Besparing, werkkwaliteit en milieuzorg hand in hand
circulaire verlichting
Veel bedrijven kijken terecht naar de verlichting als ze hun energiefactuur binnen de perken willen houden. Maar wat is de impact op de werkvloer? En hoe past circulariteit in deze benadering? En kan je zomaar ombouwen in ATEX omgevingen? Het antwoord viel te horen op een webinar van BEMAS, georganiseerd in het kader van het project Circulair Onderhoud.

Wetgeving aangepast
Catherine Lootens van Groen Licht Vlaanderen gaf eerst een boeiende uiteenzetting over de basisprincipes van licht: ”Als bedrijven over relighting spreken, dan zien we dat de focus vooral op energiebesparing ligt, waarbij termen als TCO en ROI de bovenhand halen. Dat zijn uiteraard belangrijke aspecten, maar lang niet de enige. Ook factoren als veiligheid, visueel comfort en aansprakelijkheid moeten in het oog gehouden worden. Bovendien spelen er in de industrie ook specifieke zaken mee, denk bijvoorbeeld aan het voorkomen van verblinding, of een adequate verlichting bij beweging in installaties. De wetgevende instanties hebben gelukkig steeds meer oog voor het belang van licht in een werkcontext. In ons land spreken we dan voornamelijk over de Codex Welzijn op het werk en de NBN EN 12464-1 en 2. In de Codex gaat het onder het hoofdstuk 31 bijvoorbeeld over binnenverlichting. In principe draagt daglicht hier de voorkeur weg, maar als dat niet het geval is, moet er ‘adequate kunstverlichting’ voorzien worden met als doel het welzijn van de werknemers. De werkgever moet daarbij een risicoanalyse (artikel 32) laten uitvoeren. Daarin wordt onder meer de gemiddelde lichtsterkte op de werkpost gegarandeerd, naast andere factoren als gelijkmatigheid, overgangen, flicker (stroboscopisch effect), verblinding, CRI (zie kaderstuk). Als alternatief voor deze werkwijze volgens de Codex kan de EN 12464-1 en 2 ingezet worden.”

als veiligheid, visueel comfort en aansprakelijkheid in het oog gehouden worden
“Deze normen bestrijken respectievelijk de verlichting op binnenwerkplekken en buitenwerkplekken en zijn zeer belangrijk om te volgen. De norm werd in augustus van dit jaar gereviseerd, en dat heeft toch enkele markante wijzigingen in petto. Zo is er veel meer aandacht voor de ‘context modifiers’, waarmee specifieke omstandigheden kunnen aangepakt worden. Voor plekken die een aangepaste lichtbenadering vergen - langdurige werken, gevaarlijk werk, fijn werk, noem maar op - worden daarin de bijhorende lichtsterktes weergegeven. Ook is er meer aandacht voor de verticale verlichtingssterkte. Voor de buitenwerkplekken werd de norm voorlopig nog niet gereviseerd.”
Markeringen en Ecodesign
“Let er op dat de toestellen die u gebruikt minimaal het CE-keurmerk dragen en dat het geen nagemaakte CE betreft. Daarnaast is ook de ENEC-keuring interessant, al is deze eerder vrijblijvend. Deze certificatie wordt uitgereikt op basis van keuring door een derde partij, wat toch een zekere meerwaarde geeft. Ook het Ecodesign-verhaal van de EU blijft evolueren. Zo is er recent een regelgeving specifiek op maat van lichtbronnen gemaakt, de SLR (Single Lighting Regulation, Verordening (EU) 2019/2020 ). Dit is een nieuwe verordening met een bundeling van aangepaste en nieuwe eisen voor alle lichtbronnen die eerder in andere regelgevingen werden behandeld. In de praktijk betekent dit dat een aantal lichtbronnen niet meer mogen verkocht worden in Europa omdat ze niet langer voldoen aan de energie-efficiëntie of omdat ze niet voldoen aan bepaalde functionaliteiten. Dat is onder meer het geval voor de T12, de CFL (compact fluo) en de meeste halogeenlampen op 12V . Belangrijk in deze context is dat ook de T8 vanaf 2023 dit lot beschoren wordt. Nieuw bij deze regelgeving is dat men ook bijkomende eisen stelt aan de prestaties rond flikkering en stroboscopische effecten.”

