11 TIPS OM TE WERKEN MET GIPS- EN CEMENTPLATEN

Om de kneepjes van het vak onder de knie te krijgen, was ook Dobbit aanwezig tijdens deze training, en filterden we de volgende handige tips eruit.

Bij pleisterwerk is het aangeraden om papierband te gebruiken in plaats van een zelfklevend gaasbandje, deze is namelijk 4 keer sterker.

Op de verpakking van een gips in poedervorm staat er altijd een verwerkingstijd vermeld, dit is de benodigde tijd waarin de poeder en het water met elkaar moeten worden vermengd. Meestal bedraagt die tussen de 45 en de 60 minuten.

Het is belangrijk dat de verwerkingstijd ook altijd wordt gerespecteerd, zodat je poedermengsel een stevige structuur heeft voor je het gebruikt. 

Ga je met een poeder werken - en dit dus eerst aanbrengen, dan zal dat sneller kristalliseren. Op dat poeder mag je altijd een laag pasta gebruiken. Omgekeerd mag je echter niet te werk gaan, als je eerst pasta aanbrengt en daarbovenop poeder, dan krijg je barsten. Het resultaat zal op die manier immers niet goed ventileren.

Wanneer je wat gips hebt aangebracht, moet je de papierband aanbrengen. Die tik je eerst even zachtjes aan, vervolgens streel je ze ook over de lengte aan met je plamuurmes tegen de massa. Dat strelen mag gerust vrij hard, zodat de papierband goed in de massa verwerkt zit.

Het is belangrijk dat je bij het bepleisteren geen verdikkingen of overschotten hebt. Dat gebeurt nagenoeg altijd wanneer je na het aanbrengen van je papierband nog wat gips toevoegt. Om die verdikkingen weg te werken, zet je je mes haaks op de muur waarop je werkt en ga je schrapen langs de band om het overschot weg te nemen - zo kan het gips mooi uitzetten.

Dat doe je aan beide kanten. Om dan de verdikking op de band weg te nemen, moet je met de platte kant van je mes de massa strelen, om je insprong te hebben. 

Wanneer je een voeg moet vullen, doe je dat altijd in twee keer: een eerste laag, waarna je de papierband aanbrengt, gevolgd door de afwerkingslaag. Het is beter om alles goed te doen in twee keer dan snel in één keer.

Tijdens het bepleisteren moet je ervoor zorgen dat stof zich niet gaat fixeren in het gips. Daarom streel je met je plamuurmes van beneden naar boven op de plaats waar je gepleisterd hebt, op die manier valt het stof mooi op het mes.

Zo zie je meteen ook of je voegmiddel kwalitatief goed is voor hechtingen. 

Om het kwaliteit van je voegmiddel zo intact mogelijk te houden, sluit je de verpakking altijd goed af nadat je ermee gewerkt hebt, of wanneer je een langere pauze neemt.

Cementplaten worden op dezelfde manier geplaatst als gipskartonplaten, maar deze zijn meer geschikt voor in vochtige ruimtes. Je kan deze bij wijze van spreken een jaar in het water laten liggen, en ze zal niet rotten. Om het volledig waterdicht te maken, moet je wel extra producten gebruiken.

Wanneer je met cementplaten - zoals een Aquapanel - moet werken, dan moet je ook de daarvoor aangepaste schroeven gebruiken. Dit soort schroeven voor cementplaten heeft een aangepaste kop met kleine groeven erin. Wanneer je ze inschroeft, zal ze voor een lichte ophoping zorgen.

Schroef zeker ook niet te dicht bij de rand van de plaat, want dan kan de plaat breken. Probeer dus zo ver mogelijk van de boord te blijven.

Cementplaten worden verlijmd. Voor je lijm aanbrengt aan een cementplaat, moet je zeker maken dat deze goed proper is voor een optimale hechting. Het volstaat om even met een spons over de te lijmen rand te gaan.

Vergeet wanneer de lijm droog is ook niet om het uitpuilende restje weg te snijden van de naad - best een dag nadat het gelijmd is.