Anatomie van het hout

Hout is een natuurproduct dat uit bomen komt. De anatomie van hout betekent: hoe hout er vanbinnen uitziet en hoe het is opgebouwd. Binnenin een boom werkt een slim systeem dat helpt om te groeien, stevig te blijven en water en voeding rond te pompen. De stam van een boom bestaat uit meerdere lagen en elke laag heeft zijn eigen functie.
De stam heeft 3 grote functies.
- Ondersteuning van de taken.
- Transport van water van de wortels naar de kruin en terug.
- Opslag van reservestoffen.
De stam is ook onderdeel van 4 belangrijke processen die meer zorgen voor de groei van de boom.
Fotosynthese: Het proces hoe de boom zijn eigen voedsel en zuurstof maakt.
- De bladeren halen koolstofdioxide (CO2) uit de lucht.
- De wortels zuigen water (H2O) op uit de grond.
- De stam brengt dat water omhoog naar de bladeren.
- Met zonlicht erbij maken de bladeren suiker (glucose), dat is eten voor de boom.
- Tegelijk komt er zuurstof (O2) vrij, die gaat de lucht in.
Ademhaling van de boom (respiratie): ’s Nachts doet de boom het omgekeerde van overdag.
- Verbrandt de suiker (glucose) die hij eerder heeft gemaakt om energie te krijgen.
- Die energie gebruikt hij om te groeien.
Opwaartse sapstroom: Dit is de beweging van water van de wortels naar de bladeren.
- Een klein deel wordt sap,
- Het meeste verdampt via de bladeren. Dat heet ‘transpiratie’.
Neerwaartse sapstroom: Dit is de omgekeerde beweging van de opwaartse sapstroom.
- Na de fotosynthese blijft er stroperig sap over.
- Dat sap zit vol voeding en stroomt naar beneden om de hele boom van energie te voorzien
De stam
De opbouw van een stam – van buiten naar binnen.

Schors
- De buitenste laag van de stam.
- Beschermt de boom tegen schade, kou, hitte en ziektes.
- Soms dik en ruw, soms glad.
Bast (levende binnenlaag van de schors)
- Een laag die helpt om suikers (voeding) van de bladeren naar de rest van de boom (neerwaartse sapstroom) te brengen.
- Die suikers worden tijdens de fotosynthese gemaakt.
Cambium (teeltweefsel)
- Een dun, levend laagje tussen bast en hout.
- Dit maakt elk jaar nieuwe cellen aan: naar buiten bast, naar binnen hout.
- Hierdoor wordt de boom elk jaar dikker.
Spinthout (jong hout)
- Recent gemaakt lichte hout aan de buitenkant van het harde hout.
- Hier stroomt water van de wortels naar de bladeren (opwaartse sapstroom).
- Dit hout leeft nog en bevat vocht en voedingsstoffen.
Kernhout (oud hout)
- Het binnenste, donkere deel van de stam.
- Dode cellen die zorgen voor de sterkte van de boom.
Merg
- Het hart van het hout.
- Is de stengel die tijdens de eerste groeidagen van de boom gevormd wordt.
Groeiringen
Als je een boom in doorsnede bekijkt (op kopshout), zie je ringen. Die noemen we groeiringen. Ze vertellen iets over hoe de boom is gegroeid (snel of traag) en wat hij allemaal heeft meegemaakt, zoals droogte, ziektes of goede groeijaren.

Hoe ontstaan groeiringen?
- In ons klimaat groeit een boom van de lente tot het einde van de zomer.
- In die periode maakt het cambium in de boom, telkens een nieuwe laag hout en bast aan.
- Elke groeiperiode = 1 groeiring = 1 jaar (in ons klimaat).
Hoe een groeiring eruitziet, hangt af van de omstandigheden waarin de boom groeide zoals weer, bodem, leeftijd of ziektes. Een groeiring bestaat meestal uit twee delen.
- Voorjaarshout (vroeghout)
- Wordt aan het begin van het groeiseizoen gevormd (lente).
- Is vaak lichter van kleur.
- Cellen zijn groter, dus dit deel is meestal dikker.
- Najaarshout (laathout)
- Wordt later in het seizoen gevormd (zomer/herfst).
- Is meestal donkerder.
- Cellen zijn kleiner en dichter, dus dit deel is vaak dunner.
Houtvlakken
Je kan een boomstam vergelijken met een cilinder. Binnenin de stam zitten houtvezels. Die lopen ofwel langs de stam mee (evenwijdig aan de as) of van binnen naar buiten (loodrecht op de as). Als je de stam doorsnijdt, zie je een ronde vorm (een cirkel).
Afhankelijk van hoe je de stam zaagt, krijg je drie soorten houtvlakken:
1. Transversaal vlak (dwarsvlak)
- Dit zie je als je de stam recht doormidden zaagt.
- Dit heet ook wel kopshout.
- Je ziet de jaarringen als cirkels.
2. Radiaal vlak
- Dit vlak krijg je als je de stam in de lengte zaagt, precies door het midden.
- Dit noemen we ook kwartiers gezaagd hout.
- De jaarringen zie je dan als rechte lijnen.
3. Tangentiaal vlak
- Dit vlak krijg je als je de stam langs de zijkant zaagt, volgens de raaklijn van de groeiringen.
- Dit heet ook dosse gezaagd hout.
- De jaarringen zie je dan als golvende lijnen (vlamtekening).

Loofhout versus naaldhout
Je kan loofhout en naaldhout makkelijk van elkaar onderscheiden, gewoon door ernaar te kijken.
- Loofbomen hebben bladeren die ze in herfst verliezen.
- Naaldbomen hebben naalden en blijven heel het jaar groen.
Maar ook de binnenkant van het hout is anders. Naaldhout is simpeler opgebouwd dan loofhout.
Hoe zit loofhout in elkaar?

- Water en voeding gaan van de wortels naar de bladeren via cellen, die we houtvaten noemen.
- Houtvaten zijn korte cellen die dicht bij elkaar liggen.
- Ze zijn aan elkaar verbonden via gaatjes aan het uiteinde die we perforaties noemen, zodat het sap kan doorstromen.
- In loofhout zitten ook vezels. Dat zijn dode cellen die de boom stevigheid geven.
Hoe zit naaldhout in elkaar?

- Hier stroom het water en de voeding via tracheïden.
- Tracheïden zijn lange cellen.
- Tracheïden zijn gesloten aan het uiteinde, maar verbonden via kleine openingen in de wand (die noemen we stippels).
- Aan het einde van het groeiseizoen worden deze tracheïden dunner van binnen en dikker van wand. Dan zorgen ze meer voor de stevigheid van de boom.