. Door het gebruik van te grote afvoerdiameters valt het afvalwater als het ware in een 'gat'. De stroomsnelheid van het water is gebroken en alle vuil blijft liggen.
Door het gebruik van de bocht van 90° komt het water ook in een turbulente beweging. Deze foutieve uitvoering heeft gevolgen voor de reukafsluiter, verder in de installatie.
Men kan dit vergelijken met een emmer water die men op de grond uitgiet, in tegenstelling tot water dat in een trechter met een slang wordt weggegoten. Ook heel vaak wordt de collector gewoon in de grond geplaatst zonder enige vorm van zandbed of andere ondersteuning. Zo is er gevaar dat de leiding doorzakt tijdens andere werken in de ruwbouwfase. Om dat te vermijden, moet men als bouwheer of uitvoerder van de grondriolering eisen dat de collector op een degelijk zandbed (een goede verdichting is noodzakelijk) geplaatst wordt en dat de aangevoerde grond boven de riolering goed wordt aangedamd. Verder is ook een voldoende minimale helling hier van belang.

De overgang collector-standleiding (5)
De overgang tussen de collector en de standleiding wordt meestal uitgevoerd met een bocht van 90°, waar er – wil men een goede installatie afleveren – twee bochten van 45° gebruikt dienen te worden. Deze overgangsbochten hebben een grote invloed op de valsnelheid van het afvalwater en de meegevoerde lucht, een snelheid die oploopt tot 12 m/sec. of 43 km/u. Door het gebruik van de bocht van 90° komt het water ook in een turbulente beweging in de eerste meter van de collector. Daardoor is de stroomsnelheid niet meer juist en kan er onderdruk ontstaan. Ook dit onderdeel van de afvoerinstallatie wordt vaak mee uitgevoerd door de aannemer ruwbouwwerken. Deze foutieve uitvoering heeft dan weer gevolgen voor de reukafsluiter, verder in de installatie. Deze reukafsluiter komt immers in onderdruk te staan en wordt gedeeltelijk leeggezogen. Het waterslot werkt bijgevolg niet en er treedt reukhinder op. De meest onaangename rioolgeurtjes maken zich meester van de ruimten waarin er sanitaire toestellen opgesteld staan.
De standleiding (4)
De standleiding is afhankelijk van tal van elementen, zoals
- de hoogte van het gebouw;
- het type gebouw
(appartement, school, kantoren, hotel, eengezinswoning enz.); - het type eindverluchting;
- het type afvoersysteem (gescheiden afvoer, gemeenschappelijke afvoer, secundaire eindverluchting van de standleiding, secundaire verluchting op de verzamelleiding, Sovent, verluchting per toestel).
De systemen met secundaire eindverluchting worden niet vaak toegepast in privégebouwen of kleine appartementsgebouwen. Hier wordt er meestal gebruikgemaakt van het systeem met gescheiden of gemeenschappelijke afvoer, voorzien van een eindverluchting. De juiste keuze van de diameter is hier afhankelijk van het aantal verdiepingen en het aantal aangesloten toestellen.
De aantakking op de standleiding (3)
De aantakking op de standleiding dient in de regel uitgevoerd te worden met een T-stuk van 88,5°. Dat laat toe dat er lucht dringt in de verzamelleiding (2). Hier worden een of meerdere toestellen op aangesloten. Hieronder illustreren we een goede en een slechte diameterkeuze.

