Wat is de impact van AI op automatisering?
De toekomst op sociaaleconomisch vlak
Zal de introductie van AI velen werkloos maken? De meeste economen zouden 'nee' antwoorden, aangezien technologische innovaties dit vroeger ook niet gedaan hebben. De economie kan hierdoor wel sterk verschuiven. De aanhoudende opkomst van nieuwe AI-toepassingen doet sommigen nu echter twijfelen. Hoe ziet de toekomst eruit op sociaaleconomisch vlak en wat zal de rol van AI daarin zijn?
Men vreesde bij de introductie van artificiële intelligentie dat deze nieuwe technologie veel jobs overbodig zou maken, wat tot heel wat ontslagen zou leiden. Economen waren het er echter steeds over eens dat het effect eerder positief zou zijn. Net als bij eerdere belangrijke innovaties, zou AI ervoor zorgen dat de economie verschuift en dat sommige werknemers nieuwe rollen krijgen. Massaal jobverlies zou dus geen logisch gevolg zijn.
Nu de nieuwe AI-modellen en instrumenten maar blijven verschijnen, komt deze consensus onder druk te staan. In een recent artikel evalueert Harvard Business Review de staat van de industrie en de rol van AI daarin. Hiervoor keek men niet alleen naar de industrie, maar ook naar de academische wereld.
Groeiende twijfel
In de VS althans lijkt de ongelijkheid toe te nemen door onder meer de introductie van digitale technologieën. Ditzelfde effect lijkt zich op globaal vlak eveneens voor te doen. Computers hebben heel wat werknemers productiever gemaakt, maar hebben er ook voor gezorgd dat de vraag naar gemiddeld betaalde jobs zoals administratieve assistenten sterk gedaald is.
Hierop hebben enkele economen hun modellen over de impact van technologie - en meer specifiek automatisering - op de arbeidsmarkt herzien. "De mogelijkheid dat technologische verbeteringen die de productiviteit verhogen ook effectief de lonen van de werknemers kunnen verlagen, wordt vaak genegeerd", schrijven Daron Acemoglu (MIT) en Pascual Restrepo (Boston University) in een recente paper.
Deze nieuwe visie op automatisering behoudt het centrale idee dat technologie uiteindelijk werknemers productiever maakt en het op deze manier mogelijk wordt dat de lonen stijgen. Maar er worden meteen ook twee belangrijke kanttekeningen opgeworpen. Zo is er ten eerste een groot verschil tussen technologie gebruiken om bestaand werk te automatiseren en compleet nieuwe mogelijkheden creëren die nog niet bestonden. Ten tweede, het parcours van technologie hangt deels af van wie er over het gebruik beslist.
Economen begrijpen de wereld door modellen te bouwen. Deze modellen pogen de warrige, chaotische realiteit van moderne economieën te vatten. Ze doen dit door opzettelijk vereenvoudigde versies van deze realiteit te zijn. Het doel is het illustreren van cruciale keuzes en compromissen die de economie vormgeven. Op hun beurt beïnvloeden deze modellen vaak het beleid en de heersende debatten. Een update van de modellen van automatisering is dus niet enkel beschrijvend, maar speelt een actieve rol.
De race tussen onderwijs en technologie
Technologie heeft het potentieel om ons productiever te maken en de welvaart te doen groeien. Deze dynamiek blijft een centraal punt in economische opvattingen. Zo is er het voorbeeld van de mechanisering van de landbouw, waardoor mensen minder hard moesten werken voor meer loon en de levensstandaard steeg. Er is wel een cruciale aanname in al deze modellen: wat de technologische innovatie ook is, niemand wordt er slechter op.
Al snel ging men het onderscheid maken tussen werknemers met veel en weinig vaardigheden, vaak gerelateerd aan onderwijsniveaus. Op deze manier kon men de impact van technologieën op ongelijkheid bestuderen. Zo hadden computers veel minder invloed op de lonen van laaggeschoolde werknemers, wat aanleiding gaf tot een soort "race tussen onderwijs en technologie".
