Goed onderhouden MAP-sensor voorkomt dure reparaties
Werkplaatstip
De MAP-sensor is cruciaal voor een efficiënt motormanagement. Hij levert essentiële data over de aangezogen lucht aan de motorregeleenheid (ECU), zodat deze de juiste brandstof-luchtverhouding kan bepalen. Een vervuilde sensor kan resulteren in een hoger brandstofverbruik, vermogensverlies, moeilijk starten of zwarte rook uit de uitlaat. Regelmatig onderhoud en een tijdige controle helpen om deze motorgerelateerde problemen en dure reparaties te voorkomen.
Onmisbaar voor een efficiënt motormanagement
De moderne verbrandingsmotor is een hoogtechnologisch systeem waarin lucht en brandstof in de juiste verhouding moeten worden samengebracht voor optimale prestaties. De relatief kleine MAP-sensor (Manifold Absolute/Boost Pressure) behoort tot de primaire luchtmeetsensoren en speelt hierin een sleutelrol. Wanneer hij geen correcte waarden levert, draait de motor niet optimaal, wat leidt tot een hoger brandstofverbruik en verhoogde emissies.
MAP versus MAF: gelijke taak, verschillende aanpak
Zowel de MAP-sensor als de Mass Air Flow (MAF)-sensor leveren essentiële data aan de motorregeleenheid (ECU) om de juiste hoeveelheid brandstof te bepalen. Toch meten ze op een verschillende manier:
- MAF-sensor: meet de hoeveelheid lucht die via het luchtfilter en de inlaat naar de motor stroomt. In benzinemotoren zorgt deze informatie voor de juiste brandstofinspuiting. In dieselmotoren speelt de MAF vooral een rol in de regeling van het EGR-systeem (uitlaatgasrecirculatie), dat stikstofoxiden (NOx) helpt reduceren.
- MAP-sensor: registreert de absolute luchtdruk direct in het inlaatspruitstuk. Met die informatie kan de ECU de luchthoeveelheid en dus de optimale brandstof-luchtverhouding berekenen. Er bestaan varianten voor zowel manifolddruk als turbodruk (boost pressure).
Kort gezegd: de MAF meet de luchtstroom vóór de motor, de MAP meet de luchtdruk ín de motor.
Fabrikanten integreren in de meeste gevallen slechts één van beide sensortypes, afhankelijk van de motor en het motormanagementsysteem. Bij benzinemotoren volstaat veelal een MAF-sensor, vanwege de voorspelbare luchtstroom en omdat deze direct de hoeveelheid aangezogen lucht meet. In turbodiesels en veel turbobenzines wordt vaker een MAP-sensor toegepast, omdat drukopbouw en turbodruk daar cruciaal zijn.
Sommige moderne motoren hebben een MAP- én een MAF-sensor: de combinatie levert de ECU extra controlegegevens en zorgt voor een nog nauwkeuriger regeling van het brandstof-luchtmengsel.

Waar vind je de MAP-sensor?
De MAP-sensor is in de meeste gevallen te vinden in het inlaatspruitstuk of in een drukhulpstuk, zoals een slang-aansluiting bij turbomotoren. Deze zijn aanwezig bij zowel moderne benzine- als turbodieselmotoren.
Belang van goed onderhouden MAP-sensor
Omdat MAP-sensoren cruciaal zijn voor het motormanagement, is hun betrouwbaarheid van groot belang. Een vervuilde of slecht functionerende sensor kan leiden tot:
- hoger brandstofverbruik;
- verminderde motorprestaties en vermogensverlies;
- moeilijk starten en onregelmatig stationair draaien;
- zwarte rook uit de uitlaat;
- brandend motorstoringslampje op het dashboard.
De meest voorkomende oorzaak van problemen is vervuiling door olie- of stofafzettingen, waardoor de sensor minder gevoelig wordt. Veelal kan dit worden verholpen door de sensor zorgvuldig te reinigen, mits de bron van de vervuiling ook wordt aangepakt. In hardnekkige gevallen moet de sensor vervangen worden.
Een vervuilde of defecte MAP-sensor negeren, kan op termijn leiden tot dure motorschade
Een vervuilde of defecte MAP-sensor is op zich veelal geen dure reparatie, het vervangen en reinigen zijn relatief eenvoudig. Maar als de sensor langere tijd verkeerde waarden doorgeeft, kan de motor te rijk of te arm draaien. Dat kan op termijn resulteren in bijkomende problemen zoals een vervuilde uitlaatgasrecirculatie, een beschadigde katalysator, roetfilterproblemen of zelfs motorschade, en dan kunnen de kosten snel oplopen.
Testen van de MAP-sensor
Na de reiniging of vervanging van de MAP-sensor kan zijn werking eenvoudig gecontroleerd worden. Dit gebeurt door de motor onder volle belasting – in derde of vierde versnelling, bij vol gas – te testen met een diagnoseapparaat. Een gezonde MAP-sensor levert een spanningssignaal tussen 0,2V en 4,8V, afhankelijk van de druk.
Met een vacuümpomp kan het uitgangssignaal van de MAP-sensor nauwkeuriger worden beoordeeld. Bij een absolute druk van 0,4 bar hoort de spanning tussen de 1,2 en 1,7 V te liggen, terwijl bij 1,0 bar een waarde tussen de 3,9 en 4,5 V mag worden verwacht. Wanneer het voltage fluctueert in overeenstemming met de drukvariatie, is dat het bewijs dat de sensor correct functioneert.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Niterra (www.ngkntk.com)





