Wat zijn de opportuniteiten voor pv en energieopslag?
Dalende prijzen én steun
Nu de prijzen van zonne-installaties dalen en de overheidssteun afkalft, worden de kaarten op de solarmarkt weer herschikt. Sectororganisatie PV-Vlaanderen organiseerde een studiedag waar nieuwe opportuniteiten voor pv en energieopslag onder de loep werden genomen.
De impact van pv-installaties op het EPC
Studiebureau Ingenium mocht bij monde van Joris Dedecker de spits afbijten. Hij lichtte de impact van pv-installaties op het energieprestatiecertificaat toe. Sinds er op basis van het EPC renovatieverplichtingen zijn ingevoerd, zoeken gebouweigenaars immers naar manieren om de energiescore te verlagen.
Er moet allereerst een onderscheid gemaakt worden tussen het EPC voor residentiële gebouwen en het relatief nieuwe EPC voor niet-residentiële gebouwen. Onder die laatste categorie vallen alle gebouweenheden behalve woongebouwen, industriegebouwen en landbouwgebouwen.
Het EPC NR is sinds 1 januari 2023 verplicht bij de verkoop en bij verhuur van die niet-residentiële gebouwen. Vanaf 2026 wordt het verplicht voor elk niet-residentieel gebouw. Voor grote gebouweenheden van publieke gebouwen en overheidsgebouwen is dat al verplicht sinds begin dit jaar.
Lees hier alle verplichtingen voor het EPC NR
Grote verschillen
Er zijn enkele grote verschillen tussen beide certificaten. Voor het residentiële EPC wordt de theoretische jaarlijkse opbrengst van de pv-installatie afgetrokken van het theoretisch jaarlijks energieverbruik. Het piekvermogen en de zonnestraling – gebaseerd op de oriëntatie van de panelen – zijn daarbij de belangrijkste factoren. De gebruikte formule kan in principe ook worden omgekeerd om zo het benodigde piekvermogen van een potentiële installatie te berekenen.
De installatie van zonnepanelen heeft dus een positieve invloed op het energielabel bij residentiële wooneenheden.
Bij het EPC NR liggen de kaarten anders. Ten eerste worden de energielabels op een andere schaal uitgezet. Momenteel bevinden de meeste gebouwen in Vlaanderen zich tussen X en E. Het label wordt ook volledig anders berekend dan bij het EPC voor residentiële gebouwen en is slechts vijf jaar geldig in plaats van tien.
Het energielabel op het EPC NR geeft aan hoeveel procent van de verbruikte energie in het gebouw afkomstig is van hernieuwbare bronnen of restwarmte
Het energielabel op het EPC NR geeft enkel aan hoeveel procent van de verbruikte energie in het gebouw afkomstig is van hernieuwbare bronnen of restwarmte. Dat betekent dat het label gebaseerd is op reële metingen, en niet op standaardwaarden of aannames, én dat de installatie van bijvoorbeeld zonnepanelen pas na één jaar een impact heeft op het energielabel. Gedurende dat jaar moeten er dus ook de nodige metingen plaatsvinden.
In afwachting daarvan geeft de energiescore een indicatie van de energieprestatie van het gebouw. Zonnesystemen worden daarbij niet in rekening gebracht, zodat gebouwen objectief met elkaar vergeleken kunnen worden.
Net als bij het EPC voor residentiële gebouwen wordt aan het EPC NR een renovatieplicht gekoppeld.
Volgens het VEKA (Vlaams Energie- en Klimaatagentschap) is het doel om tegen 2050 een label A te halen, al is die doelstelling nog niet in wetgeving gegoten. Wel zal er stapsgewijs een beter energielabel vereist worden. Daarvoor worden steunmaatregelen voorzien door de Vlaamse overheid.
Bedrijven doen er dus goed aan om ruim op voorhand te investeren in hernieuwbare energieinstallaties, zoals pv-panelen en opslagbatterijen. Voor installateurs ligt ook een grote rol weggelegd om correcte metingen uit te voeren.
