Hoe kan je zelf een ventilatiesysteem D plaatsen?
In een nieuwbouwwoning is ventilatie verplicht en moet er een mechanisch ventilatiesysteem worden geplaatst. Daarmee zorg je voor een gezond en comfortabel binnenklimaat. Doorgaans doe je voor de installatie van een ventilatiesysteem een beroep op een professional. Wie een beetje vertrouwd is met technieken en het ziet zitten, kan echter ook zelf aan de slag met een zelfbouwpakket. Lees hier welke stappen er daarvoor worden doorlopen.
Planningsfase en ruwbouwfase
Een ventilatiesysteem wordt niet in één keer geplaatst. Eerst moet er een plan worden opgesteld, tijdens de ruwbouwfase worden de kanalen geïnstalleerd, en in de afwerkfase van de woning worden de unit en de zichtbare onderdelen geplaatst, waarna het systeem wordt afgesteld om te zorgen dat het optimaal functioneert.
Plan opstellen
Systeem kiezen
De eerste stap vindt plaats in de planfase van je woning. Als je een ventilatiesysteem wil plaatsen met een zelfbouwpakket, is langsgaan bij de verdeler van je zelfbouwpakket het eerste wat je doet. Daar kan je advies inwinnen over welk systeem je wil of nodig hebt.
Sowieso moet je kiezen voor een mechanisch ventilatiesysteem type C of D. In beide gevallen kan je dan kiezen voor een al dan niet vraaggestuurd systeem. Een vraaggestuurd systeem, veelal aangeduid als een C+- of een D+-ventilatiesysteem, zal enkel mechanisch aan- of afvoeren wanneer de luchtkwaliteit slecht is of te vochtig is in de woning. Het systeem bekijkt de behoefte aan luchtaanvoer en -afvoer per kamer aan de hand van vocht-, CO2- en geursensoren op de centrale unit.
Ventilatieplan maken
Samen met de verdeler kan vervolgens een ventilatieplan worden opgesteld. Zo'n plan is overigens verplicht voor je EPB-aangifte. Daar staan dan alle benodigde debieten en componenten uitgestippeld: roosters, doorstroomopeningen, luchtkanalen, de unit(s) …
Ventilatiekanalen plaatsen
Tijdens de ruwbouwfase worden de kanalen van het ventilatiesysteem geïnstalleerd. Dit gebeurt meestal wanneer de basisstructuur van het gebouw (de muren, vloeren en plafonds) klaar is, maar voordat de afwerkingen zoals gipsplaten en pleisterwerk worden aangebracht. Het plaatsen van de kanalen in deze fase zorgt ervoor dat de doorvoeren netjes in muren, vloeren of plafonds weggewerkt kunnen worden.
In deze fase worden ook de elektriciteitsleidingen geplaatst volgens het elektriciteitsplan van de woning. Dit is zeker nodig voor het ventilatiesysteem, want die heeft ook stroom nodig om te kunnen functioneren.
Verder moet er in de ruimte waar de ventilatie-unit komt ook een afvoerleiding uitkomen voor de afvoer van condenswater. Dit gebeurt bij de plaatsing van de sanitaire aan- en afvoerleidingen.
Hoewel er ook zelfbouwpakketten bestaan voor elektriciteit en sanitair, worden deze werken meestal uitgevoerd door een professional. Wat je als zelfbouwer kan doen voor de installatie van het ventilatiesysteem, vindt plaats tijdens de afwerkfase.
Tip
Op de openingen van het ventilatiesysteem in de woning plaats je best voorlopige afsluitdoppen om te voorkomen dat condens zich vormt in de ingewerkte leidingen. Je beschermt ze meteen ook tegen eventueel stof en vuil.
In de technische ruimte
Eens alle ventilatieleidingen in de chape en in het plafond geplaatst zijn, en de stroom en afvoer voorhanden zijn in de ruimte waar de ventilatie-unit komt, kan er van start gegaan worden met de installatie van het systeem. Bij vragen of problemen kun je trouwens steeds bij je adviseur terecht.
Van de verdeler van je zelfbouwpakket krijg je normaal vooraf voldoende uitleg over hoe de installatie in elkaar zit. Je pakket wordt samengesteld en al het nodige materiaal wordt bij je thuis geleverd. Het eerste wat je dan moet doen, is alle onderdelen checken en de handleiding aandachtig doornemen.
Ventilatie-unit ophangen
De eerste stap hierbij is het ophangen van de centrale ventilatie-unit in de technische ruimte. Dit moet gebeuren met een ophangbeugel. Waar je de unit – en dus de ophangbeugel – moet plaatsen, kun je terugvinden in de instructies. Zo is het belangrijk dat er zowel boven als onder het toestel minimum 30 cm vrije ruimte is om zowel de condensafvoer als de leidingen vlot te kunnen plaatsen.
Tip
Houd ook rekening met waar de beugel op de achterzijde van het toestel komt. Meet op hoe ver die van de rand zit, dan kun je dit incalculeren bij het uitzetten van de juiste positie op je muur.
