Installatie buitenunit vraagt om creativiteit
Warmtepompen worden, op de geothermische en ventilatielucht/water-warmtepomp na, geleverd met een buitenunit, en de plaatsing daarvan vergt doorgaans de nodige hoofdbrekens. Dat heeft met name te maken met de geluidshinder die een buitenunit kan veroorzaken, die aanleiding kan geven tot problemen in de woonomgeving. Door met een aantal praktische zaken rekening te houden, kan geluidsverspreiding echter aanzienlijk worden tegengegaan.
Typen warmtepompen
Een warmtepompinstallatie bestaat uit een binnenunit, een tapwatervat en, bij de geothermische toepassingen, een warmtewisselaar voor de topkoeling. Er zijn in principe vijf typen te onderscheiden:
Lucht/water-warmtepomp
Deze onttrekt energie aan de buitenlucht die binnen na overdracht aan het water wordt gebruikt voor verwarmingsdoeleinden. Een monoblock-uitvoering bestaat enkel uit een buitenunit met daarin de compressor, de condensor, het expansieventiel en de verdamper. Bij de split-uitvoering bevinden de compressor, de verdamper en het expansieventiel zich in de buitenunit, de condensor in de binnenunit, verbonden via een koudemiddelleiding.
Water/water-warmtepomp
Deze onttrekt warmte aan het grondwater middels een tweetal putten: de ene put haalt de pomp warmte omhoog, de andere put leidt het afgekoelde water terug de bodem in.
De geluidsproductie van buitenunits is een gevoelig onderwerp
Bodem/water-warmtepomp
Deze onttrekt geothermische aardwarmte aan de bodem via een met antivriesvloeistof gevuld buizennetwerk. De opgenomen warmte wordt via een warmtewisselaar afgegeven aan het verwarmingssysteem in de woning. Er is verder geen sprake van een buitenunit.
Lucht/lucht-warmtepomp
Deze onttrekt energie uit de buitenlucht die vervolgens wordt omgezet in warmte. Na te zijn overgedragen aan een koudemiddel wordt deze afgeleverd in de binnenunit. Van daaruit wordt warme lucht via plafond- en/of wandunits de ruimte ingeblazen.
Ventilatielucht/water-warmtepomp
Hiermee wordt de resterende energie aanwezig in de warme ventilatielucht van een mechanisch ventilatiesysteem teruggewonnen en hergebruikt.
Aandachtspunten
De meest geëigende plek voor de binnenunit – gangbare afmetingen 60 x 62 cm; de hoogte varieert van 1,5 tot 2 m − is de kelder, die van nature goed is geïsoleerd. De positie van de buitenunit – gangbare afmetingen: 90 x 75 x 35 cm − vergt doorgaans meer hoofdbrekens. In Nederland is, in tegenstelling tot in België, in sommige gevallen een buitenunit vergunningplichtig, bijvoorbeeld wanneer deze aan het huis wordt bevestigd; een en ander verschilt per situatie, per type unit en per gemeente.
Bij montage van de buitenunit aan de gevel is trillingsdemping noodzakelijk
Voor een optimaal rendement dient aan een aantal eisen te zijn voldaan:
- de betreffende woning dient voldoende te zijn geïsoleerd (voor woningen zonder spouwmuur gelden minder strenge eisen);
- recirculatie van uitgeblazen lucht dient te worden voorkomen (uitblaas minimaal 1 m);
- de uitblaas dient niet tegengesteld te zijn aan de meest voorkomende windrichting;
- de unit dient zo dicht mogelijk bij de binnenunit te worden geplaatst, maar bij voorkeur niet op meer dan 20 m afstand;
- de sensoren voor de buiten-, de aanvoer- en de boilertemperatuur dienen op de juiste wijze te worden geplaatst;
- het leidingwerk dient bij voorkeur te zijn gemaakt van kunststof of dampdicht geïsoleerd koper (een stalen of dunwandige cv-leiding wordt bij koeling aangetast door condensvorming, tenzij deze hiertegen dampdicht zijn geïsoleerd);
- de unit moet kunnen beschikken over een toereikende luchttoevoer; de meest geëigende plaatsen zijn de buitengevel, de tuin of het dak. In Nederland zijn speciale dakunits in opmars; in België (nog) niet.
Locatie
In nieuwbouwsituaties wordt de buitenunit van de warmtepomp doorgaans geplaatst daar waar zich de meeste aansluitpunten bevinden. Dit vergt minder leidingwerk en is dus kostenbesparend. Is die financiële ruimte wel aanwezig, dan wordt de buitenunit waar mogelijk aan de achter- of zijkant van de woning geplaatst hetgeen doorgaans ook bij bestaande woningen het geval is.