Welke subsidies kunnen bedrijven aanvragen voor opslag van energie?
Hans Haagdorens van VLAIO ging dieper in op de steunmaatregelen voor ondernemingen in Vlaanderen. Overtollige (zonne)stroom opslaan met elektrische batterijen, warmteopslag of waterstofopslag zal in de geëlektrificeerde toekomst alleen maar belangrijker worden.
Het Vlaams Agentschap Innoveren & Ondernemen biedt strategisch advies aan bedrijven die duurzame investeringen willen doen. Er bestaan verschillende maatregelen om hen daarbij te ondersteunen.
Zo is er de Ecologiepremie+, die een bepaald percentage van de investering in ecologische technologieën terugbetaalt. Die technologieën staan opgesomd in een limitatieve lijst die enkele keren per jaar geüpdatet wordt en waar vandaag bijvoorbeeld batterijen onder vallen. In de nabije toekomst is het mogelijk dat batterijen daar níét meer onder vallen.
Daarnaast is er ook de GREEN-investeringssteun voor investeringen in vergroening en energie-efficiëntie. Bedrijven die bijvoorbeeld een gasboiler ombouwen naar een elektrische boiler of van een elektrische droogkamer naar een droogkamer op microgolftechnologie overschakelen, maken kans op financiële steun.
De GREEN-investeringssteun is bedoeld voor technologieën die niet op de lijst van de Ecologiepremie+ staan en voor investeringen groter dan € 50.000.
Voor nog grotere investeringen (> € 1,5 miljoen) is er de strategische ecologiesteun. Daar is wel wat onderbouwing voor nodig: de onderneming moet het innovatief karakter aantonen en bewijzen dat standaardtechnologieën niet volstaan.
Wie twijfelt over de technische en economische haalbaarheid van zijn investering (niet voor de standaardtechnologieën), kan ook een beroep doen op de gesubsidieerde vergroeningsscan van een van de erkende dienstverleners van VLAIO.
Focus op flexibiliteit: het perspectief van transmissienetbeheerder Elia
Kristof De Vos van Elia kwam met cijfers op de proppen: de geïnstalleerde capaciteit van fotovoltaïsche systemen blijft toenemen met ongeveer 900 MW tot 1200 MW per jaar. Tegen 2030 zal de capaciteit naar schatting meer dan 14 GW bedragen. Daarnaast blijft ook het aandeel windenergie toenemen. Hernieuwbare energie is een stuk volatieler en onvoorspelbaarder dan bijvoorbeeld kernenergie, en dat leidt tot enkele uitdagingen.
Periodes met veel wind en zon gecombineerd met een lage energievraag leiden tot negatieve stroomprijzen, waardoor investeerders in hernieuwbare energie dreigen af te haken
Tijdens periodes met veel wind en zon gecombineerd met een lage energievraag ontstaat er een overschot op de energiemarkt. Die leidt tot negatieve stroomprijzen, waardoor investeerders in hernieuwbare energie dreigen af te haken. Hernieuwbare installaties worden uitgeschakeld of genereren op minimumvermogen, want alle opslagmogelijkheden zijn al vol, zelfs in de landen waarmee energie wordt verhandeld.
Zeker als de weersvoorspellingen ernaast blijken te zitten, kan de volatiliteit van zonne- en windenergie zelfs voor operationele problemen zorgen. Nieuw is dat allerminst, al komt het logischerwijs wel steeds vaker voor dan vroeger. Bovendien wordt het aandeel van voorspelbare energiebronnen in de energiemix steeds kleiner.
Er ligt dus heel wat werk voor de energiemarkt en voor Elia op de plank om die operationele problemen op te lossen, maar er is ook een rol weggelegd voor eindgebruikers.
Zij zouden immers op momenten van overtollige zonne-energie hun pv-installatie kunnen uitschakelen of hun batterijen opladen. De Vos gaf wel meteen aan dat zulks passende financiële prikkels vereist én dat gebruikers goed ingelicht moeten worden.