Het idee hierachter is dat technologie meer en beter onderwijs vereist om de productiviteitsvoordelen mogelijk te maken, dus er ontstond een grotere vraag naar hooggeschoolde werknemers. Dat creëert dan weer het potentieel voor ongelijkheid, aangezien de lonen van deze sterk gewilde werknemers sneller stijgen dan die van de laaggeschoolde werknemers.
Zowel in Amerika als in België werd hieraan tegemoet gekomen door meer mensen die hoger onderwijs gingen volgen. Zo werd de vraag naar hooggeschoolden ingevuld, terwijl de profielen zonder een hoger diploma zo schaars werden dat ook deze lonen konden stijgen. In de praktijk kan het aantal studenten in STEM echter al geruime tijd niet meer aan de vraag voldoen, waardoor de lonen van degenen met een hoger diploma veel sterker zijn gestegen, relatief gezien.
Technologie verandert de economie en jobs dus niet op een homogene manier. We worden er in het algemeen wel productiever op, maar sommige jobs en vaardigheden ondervinden meer impact dan andere. Er wordt echter nog steeds aangenomen dat iedereen erop zal vooruitgaan; de één gewoon meer dan de ander. Er is nu bewijs dat de transformatie van de wereldwijde economie door digitale technologie ervoor zorgt dat sommigen het slechter hebben dan voorheen.
Wanneer technologie nieuw werk creëert, en wanneer niet
Waarom doen sommige uitvindingen alle lonen (uiteindelijk) stijgen, terwijl andere juist voor achteruitgang zorgen op bepaalde vlakken? Om deze vraag te beantwoorden, heeft men een onderscheid gemaakt tussen technologieën die nieuwe soorten werk creëren en diegene die slechts bestaand werk automatiseren.
Vooral repetitieve taken werden sterk geautomatiseerd, zoals boekhouden. Hierdoor werden bepaalde vaardigheden - zoals data-analyse en het schrijven van rapporten - productiever en winstgevender. Veel werknemers van de middenklasse gingen nu voor lagere lonen werken, waardoor deze lonen nog verder gingen dalen. Zo ontstond er al sinds de jaren '80 een dichotomie tussen goedbetaald kenniswerk en slecht betaalde diensten.
Het is zeker relevant wat de aard van de geautomatiseerde taken is. Vanuit het perspectief van de werknemer is het beter dat machines repetitief werk van lage waarde overnemen, waarbij men doorgaans zijn expertise kan behouden om hoger aangeschreven taken uit te voeren. Ondertussen werken velen in sectoren die tot voor kort zelfs niet bestonden.
Dit 'nieuwe werk' is de sleutel om te begrijpen hoe technologie de arbeidsmarkt beïnvloedt. Of technologie al dan niet werknemers ten goede komt, hangt af van het uitvinden van nieuwe dingen waarin ze kunnen uitblinken. Neem drones als voorbeeld. Door het uitvinden van drones, had men plots ook nood aan bestuurders hiervan.
Wanneer de economie snel nieuwe beroepen creëert die gebaseerd zijn op menselijke vaardigheden, dan kan het in zekere mate het vervangen van overbodig geworden werknemers opvangen. Hier speelt automatisering een belangrijke rol. Automatisering kan de creatie van nieuwe taken tegenwerken, waardoor er te weinig nieuwe vaardigheden worden ontwikkeld en de lonen dus kunnen dalen.
Met nieuwe modellen komt er ook ander advies. Waar men vroeger vooral aandrong op het belang van meer hoger onderwijs of het opwaarderen van vaardigheden op andere manieren, ligt de nadruk nu eerder op het creëren van nieuw werk en het steunen van beleid en instellingen.
Technologieën transformeren ons leven wanneer we ze gebruiken om hetgeen we kunnen volledig te veranderen. Internet bood meer mogelijkheden dan alleen telefoneren, en elektriciteit was niet enkel een alternatief voor gasverlichting. De belangrijkste technologieën creëren volledig nieuwe categorieën van menselijke activiteit: zowel wat jobs als vraag betreft, terwijl de welvaart stijgt.
