ELKE KLASSIEKE INSTALLATEUR KAN GOEDE ESCO WORDEN
Lieven Vanstraelen (Belesco) is overtuigd van de meerwaarde van energieprestatiecontracten

COREBUSINESS: ENERGIEBESPARING
ESCO-projectfacilitator
Lieven Vanstraelen, ingenieur van opleiding, verdiende zijn sporen in de telecomsector voordat hij in 2006 algemeen directeur werd van Fedesco, het overheidsbedrijf dat werd opgericht om energiebesparingen te realiseren en te financieren binnen overheidsgebouwen. Vervolgens richtte hij in 2011 samen met Jean-François Marchand Energinvest op, een ESCO-projectfacilitator. “Wij zijn geen ESCO, maar begeleiden overheden, kmo's en grotere bedrijven bij hun energie-efficiëntieprojecten. Vergelijk het met de bouw van een huis: daar heb je een architect en een aannemer. Hetzelfde geldt voor energieprestatiecontracten: je hebt een projectfacilitator die het project uitwerkt en een ESCO die de werken uitvoert, opvolgt en eventueel financiert. Als facilitator gaan we geen resultaatsverbintenis aan, dat doet de ESCO."
Iedereen ESCO

In principe heeft elke klassieke installateur het potentieel om een goede ESCO te worden. Je moet je stiel echter wel zeer goed beheersen, anders moet je er niet aan beginnen. Kleinere installateurs hebben bijvoorbeeld de neiging om installaties te overdimensioneren. Of ze installeren het bestaande vermogen opnieuw om op safe te spelen. Dat kun je doen, maar om als ESCO serieus te worden genomen, moet je daar toch echt optimaliseren op basis van gedetailleerde berekeningen. Hoe beter je de installatie dimensioneert, hoe hoger het rendement. En hoe meer kans je hebt om het verschil te maken op de markt.
Het verschil tussen een publieke en private ESCO
Als een overheid energie-efficiëntieprojecten wil realiseren, heeft die twee opties: ze kan zelf aan de slag gaan met een auditeur, een studiebureau en een aannemer, of ze kan een beroep doen op een ESCO. Meestal is dat dan een private ESCO, maar in Vlaanderen werden ook twee publieke ESCO's opgericht, de netbeheerders Infrax en Eandis. Zij managen energieprojecten voor hun aandeelhouders, de steden en de gemeenten. Ze definiëren het ambitieniveau, verzamelen data, schakelen studiebureaus en installatiebedrijven in en nemen indien nodig de financiering voor hun rekening. Ze geven wel geen resultaatsgaranties, omdat ze gebouwen niet actief beheren.
Een private ESCO biedt wel garanties en zorgt dus ook voor het gebouwbeheer. Om een besparing te beloven, moet je nu eenmaal aan de knoppen kunnen draaien. Veel lokale overheden geven de voorkeur aan een publieke ESCO door de bestaande relatie. Bedrijven zijn verplicht een beroep te doen op private ESCO's. We zien geregeld dat kmo's het liefst werken met vertrouwde installatiebedrijven. Die hebben echter meestal niet de ervaring om een resultaatsverbintenis aan te gaan. Dan kan een projectfacilitator het project begeleiden.
Verschillende vormen van ESCO-overkeenkomsten
Het EPC of energieprestatiecontract is het meest courant, waarbij je als bedrijf betaalt voor de bespaarde kilowatturen. Er zijn twee opties. Ofwel draagt de klant de investering, zoals bij een klassieke overeenkomst. Daartegenover staat de gegarandeerde besparing, van bijvoorbeeld 20% op de energiefactuur. Een tweede mogelijkheid is dat de ESCO de investering financiert, eventueel met een lening bij de bank, en daarvoor een maandelijkse vergoeding aanrekent.
Idealiter is die operatie budgetneutraal voor de klant. Het kan echter ook dat de klant onmiddellijk winst maakt. Stel bijvoorbeeld dat hij maandelijks 5.000 euro bespaart, terwijl hij slechts 4.000 euro moet betalen aan het ESCO-bedrijf. De klant heeft nog een derde optie. Als hij geen financiering wenst via de ESCO, kan hij zelf geld lenen bij de bank. Daarmee betaalt hij de ESCO, en met de maandelijkse energiebesparing kan hij de bank terugbetalen.
Energiebesparingsprojecten in verschillende sectoren

Controle op de besparing
Er bestaat een geijkte methode om energiebesparingen te meten, op basis van een internationaal protocol: het IPMVP of International Performance Measurement and Verification Protocol. Dit is de ideale leidraad voor het opstellen van een M&V-plan (measurement and verification plan, red.), cruciaal voor elke ESCO. Wij geven daarrond opleidingen met Belesco. Je kunt het ook downloaden via de website www.evo-world.org. Het komt erop neer dat je altijd eerst het referentieverbruik bepaalt, bijvoorbeeld het gemiddelde energieverbruik van de laatste drie jaar.
Vervolgens ga je maandelijkse of jaarlijkse energiebesparingen afzetten ten opzichte van die referentie. Let wel: er zijn allerhande parameters waarop je als ESCO geen vat hebt die het resultaat beïnvloeden. Zo is het heel normaal dat je voor een verwarmingsinstallatie rekening houdt met de weersinvloeden en de metingen corrigeert met behulp van zogenaamde 'graaddagen'. Je kunt daar echter nog veel verder in gaan. Stel dat je voor een ziekenhuis een correlatie zou vinden tussen het aantal patiënten dat blijft overnachten en het energieverbruik. Dan moet je ook dat cijfer in rekening brengen. Al die routineparameters worden gedefinieerd in het M&V-plan. Hoe nauwkeuriger dat plan, hoe groter de kans op slagen.