Montagebeugel bevestigen
Houd de beugel dan op de afgetekende locatie en markeer de positie van de bevestigingsgaten op de muur. Gebruik hierbij een waterpas zodat je beugel zeker recht hangt. Boor dan de gaten voor en bevestig de beugel met pluggen, schroeven en sluitringen op je wand. Zo ben je zeker van een stevige ophanging. Dubbelcheck de rechtheid en haak de unit daarna op de muur.
Het spreekt voor zich dat een extra paar helpende handen hierbij wel nodig is. Een D-unit is meestal niet zo handig om in je eentje te hanteren. Controleer of het toestel goed over de beugel hangt.
Unit aansluiten op kanalen
Wanneer de unit ophangt, kan die aangesloten worden op de ingewerkte ventilatiekanalen. Bij een dergelijk zelfbouwpakket krijg je hiervoor een principeschema aangeleverd dat je toont hoe je de installatie moet aanpakken. Sommige ventilatie-units zijn immers volledig omkeerbaar en kunnen dus op verschillende manieren aangesloten worden.
Bestudeer dit schema voor je van start gaat. Zo weet je welke openingen dienen voor de aanvoer van verse lucht en welke dienen voor de afvoer van vervuilde lucht. Voorzie de aansluitingen op je toestel van achter naar voor toe. Dit is vooral belangrijk om gemakkelijk te kunnen werken. Je begint dus best met de verste, moeilijkst bereikbare openingen voor te bereiden.
Afhankelijk van de locatie van de doorvoeren naar buiten en naar binnen in de technische ruimte, moet je de nodige verloopstukken en bochten op het toestel en in het plafond voorzien, zodat de leiding vanuit de unit het plafond kan bereiken. Daar zal je je buis kunnen laten verlopen tot de doorvoer naar buiten toe.
- Connectie met kanalen richting buiten: voor de openingen op de unit die worden aangesloten op doorvoeren die naar buiten worden geleid, moet je thermisch geïsoleerde neopreenleidingen gebruiken. Door temperatuurverschillen tussen binnen en buiten zou er condens, en dus roestvorming, in aluminiumbuizen kunnen optreden.
- Connectie met kanalen richting binnen: voor alle ‘zuivere’ binnenaansluitingen - die de unit met de kanalen ín je woning verbindt via de pulsie- en extractie-opening - gebruik je gegalvaniseerde spiraalkokers in combinatie met flexibele geïsoleerde leidingen.
Montagebeugels verankeren
Als het om langere stukken gaat, moet je de verloopstukken aan het plafond bevestigen met montagebeugels. Je zet eerst de punten uit waar de montagebeugels moeten komen. Zo weet je zeker dat er voor alles voldoende ruimte is en waar je bochten moeten uitkomen, voor je de aansluitingen op het toestel doet.
Teken op het plafond af waar het midden van je buis moet komen voor de beugels. De gaten voor de beugels boor je voor met een geschikte diameter en een geschikte boormachine. Voor een betonnen plafond zal dat een klopboormachine zijn. Met pluggen kun je daarna de bijgeleverde draadstangen en ringen op hun plaats schroeven.
Tip: soorten montagebeugels
Bij geïsoleerde buizen wordt er veelal gewerkt met flexibele plastic ringen, omdat de buizen zelf vormvast zijn. In het geval van gegalvaniseerde leidingen gebruik je vaste beugels, met rubber. De vaste vorm van de ring zorgt ervoor dat je buizen niet zouden indeuken. Het rubber op zijn beurt voorkomt de overdracht van trillingen.
Spiraalkokers koppelen
Begin met het maken van de verbinding op de binnenhuisdoorvoeren en maak de spiraalkoker(s) op maat. Meet de benodigde afstand tussen de beugels op, zodat je de leidingen op maat kan voorbereiden. Dit kun je doen met een haakse slijper (en uiteraard de noodzakelijke veilige uitrusting). Verwijder met je haakse slijper ook alle bramen van de snijkant van je op maat gemaakte stukken.
De koppeling van de spiraalkokers op de unit moet je doen met flexibele geïsoleerde leidingen. Deze fungeren als geluidsdempers en zorgen ervoor dat de trillingen van het toestel niet overgedragen worden in je leidingnetwerk. Op het uiteinde van deze flexibele leiding monteer je eerst een koppelstuk, daar waar je die verbindt met de spiraalkoker.
Dat koppelstuk kun je in het uiteinde van de flexibele leiding schuiven en klem je vast met een kabelbinder. Om de connectie volledig luchtdicht te maken plak je de naad af met aluminiumtape. Eens je het dichtingsstuk in de spiraalkoker hebt geschoven, dicht je de aansluiting opnieuw af met tape.
