Collectieve valbeveiliging steeds prioritair

Bij werken op hoogte worden werknemers blootgesteld aan het risico op een val. Er moeten dan ook de nodige maatregelen worden genomen om dat risico te vermijden en/of om de kans op ernstige gevolgen bij een val te verkleinen. Daarbij genieten collectieve beschermingsmiddelen steeds de voorkeur. Die beschermingsmiddelen kunnen worden opgedeeld in twee groepen: middelen om een val te voorkomen enerzijds, en middelen om een val op te vangen anderzijds. Uiteraard vraagt het gebruik van collectieve valbeveiliging de nodige kunde.
Wat zijn collectieve beschermingsmiddelen?
Voor aanvang van werkzaamheden moet eerst een risicoanalyse worden uitgevoerd. Die analyse brengt de risico’s op de werf in kaart en geeft aan welke maatregelen moeten worden genomen om de potentiële gevaren zoveel mogelijk te vermijden. Daarbij moet eerst worden onderzocht of werken op hoogte kan worden vermeden. Wanneer dat niet mogelijk is, krijgen collectieve beschermingsmiddelen steeds voorrang. Dergelijke collectieve valbeveiliging beschermt een groep personen tegen vallen van hoogte. In het merendeel van de gevallen hebben ze voorrang op persoonlijke valbeveiliging.
Voorkomen of opvangen?
Collectieve beschermingsmiddelen worden opgedeeld in twee groepen: middelen die een val moeten voorkomen en middelen die een val moeten opvangen (om de kans op ernstige letsels te verminderen). Het is belangrijk om dat onderscheid te maken, want er bestaan grote verschillen tussen de technische eisen die gesteld worden aan de verschillende beschermingsmiddelen.
Collectieve valbeveiligingsmiddelen voorkomen ofwel een val, ofwel vangen ze een val op

Val voorkomen
Om een val vanop hoogte te voorkomen, zijn collectieve beschermingsmiddelen nodig die de werkplaats begrenzen. Het gaat dan bv. om aangepaste werkplaatsplatforms, leuningen en/of netten.
Aangepaste werkplatforms
Aangepaste werkplatforms kunnen op verschillende plaatsen geïnstalleerd worden en moeten daarvoor breed en draagkrachtig zijn. Een voorbeeld van zo’n werkplatform is een inhaal- of ontvangstplatform, waarmee materialen die met een kraan worden aangevoerd veilig kunnen worden neergezet. Dat voorkomt dat werknemers de lasten zelf naar binnen moeten trekken en zichzelf zo in gevaar brengen. Inhaalplatforms moeten op voorhand worden voorzien.
Indien er met zeilen of netten wordt gewerkt, speelt de windbelasting een belangrijke rol. Daarom moet bij het bepalen van de windbelasting en de verankeringen rekening worden gehouden met de winddichtheid van de gebruikte materialen. Ook wanneer het werkplatform op een (hoge) steiger wordt gemonteerd, moet de windbelasting grondig gecontroleerd worden. Tevens moet het werkplatform bij steigers vervat zitten in de stabiliteitsberekening en moeten de nodige extra verankeringen worden voorzien.

Leuningsysteem
Een leuningsysteem wordt gedefinieerd in bijlage II van het KB van 30 augustus 2013. Om aan de regels te voldoen, moet het bestaan uit:
- een bovenleuning (handgreep) op een hoogte van 1 à 1,2 m boven de werkvloer of het verkeersgebied;
- een tussenleuning op een hoogte van 40 à 50 cm boven de werkvloer;
- een voetplint die minimaal 15 cm hoog is en die moet verhinderen dat er materiaal naar beneden kan vallen en dat werknemers kunnen wegglijden;
- verticale steunelementen waaraan de leuningen, tussenleuningen en voetplinten zijn vastgemaakt en waarmee de leuning verankerd kan worden aan haar steunstructuur (door vastklemmen, vastzetten met bouten …), eventueel aangevuld met tegengewichten (bij vrijstaande voorzieningen).
De tussenleuning en voetplint kunnen vervangen worden door volle platen of traliewerk van minimaal 1 m hoog.
Netten
Netten moeten de verticale en horizontale openingen afschermen om te verhinderen dat een persoon door de opening valt. Het is aangewezen om ze in te zetten aan alle openingen waar een risico op een val bestaat, dus niet alleen maar aan vensteropeningen, maar ook aan trapgaten, liftkokers … Er moet steeds gebruik worden gemaakt van een personenopvangnet, conform de norm EN 1263-1.
Dakrandbeveiliging
Een leuningsysteem dat extra aandacht verdient, is de dakrandbeveiliging. Deze moet immers worden aangepast aan de hellingsgraad van het dak. De norm EN 13374 bepaalt hoe dakrandbeveiliging vakkundig moet worden opgesteld en maakt een onderscheid tussen drie klassen.
Klasse A
Een leuningsysteem van klasse A kan enkel gebruikt worden voor werkvloeren met een maximale hellingshoek van 10°. Dit leuningsysteem is dus enkel geschikt voor platte daken en bestaat uit de drie klassieke elementen: een bovenleuning, een tussenleuning en een voetplint. De afstand tussen de verschillende elementen mag niet meer dan 47 cm bedragen.
Klasse B
Een leuningsysteem van klasse B kan zowel statische als dynamische krachten opvangen. Het kan gebruikt worden wanneer de hellingshoek van het dak minder dan 30° bedraagt (zonder hoogtebeperking) of wanneer de hellingshoek van het dak tussen 30° en 60° ligt en de verticale valhoogte beperkt blijft tot 2 m. Belangrijk hierbij is dat een net met een mazenbreedte van maximaal 25 cm aan het leuningsysteem aangebracht moet worden.
Klasse C
Een dakrandbeveiliging van klasse C weerstaat aan sterke dynamische krachten en is ontworpen om de val van personen van een steile helling op te vangen. Dergelijke beveiliging kan gebruikt worden wanneer de hellingshoek van het dak meer dan 30°, maar minder dan 45° bedraagt (zonder hoogtebeperking) of als de hellingshoek tussen 45° en 60° ligt en de verticale valhoogte niet meer bedraagt dan 5 m. Aan een leuningsysteem van klasse C moet een net met een mazenbreedte van max. 10 cm worden aangebracht. Als de valhoogte niet tot minder dan 5 m kan worden beperkt, zijn bijkomende leuningen nodig.