Retrofit: what’s in a name?
“Als we het over retrofit hebben, is het toch belangrijk dat we de juiste terminologie hanteren, want er zijn diverse procedés. Zo spreken we van relamping als het om een eenvoudige vervanging van de lichtbron gaat door eenzelfde type lichtbron. Retrofit gaat over het vervangen van een type lamp door een andere type lamp. Bij plug & play retrofit kan dat eenvoudig één op één, zoals dat bijvoorbeeld het geval is bij de vervanging van een gloeilamp door een ledlamp. Bij retrofit kan evenwel ook een zekere graad van ombouw vereist zijn. Ik zie daar 3 hoofdtypes. Een eerste is de ombouw richting ledverlichting met een aanpassing van de armatuur in functie van de bekabeling. Een voorbeeld is de ombouw van een T8 door een ledtube. Een tweede type is de ombouw via een kit met driver, waarbij de fabrikant de gebruiker de nodige oplossingen voorziet. Vooral in de openbare verlichting wordt deze werkwijze vaak gevolgd. Een derde type tot slot is de box-in-boxombouw, waarbij een inbouwarmatuur in een oorspronkelijke, maar gestripte armatuur kan worden ingeplugd. Bij relighting spreken we over een complete vervanging van de armatuur en lamp, al dan niet met een bijkomende aanpassing van de plafonds."

Ombouwen in Atex-omgeving
Herman Koelewijn van 123ATEX.eu lichtte vervolgens toe wat de gevolgen zijn voor het ombouwen van verlichting in de explosiegevoelige ATEX-omgevingen, want retrofit is hier niet meteen een sinecure. Hij gaf enkele belangrijke wenken mee over de materie: “Een typische vraag die wij krijgen gaat over de vervanging van verlichting die pakweg 15 jaar geleden werd geplaatst. Men kijkt dan stilaan uit naar vervanging, maar heeft vragen over de geldende ATEX-regels. Verlichtingsarmaturen zijn ATEX-gecertificeerd volgens de ATEX-zone waarin ze mogen worden ingezet, zoals zone 1/21 of 2/22. Wie als gebruiker aanpassingen doet aan deze armaturen, begeeft zich buiten het gebied waarvoor de producent de certificatie aanvroeg. De certificering van oudere verlichtingstoestellen met tl-buizen die vervangen worden door een ledmodule waarbij ook het binnenwerk moet worden aangepast, kan zo vervallen. Wie daarmee geconfronteerd wordt, moet dus altijd in overweging nemen of het dus de moeite loont om de oude armaturen te blijven gebruiken. De ervaring leert ons dat ongeveer 30 à 40% van de armaturen die ouder zijn dan 15 jaar niet langer voldoen, waarbij de problemen zich vooral op het vlak van mechanische sterkte bevinden. Je kan in dergelijke armaturen wel een interne vervanging doorvoeren, maar de vraag rijst of dit wel de goede aanpak is.”

“Als de armaturen nog in goede staat zijn, kan het in sommige gevallen wel de moeite lonen om een aanpassingstraject op te starten. Het voordeel daarvan is dat je de infrastructuur van je verlichting - de inplanting, de bekabeling … - kan behouden. Wij raden deze werkwijze echter enkel aan in zone 2/22 omdat dit de minst risicovolle omgeving is. Belangrijk om te onthouden is dat de oorspronkelijke certificatie vervalt. Er moet dus een andere entiteit de verantwoordelijkheid opnemen om de aangepaste armatuur in te dekken. Wie is de nieuwe fabrikant van de aangepaste armatuur, dat is dus de vraag. In sommige gevallen kan de oorspronkelijke fabrikant een conformiteitsverklaring opstellen. Is dat niet het geval dan moet de nieuwe fabrikant zorgen voor de ontstekingsanalyse, het typeplaatje voorzien, zorgen dat de armatuur en ledbuis voldoen aan de ATEX114- en CE-bepalingen en het technisch dossier opstellen. In de praktijk wordt het dus lastig om een partij te vinden die zich als nieuwe fabrikant wil opwerpen. Bovendien vertegenwoordigt deze werkwijze ook een zeker kostenplaatje, waardoor het eenvoudiger wordt om tot een complete vervanging door een nieuwe ATEX-armatuur over te gaan.”
Kort samengevat moet een bedrijf dat geconfronteerd wordt met deze situatie zich drie vragen stellen:
- Kan in de nieuwe situatie gewaarborgd blijven dat de armaturen veilig blijven?
- Wegen de kosten op tegen de circulaire voordelen?
- Is het niet verstandiger een nieuw lichtplan op te stellen met nieuwe verlichting?