De buitenunit moet perfect waterpas komen te staan op een stabiele ondergrond, en om wateroverlast te voorkomen, is het aan te raden deze te plaatsen op voldoende hoge blokken. Een schaduwrijke plek heeft daarbij de voorkeur. Het plaatsen van een afdak beschermt de unit tegen weersinvloeden, maar het is daarbij wel zaak aan de bovenzijde voldoende ruimte vrij over te laten voor onderhouds- en/of andere werkzaamheden.
Geluidsreductie
De geluidsproductie van de buitenunits is een gevoelig onderwerp, zeker wanneer er sprake is van geluidsirritatie (zie kader). Om geluidsverspreiding tegen te gaan, dient met een aantal praktische zaken rekening te worden gehouden. Als de warmtepomp dicht bij een gevel staat, kan weerkaatsing van het geluid het gevolg zijn. Verder is het beter de buitenunit niet in een nis te plaatsen aangezien er dan geluidsreflectie optreedt en bovendien de luchtdoorstroming kan worden belemmerd. Wordt de buitenunit in de tuin geplaatst, dan is de kans op overlast geringer naarmate de buitenunit verder van de gevel staat van het aangrenzende pand. Bij montage aan de gevel is trillingsdemping noodzakelijk.
Een veelvuldig aangedragen optie teneinde geluidsoverlast te beperken, is het omkasten van de buitenunit. Deze oplossing is echter duur in verhouding tot de aanschaf van de warmtepomp, en bovendien heeft omkasting een negatief effect op de energie-efficiëntie van de warmtepomp. Steeds vaker wordt gebruikgemaakt van een zogeheten silent mode, waarbij het geluid met een tijdschakelaar op een gewenst moment kan worden gereduceerd.
IRRITATIEGRENS VAN GELUID
Er zijn in principe drie soorten geluid te onderscheiden:
• pulsen: alle frequenties, van korte duur;
• ruis: alle frequenties, van lange duur;
• tonen: een enkele frequentie, van lange duur.
Geluid valt pas op wanneer het niet (langer) wordt gemaskeerd door omgevingsgeluid. Een energierijke toon is duidelijk hoorbaar, en wanneer het daarbij sprake is van een ‘niet-functioneel’ bijgeluid, dan is de irritatiegrens al gauw bereikt. Het meten van geluid in decibels biedt daarbij onvoldoende uitsluitsel: 40 dB(A) ruis wordt minder als storend ervaren dan een toon van 40 dB(A). De daadwerkelijke hoorbaarheid en de mate van overlast is derhalve een beter criterium.
Installatie buitenunit
Bij het installeren van een warmtepomp is afstemming van de diverse componenten noodzakelijk en dient rekening te worden gehouden met eventueel andere aanwezig systemen, bijvoorbeeld een ventilatiesysteem of zonnepanelen. De installatie van een warmtepomp verloopt in grote lijnen als volgt:
- kiezen van een geschikte locatie (niet te dicht bij een gevel, niet in een nis);
- plaatsing van de unit (waterpas, bij voorkeur op blokken, in de schaduw);
- installatie van de afvoer;
- prepareren van het uiteinde van de leiding: afsnijden, verwijderen van bramen en verbreden met een wartelmoer;
- bevestigen van de bij voorkeur voorgeïsoleerde koelmiddelleidingen;
- controleren op gaslekken;
- vullen met koelmiddel (het juiste type staat vermeld op het naamplaatje van de buitenunit);
- aansluiten van de koelleidingen, waarbij vocht en/of stof in de buis moet worden vermeden;
- aansluiten van de elektriciteit nadat een aardlekdetector en een stroomonderbreker zijn geïnstalleerd;
- proefdraaien en testen zowel in de stand ‘koelen’ als ‘verwarmen’.
WETGEVING
In de vigerende wetgeving is het begrip geluidsdrukniveau leidend: de door geluidsgolven veroorzaakte drukverschillen in de lucht, afhankelijk van geluidsbron en omgeving. De Belgische akoestische norm voor woongebouwen NBN S01-400-1 wordt momenteel herzien; de nieuwe norm wordt naar verwachting in 2022 van kracht. In het nu voorliggende concept dient het geluidsdrukniveau te worden beperkt tot 40 dB op de perceelsgrens. Ook het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (VLAREM) voorziet in voorschriften hieromtrent.
Met dank aan Nibe, Remeha, Viessmann