Val opvangen en letsels verminderen
Om ernstige letsels te vermijden wanneer er zich toch een val voordoet, bestaan er verschillende collectieve beschermingsmiddelen die een werknemer opvangen bij een val. Het gaat bv. om opvangvloeren en valnetten.
Opvangvloeren en luifels
Aangezien ze stevig genoeg moeten zijn om vallende personen op te vangen, zijn opvangvloeren en luifels opgebouwd uit harde materialen zoals hout. Idealiter wordt het hoogteverschil tussen de werkvloer en de opvangvloer dan ook zo klein mogelijk houden.
Een opvangvloer moet steeds voldoende breed zijn, zodat deze het valtraject van een vallend persoon kan onderbreken. Dat traject is afhankelijk van de valhoogte en de initiële snelheid. De initiële (horizontale) snelheid bedraagt ongeveer 2 m/s, maar wanneer een persoon valt ten gevolge van een stoot, loopt die snelheid op tot 3 m/s. Het startpunt van de valcurve is het zwaartepunt van de persoon die valt. Er wordt horizontaal 0,5 m bijgeteld. Rekening houdend met een snelheid van 3 m/s, moeten opvangvloeren minstens 3 m breed zijn.
Het is wettelijk verplicht om valbeveiliging minstens een keer per jaar te laten controleren

Personenopvangnetten
Personenopvangnetten kunnen worden ingezet tot een hoogte van 6 m. Ze moeten voldoende breed zijn, zodat een vallend persoon niet buiten de opvangzone komt. Uiteraard moeten ze stevig worden verankerd, met een spantouw van minstens 1.200 kg treksterkte. De onderkant van het net moet vrij hangen en voldoende hoog boven elk object blijven. Daarnaast moeten de richtlijnen van normen EN 1263-1 en EN 1263-2 worden gerespecteerd:
- Het net wordt verbonden aan een dragend element van de constructie door middel van een zoomtouw. Dat zoomtouw wordt verbonden met het spantouw, aan een balk, oog, klem enz.;
- Verbind nooit de mazen van het net met het spantouw aan de constructie, aangezien deze niet over de nodige treksterkte beschikken;
- Het net moet met een tussenafstand van maximum 2,5 m vastgemaakt worden. Een kleinere tussenafstand mag, een grotere is verboden;
- Er moet gezorgd worden dat het touw door schuren niet beschadigd wordt. Strakke wind en scherpe kanten kunnen het touw doorschuren;
- Een personenopvangnet moet verplicht elk jaar gekeurd worden. Die keuring gebeurt door een teststreng – op elk net zijn er drie – te laten testen. De fabrikant is daarop voorzien en stuurt na keuring een bevestiging voor verder gebruik door;
- De totale levensduur van een net bedraagt maximaal vier jaar;
- De toestand van een geplaatst net moet elke week visueel gecontroleerd worden op spanning, beschadigde mazen en brokstukken in het net.

Steiger als opvangvloer
Om te beoordelen of een steiger ook als randbeveiliging kan worden gebruikt, moeten twee cruciale aspecten geëvalueerd worden: voldoet het werkplatform aan de voorschriften voor opvangvloeren en luifels, en voldoet de leuning aan de voorschriften uit de norm EN 13374?
Werkvloer
Een steiger wordt beschouwd als een arbeidsmiddel en ontworpen en berekend conform de normen EN 12810 en EN 12811. In die normen is ook de indeling in klassen volgens de toegelaten belasting opgenomen. Steigers van klasse 6 (tot 600 kg/m² verdeelde belasting) en met de aanduiding D (getest op dynamische impact) zouden voldoende sterk moeten zijn om als opvangvloer gebruikt te worden. Verder moet de steiger minstens 2 m breed zijn en mag het hoogteverschil tussen de dakrand en het werkplatform niet meer dan 2 m bedragen. Als de valhoogte kleiner is, kan eventueel een smallere steiger aanvaard worden.
Leuningen
De leuningen die op steigers gemonteerd worden, voldoen aan de voorschriften uit EN 12810, die vergelijkbaar zijn met de specificaties voor leuningen van klasse A volgens EN 13374. Leuningen van klasse B en C moeten weerstand kunnen bieden aan een dynamische impact. Leuningen worden meestal aan de verticale dragers van de steiger bevestigd. Tenzij de constructeur het tegendeel bevestigt, moet ervan worden uitgegaan dat de verticale dragers niet geschikt zijn om dynamische belastingen op te vangen. Dat probleem kan worden opgelost door extra ankerpunten te voorzien.
Met dank aan Afix Group, Condor Safety, Constructiv, Febelsafe, FOD Werkgelegenheid, Huck, Peri, SKP, Tigre Benelux en Tractel