Wat met circulariteit?
De opmerkingen van Koelewijn werpen een ander licht op de circulaire gedachte in de verlichtingsbranche. Het hergebruik van oude armaturen blijkt niet altijd even evident. Kunnen andere modellen zoals light-as-a-service dan wel soelaas bieden?
Michael Joris van ETAP Lighting: “In veel gevallen is deze light-as-a-servicebenadering inderdaad een interessante optie. We zien dat we vandaag evolueren van een lineaire wegwerpeconomie naar een circulaire economie. Ledverlichting stelt daarbij enkele specifieke problemen voor bedrijven, zoals het complexere onderhoud - voornamelijk door de elektronica - in vergelijking met pakweg een gloeilamp. Bovendien stellen we vast dat bedrijven maximum 10 jaar ver kijken in hun aankoopbeleid. Budget is daar een belangrijke factor in. Light-as-a-service kan een prima alternatief zijn om beide zaken aan te pakken. In dat model blijft de fabrikant eigenaar van de toestellen en moet hij ook instaan voor de installatie en het onderhoud. Dat heeft het belangrijke voordeel dat de verkoper er baat bij heeft om kwalitatieve toestellen te leveren, zodat zijn onderhoudskosten beperkt blijven. De gebouwuitbater ziet zich niet geconfronteerd met een hoge investeringskost, maar betaalt per maand een afgesproken huurbedrag voor zijn verlichting. Een dergelijk model is een ideale opstap richting een circulaire benadering, want na afloop van de overeenkomst - klassiek is dat 10 jaar - kan de klant kiezen voor een contractverlenging, maar als hij dat niet wenst, kan de fabrikant de oude armaturen een nieuwe bestemming bezorgen. Deze weet perfect de historiek van de verlichting en weet welke delen kunnen worden hergebruikt. Enkel als de toestellen echt end-of-life zijn, worden ze volledig gerecycleerd op een gecertificeerde manier.“
foto's Etap Lighting
LICHTLEXICON
Het fysieke verschijnsel licht is voor buitenstaanders niet altijd even makkelijk te begrijpen. Er wordt nogal wat gegoocheld met termen en grootheden, wat het niet eenvoudig maakt om producten te vergelijken. Daarom geven we graag een kort overzicht van de belangrijkste grootheden en hun betekenis.
• Lichtstroom (lumen – lm) is de uitgestraalde hoeveelheid licht De lichtstroom (ϕ) is de hoeveelheid licht die door een lichtbron uitgestraald wordt in alle richtingen.
• Lichtsterkte (candela – cd, lm/sr) is de hoeveelheid licht die binnen een bepaalde hoekeenheid uitgestraald in een bepaalde richting
• Verlichtingssterkte (lux – lx, lm/m²) is de invallende lichtstroom per oppervlakte-eenheid
• Luminantie (cd/m²) is een eerste maat voor perceptie van helderheid van een oppervlak
• Kleurtemperatuur (Kelvin) beschrijft de kleurindruk van een lamp. Warm licht is ≤ 3300 K, Neutraal licht = 3300 K – 5300 K en koud licht ≥ 5300 K
• Lichtrendement (lm/W) is de verhouding tussen de uitgestraalde lichtstroom en het geabsorbeerde elektrische vermogen
• Uniformiteit of gelijkmatigheid is de verhouding tussen de laagste en de gemiddelde verlichtingssterkte binnen een bepaalde zone
• CRI (Ra) is de Color Rendering Index, een waarde van 1 tot 100 die aangeeft hoe accuraat een lichtbron de kleuren van objecten kan weergeven. Daglicht heeft een CRI van 100 Ra