Klem de voorbereide leiding op zijn plaats met behulp van de gemonteerde bevestigingsringen aan het plafond. Monteer vervolgens nog een koppelstuk op het uiteinde van de flexibele leiding om de aansluiting op je unit te maken. Let wel: deze flexibele leiding moet minstens in een bocht van 90° aangesloten zijn. Hou daar dus rekening mee bij het positioneren van je leidingen. Té scherpe bochten kunnen de luchtstroom en het debiet aantasten.
Neopreenleidingen koppelen
Met de geïsoleerde neopreenleidingen voorzie je alle verbindingen naar buiten toe, naar de aanzuig- en uitblaasleiding. De stukken op het toestel verbind je eveneens met een koppelstuk, zoals bij de thermisch geïsoleerde leidingen.
Het op maat maken van de verloopstukken bij dit soort leidingen kan je simpelweg met een breekmes doen. Gebruik wat tape om recht te snijden, zodat je zorgvuldig een luchtdichte aansluiting kan maken met de aangeleverde koppelstukken. Voorzie waar nodig alutape op de verbindingen.
Unit aansluiten op condensafvoer
Eens de connectie met de doorvoeren is gebeurd, moet je er nog voor zorgen dat de unit ook op de afvoer aangesloten is, zodat het condenswater weg kan. Voor deze aansluiting is in een zelfbouwpakket vaak een speciale kit voorhanden. Daarin vind je de nodige koppelstukken en instructies om de condensafvoer op je toestel te kunnen monteren.
Sifon op toestel
Puzzel de koppelstukken en platte sifon in elkaar zoals voorgeschreven. Afhankelijk van de opstelling van je leidingen op de unit moet dit links vooraan of rechts achteraan op de onderzijde gemonteerd worden. Je afvoer moet in feite zitten aan de kant waar je geïsoleerde buizen zijn aangesloten.
Sifon op afvoerleiding
De verbinding tussen de meegeleverde sifon en de afvoerleiding moet je zelf nog voorzien. Zorg daarbij voor een waterdichte aansluiting met de juiste koppelstukken en een nette voorbereiding van je leidingen. Fixeer alles aan je wand met bevestigingsbeugels. Let erop dat je voldoende helling voorziet zodat het water vlot afloopt.
In de afwerkfase
Eens de montage van de unit volledig is gebeurd, kan je aan de slag met de afwerking.
Ventielen plaatsen
In elke ruimte komt een ventilatieleiding toe die ofwel vuile lucht afzuigt – bijvoorbeeld in het toilet of de badkamer, ofwel verse lucht in je ruimte blaast – zoals bijvoorbeeld in je slaapkamer of de leefruimte.
Met ventielen werk je deze openingen netjes af en kun je ook de luchtstroom gaan reguleren. Bij het ontwerp van je systeem werd aan de hand van de grootte van je woning en ruimtes bepaald welke debieten er per ventilatiepunt moeten gehaald worden.
Stel dus elk ventiel afzonderlijk in volgens het voorgeschreven debiet en monteer het daarna ter plaatse op de opening. Verwijder eerst de dop – die je systeem in de tussentijd heeft beschermd tegen stof en condens – van de leiding en plaats dan het ventiel in de opening in het plafond. Merk je dat de aansluiting niet optimaal is, dan kun je een extra montagering bijbestellen om dit te verhelpen.
Bedieningsknop installeren
Eenmaal alle ventielen geplaatst, kun je nog de bedieningsknop voor je unit installeren. Dat kan bedraad of draadloos. Een draadloos basismodel werkt even goed als een bekabeld model, maar heeft bijvoorbeeld geen vocht- of CO2-sensor.
Waar je die knop hangt, kun je volledig zelf kiezen. Zo kan je het bijvoorbeeld integreren bij een bestaande schakelaar, om een proper resultaat te krijgen.
Opstart en inregeling
Op dit punt is je installatie volledig afgerond en kun je een technicus aanvragen om het ventilatiesysteem te controleren, af te stellen en in te schakelen.
De technicus zal beginnen met het controleren van je installatie. Zitten je ventielen ter plaatse? Zijn de unit en de leidingen goed geplaatst? Is je afvoer correct aangesloten? Alles wordt nagegaan. Daarna gaat hij de unit opstarten. Hij zorgt voor de juiste instellingen en koppelt de bedieningsknop aan de unit.
Om het ventilatiesysteem correct te kunnen afregelen controleert hij nog of de ventielen juist ingesteld zijn, om daarna de nodige debietmetingen te kunnen doen. Dit moet per ventiel gebeuren zodat hij indien nodig kan bijstellen en het systeem in balans brengen.
De technicus sluit zijn bezoek vaak af met wat extra uitleg. Zo toont hij hoe je de filters kan onderhouden en vervangen. Dit moet je doen als de unit aangeeft dat deze nog maar een beperkt percentage filtert.
Tip
Je kunt je unit ook bedienbaar maken met wifi door een extra print te laten installeren. Op die manier zou je je ventilatiesysteem kunnen bedienen via een app of het aansluiten op je smarthomesysteem.