Hoe plaats je een carport?
Afhankelijk van de grootte van de constructie, is je nieuwe carport doorgaans in één dag geplaatst. Vooraleer je de overkapping kan plaatsen, zijn er wel een aantal aandachtspunten die je moet voorbereiden. Waterafvoer en fundering horen daarbij, alsook het bepalen van de doorgangshoogte.
Waterafvoer
Het dak van de carport vangt hemelwater op. Dat kan je afvoeren via de bakgoot van de overkapping naar je bestaande ondergrondse afvoerbuizen.
Als je op de bestaande afvoer aansluit, moet er voldoende helling zijn, zodat het water kan weglopen. Een goede hellingsgraad van je afvoerbuis is circa 1 cm per lopende meter. Hoe minder bochten je maakt, hoe beter, zodat de doorstroming van het regenwater zo vlot mogelijk verloopt.
Misschien kan je wel rechtstreeks aansluiten op een regenbuis van de gevel van je huis? Of je kan het water laten vloeien op de grond langs de funderingspalen zelf. Dan moet de oprit of het terras voldoende helling hebben om het water af te voeren, en voorzien zijn van terrasgoten.
Fundering: ondergrond of voetplaat
Ofwel start je met de opbouw vooraleer je terras of oprit er ligt. Dan kan je makkelijk de putten voor de funderingspalen maken. Ligt er al een tegel of klinker? Ook dan moet je gaten maken voor elke funderingsvoet. Je vult ze telkens op met snelbeton. In laatste instantie kunnen de funderingspalen nog met voetplaten óp de tegels of klinkers worden gemonteerd.
Doorgangshoogte
Vóór de montage bepaal je de doorgangshoogte. Dat is de afstand tussen de vloer en de onderkant van het gootprofiel. Zet een meterpas uit als basis vanwaar je de hoogte verder gaat uitmeten. Met een paslat of lasertoestel teken je het niveau snel af.
Montage
Het muurprofiel komt uit net boven de doorgangshoogte. Om dat te fixeren, ga je te werk met de steenboor. Om de naden waterdicht te maken, kit je af en bevestig je afdichtings-rubbers. De bakgoot en funderingspalen vormen een wand die later aan het muurprofiel wordt verbonden met dakliggers.
Er zijn telkens voorgeboorde gaten in de onderdelen die met elkaar overeenstemmen. Fixeer met bout en schroef. Het wandkader kan je dan voorlopig in de funderingsgaten plaatsen. Zet de palen wel recht met de waterpas.
Ook de dakliggers monteer je met bout en moer. Ook daarvoor zijn telkens voorgeboorde gaten voorzien. Bevestig niet alle dakliggers in één keer, want dan kunnen de dakplaten er niet meer in schuiven. Per gemonteerde dakligger schuif je dus meteen een dakplaat in. Sluit dan pas aan met een nieuwe dakligger.
Dakplaten
Dakplaten uit polycarbonaat zijn licht, maar sterker dan glas. Aan de binnenkant zijn ze hol. Om mogelijk vocht te kunnen ventileren, hebben ze een ademende zijde aan de kant waar de goot uitkomt.
De zijde van de plaat met uv-bescherming moet naar boven gericht zijn bij de installatie. De platen krijgen ook een dakrandprofiel mee. Dat klop je voorzichtig vast met een rubberen hamer zonder te gaan wringen of duwen.
Afdichten
Een lekkend dak wil niemand. Naden tussen dakplaat en dakligger moeten afgedicht worden. Daarvoor dienen rubbers. Die duw je in de naad en snij je op maat af met een cutter.
Ook de goten worden afgekit. De naden van de bakgoot doe je nog voor de montage. De kopse kant van de bakgoot krijgt een afdekplaat en naden verzegel je ook af met afdichtingskit.