Vanuit een sociaaleconomisch standpunt volstaat het niet om slechts bestaande processen te automatiseren: ze moeten volledig en fundamenteel getransformeerd worden. AI mag dus niet louter huidige taken automatiseren. We moeten volledig nieuwe manieren bedenken waarop AI ons leven beter kan maken en mensen zich kunnen blijven ontwikkelen.
Wie beslist er?
De taken die AI zal vervullen hangen in grote mate af van de beleidsmakers en dus van hoeveel input werknemers hebben. Zo sloten de schrijvers in Hollywood vorig jaar een nieuw contract waarin werd gefocust op hoe AI kan gebruikt worden bij het schrijfproces. Het beslissingsrecht over het inzetten van generatieve AI ligt nu bij de schrijvers, zodat dit als een ondersteunend instrument kan dienen en niet bedoeld is om hen te vervangen.
Vakbonden staan vaak sceptisch tegenover automatisering en zien het vooral als een bedreiging. Vroeger dacht men dan ook dat bedrijven met een sterke rol voor vakbonden minder redenen hadden om te investeren in innovaties en nieuwe technologieën. Het merendeel van de winst zou toch naar de werknemers gaan, was het idee.
Nu ziet men vooral dat bedrijven die goed nieuwe technologieën inzetten doorgaans meer betalen omdat ze productiever en meer winstgevend zijn. Onder de juiste omstandigheden kunnen vakbonden ervoor zorgen dat werknemers de macht hebben om een deel van die winst op te eisen in de vorm van hogere lonen.
Input van werknemers kan bedrijven richting meer productieve en vaak ook werknemervriendelijke toepassingen van AI sturen. Men gelooft steeds meer dat innovatie van onderop de beste strategie is om het meest efficiënte gebruik van AI te ontdekken. Er is dus zeker een business case om werknemers te betrekken bij het proces.
Feedback van werknemers kan bovendien bescherming bieden tegen het fenomeen van net genoeg automatiseren om werknemers te vervangen, zonder daadwerkelijk grote verbeteringen in de productiviteit te creëren. Neem bijvoorbeeld zelf-scankassa's in de supermarkt. Deze werken voldoende goed om werk weg te nemen van kassiers, maar niet goed genoeg om de economie een dusdanige boost te geven dat er elders meer vraag ontstaat.
Conclusie
Uiteindelijk wordt het economisch beleid waarschijnlijk sterker bepaald door de dagelijkse politiek dan door economische modellen. Toch zegt dit onderzoek veel over hoe wij werken; zowel qua arbeid als mentaal. Het blijft waar dat technologie een van de meest betrouwbare manieren is om de levensstandaard te verhogen, maar het is volkomen mogelijk gebleken dat er hierbij toch economische slachtoffers vallen.
Deze modellen van automatisering voorzien ook cruciale lessen voor de aankomende technologiegolf. Indien AI een tijdperk van wijdverspreide welvaart zal inluiden, moet er aan twee factoren voldaan worden. Ten eerste moet AI nieuwe soorten arbeid creëren waarin mensen uitblinken; nieuwe taken die voorheen niet bestonden. Ten tweede moet de stem van de werknemers gehoord worden op alle niveaus, van bedrijven tot de overheid. Dat betekent niet per se het geven van een veto bij elke mogelijke toepassing van AI of het vasthouden aan het bestaande aantal jobs. Het wil wél zeggen dat het perspectief van werknemers wordt gehoord.
Economen blijven in het algemeen minder pessimistisch over AI dan veel anderen; weinigen voorspellen een toekomst zonder jobs. Ze erkennen dat AI, net als veel van de technologieën van algemeen nut van vroeger, het potentieel heeft om ons leven drastisch te verbeteren. De sleutel is om AI voor ons te laten werken.