Om van die flexibiliteit gebruik te kunnen maken is het ook belangrijk dat nieuwe hernieuwbare installaties ‘flex ready’ zijn, zodat ze marktsignalen kunnen ontvangen en er ook kunnen op reageren. Een dynamisch energiecontract is daarvoor natuurlijk wel essentieel. Zo kunnen pv-installaties, batterijen, warmtepompen en elektrische voertuigen reageren op negatieve én hoge marktprijzen, al dan niet automatisch of via een – gebruiksvriendelijke – applicatie.
Ook energieleveranciers zullen een duit in het zakje moeten doen; volgens De Vos is er nood aan meer innovatie op dat gebied. Een voorbeeld vinden we bij het Britse Octopus Energy.
Deze energieleverancier voert campagnes met gratis elektriciteit voor zijn klanten, als ze tenminste tijdens bepaalde periodes van twee uren hun best doen om zo min mogelijk energie te verbruiken. Gebruikers krijgen enkele uren op voorhand een melding en worden zo ‘geprikkeld’ om hun verbruik te beperken. De digitale meter doet de rest.
De Vos ziet mogelijkheden om dat in Vlaanderen ook in omgekeerde richting toe te passen, waarbij consumenten beloond worden als ze tijdelijk extra stroom verbruiken tijdens overschotten.
Wat beweegt er op Europees niveau?
Tot slot had Catarina Augusto van sectororganisatie SolarPower Europe het over de Europese zonnemarkt. Er zijn de laatste jaren heel wat nieuwe Europese wetten aangenomen en ‘charters’ ondertekend die ook op ons land een impact zullen hebben.
Zo ondertekenden 23 lidstaten in april 2024 het EU Solar Charter. Daarin zijn enkele acties opgenomen om de Europese pv-markt te ondersteunen. Het is geen geheim dat het gros van de pv-producten vandaag van Chinese makelij is. De EU wil dat veranderen, onder meer door de Europese productie-industrie te ondersteunen en innovatieve oplossingen, zoals BIPV en drijvende pv-systemen te promoten.
De Europese Commissie wil lidstaten dan weer ondersteunen bij de opname van transparante, niet-discriminatoire en objectieve criteria in hernieuwbare energieveilingen.
In de Europese richtlijn voor energieprestatie van gebouwen, afgekort als EPBD, zijn ook nieuwe eisen voor PV opgenomen. Zo zullen alle publieke gebouwen en nieuwe residentiële gebouwen vanaf 2030 verplicht moeten beschikken over een zonnesysteem. Vanaf 2027 zal dat al verplicht zijn voor publieke, commerciële en industriële gebouwen groter dan 250 m², en vanaf 2028 voor commerciële en industriële gebouwen die een renovatie ondergaan.
Volgens SolarPower Europe zal er zo 150 tot 200 GW aan capaciteit bijkomen op de Europese daken. Uiteraard is het wel aan de lidstaten om de verplichting om te zetten in wetgeving. Ons land heeft al een aantal dergelijke verplichtingen, dus het blijft afwachten in hoeverre die zullen worden uitgebreid of aangescherpt.
Daarnaast zijn er ook veranderingen op til voor de Europese energiemarkt. Vanaf de herfst van 2024 zullen die veranderingen ook in wetten worden omgezet. Daarin zal onder andere het recht om energie te delen worden opgenomen.
De grootste flessenhals blijft ook volgens de EU het elektriciteitsnet, dat vandaag onvoldoende capaciteit en flexibliteit kent. Het net moet versterkt worden met de nodige infrastructuurwerken, maar het moet ook slimmer gebruikt worden.
Batterijen spelen dus een grote rol. Want ook in andere landen als Polen en Tsjechië zijn er problemen met curtailment en negatieve prijzen door een gebrek aan grootschalige energie-opslagsystemen.
Volgens het EU Joint Research Center moet de flexibiliteit van de Europese energienetten tegen 2030 verdubbeld zijn en tegen 2050 zevenmaal zo groot zijn. Slechts negen EU-landen, waaronder België, hebben echter al doelen voor hun energieopslag gesteld. Werk aan de winkel voor de energietransitie, dus.