In figuur A is de diameter te klein voor het af te voeren water van het toestel en is er géén primaire of secundaire eindverluchting voorzien. Dat heeft tot gevolg dat de lucht zowel voortgestuwd als meegezogen wordt in de leiding. Dat zorgt er dan weer voor dat de reukafsluiter die juist onder het toestel geplaatst werd, in onderdruk komt te staan en wordt leeggezogen, waardoor het waterslot niet werkt en er een geur ontstaat. Tijdens de afvoer van het water hoor je gorgelgeluiden. In figuur B staat de diameter in verhouding tot het af te voeren toestel en laat de buis toe dat er lucht in tegengestelde stroom via de primaire verluchting naar het toestel kan vloeien. De reukafsluiter zal nooit in onderdruk komen te staan en zal een perfect waterslot behouden. Als vuistregel kun je de volgende waarden hanteren. Kies een diameter die één of twee hydraulische maten hoger is dan de uitlaat van de reukafsluiter voor de aansluiting op de aansluitleiding.
Een voorbeeld:
- Uitlaat reukafsluiter Ø 40 mm;
- Aansluitleiding Ø 50 mm;
- Voor bad en douche kiest men het best twee hydraulische maten hoger: de uitlaat van het bad of de douchehevel Ø 40 mm wordt Ø 56 mm als aansluitleiding.
Voor de juiste dimensionering kan men ook bestaande tabellen consulteren. Die worden door de fabrikant als leidraad opgemaakt of door het WTCB gepubliceerd in de Technische Voorlichting 265.
De verzamelleiding (2)
De aansluiting op de verzamelleiding dient steeds uitgevoerd te worden met een hulpstuk van 45°. Dat is om de stroomrichting van het afvalwater te verzekeren en om ervoor te zorgen dat er geen afzetting is van vaste stoffen en dat de luchtcirculatie niet verstoord wordt. Die aansluiting zorgt er, samen met de juiste diameterkeuze, voor dat de installatie perfect zou moeten werken, op voorwaarde dat de installatie voorzien is van een goede verluchting. Hier geldt ook het principe dat de vullingsgraad van deze leiding gelijk is aan 50% en het afvalwater een stroomsnelheid heeft van 1 à 2,5 m/sec. Die norm wordt gehanteerd voor het afvoeren van sanitair huishoudelijk water. Voor het transport van regenwater mag de vullingsgraad oplopen tot 70% van de buisdiameter, en dat is eveneens zo bij een stroomsnelheid van 1 à 2,5 m/sec. Verder is er ook voldoende minimale helling van de verzamelleiding nodig.

Primaire verluchting (1) en reukafsluiter (6)
De thema's zoals primaire verluchting en reukafsluiters met de daarbij horende aansluiting (7) dragen er ook toe bij dat een afvoerinstallatie optimaal functioneert. Die dimensioneringen laten ook vaak te wensen over. Een belangrijk niet te verwaarlozen deel in een afvoerinstallatie is en blijft nog altijd de luchttoevoer tijdens het afvoeren van het afvalwater.
De sanitair installateur moet al tijdens de ruwbouwfase betrokken worden maar de hoofdaannemer wil niet altijd deze coördinatie op zich nemen en voert dan maar zelf de grondriolering uit.
Water afvoeren is lucht toevoeren. De primaire verluchting dient eigenlijk altijd dezelfde diameter te hebben als de diameter van de standleiding waarop de aantakkingen worden gemaakt. Reukafsluiters dienen te voldoen aan de NBN-norm en moeten een waterslot van minimaal 5 cm garanderen.

MEER OVERLEG NOODZAKELIJK
Als eindconclusie zou men kunnen stellen dat er meer overleg nodig is tussen de verschillende partijen die begaan zijn met het gebruik van de afvoer van huishoudelijk water. De opbouw en de plaatsing behoren tot het domein van de sanitair installateur. Die moet dan ook al tijdens de ruwbouwfase betrokken worden bij de werken. Hier wringt het schoentje: de hoofdaannemer wil niet altijd deze coördinatie op zich nemen en voert dan maar zelf de grondriolering uit. Jammer dat hij daardoor de latere gevolgen, zoals verstoppingen of de slecht functionerende leegloop van toestellen, doorschuift naar de sanitair installateur. In deze verstoppingen heeft ook de eindgebruiker zijn aandeel. Het overmatige gebruik van wasproducten is hier de grootste boosdoener, naast het gebruik van de spoeltafel in de keuken als verhuizer van vetten. Door een onvolledige oplossing en stolling vormen die een koek in het afvoersysteem.
Met dank aan: Geberit, Vlario en Wavin