Wegwijs in systemen en legmogelijkheden voor vloerverwarming
Vloerverwarming en energiebesparing gaan hand in hand, want een lage vloeroppervlaktetemperatuur volstaat voor een optimaal warmtecomfort. Een droog systeem wordt gekozen wanneer de vrije opbouwhoogte beperkt is. Bij de natte systemen staat het budgetvriendelijke folie in combinatie met tackersysteem op de eerste plaats, vooral omwille van de extreme plaatsingsvrijheid. Zowel een meandervormig als een bifilair legpatroon bieden een uitstekende warmtespreiding, maar het laatste patroon omvat bochten van 90° waardoor de plaatsing eenvoudiger wordt.
SYSTEEM KIEZEN BIJ ONTWERPFASE
Vloerverwarming heeft tal van troeven: een behaaglijk omgevingsklimaat met een gelijkmatig verdeelde temperatuur zonder storende verwarmingselementen. Deze verwarming verbruikt weinig energie en bovendien werkt ze op uiteenlopende energiebronnen. Al in de ontwerpfase wordt de keuze voor een specifiek vloerverwarmingssysteem genomen. Zo kan er rekening gehouden worden met de specifieke wensen van de bouwheer omtrent vloerbekleding, uitzetvoegen, regeling e.d. en/of de opbouwhoogte.
Vandaag zijn nieuwbouwwoningen prima geïsoleerd waardoor een integraal vloerverwarmingssysteem de volledige warmtebehoefte dekt. Het is dus perfect mogelijk om een ruimtetemperatuur te halen van 20°C of 21°C. Bestaande woningen zijn vaak minder of soms zelfs niet geïsoleerd. Hierdoor is het moeilijk om vloerverwarming als hoofdverwarming te hebben, tenzij er eerst extra isolatie wordt aangebracht.
Een alternatief systeem met bijkomend een radiator met thermostatische kraan is dan bijvoorbeeld een oplossing. Bij renovaties wordt de vloerverwarming steeds vaker een samenspel met wandverwarming om voldoende vermogen te creëren. Wanneer er ook koeling voorzien wordt, gebeurt dit soms gecombineerd met plafondverwarming.
NAT OF DROOG SYSTEEM?
Er zijn twee onderscheidende systemen. Bij een nat systeem worden de vloerverwarmingsbuizen op de vloerisolatie in de chape of gietvloer geplaatst. Bij een droog systeem liggen de buizen in voorgevormde (isolatie)platen. De chape of droge vloerelementen komen niet rechtstreeks in contact met de leidingen, vandaar de benaming droog systeem.
Droog systeem
- Lagere opbouwhoogte
- Laag gewicht
- Ook koeling is mogelijk
- Relatief eenvoudig en snel te plaatsen
- Snelle opwarmingstijd van de ruimte
Nat systeem
- Goedkoper dan droog systeem
- Chape houdt de warmte langer vast waardoor het energieverbruik lager ligt
- Ook koeling is mogelijk
- Vrije keuze legafstanden
- Lage opbouwhoogte mogelijk met aangepaste chape
TWEE DROGE SYSTEMEN
Wanneer de vrije opbouwhoogte beperkt is of als de totale massa van de vloerconstructie licht moet blijven, is een droog systeem dikwijls de enige optie. Dit is wel duurder dan een standaard nat systeem.
Polystyreenplaat
Dit systeem bestaat uit een polystyreen hardschuim plaat van 30 mm dikte met geïntegreerde aluminium toplaag. De meerlagenbuizen van 16 mm worden vastgeklikt in de aluminium voorgevormde warmteverdeelplaten. Plaatsing gebeurt in meanderpatroon, de legafstand is 12,5 cm. Tegels kunnen onmiddellijk op de zelfklevende ontkoppelingsmatten gekleefd worden. Dit systeem is ideaal voor renovaties of houtskeletbouw met houten draagvloeren. Plaatsing door 1 persoon is mogelijk.
Wanneer de vrije opbouwhoogte beperkt is of als de totale massa van de vloerconstructie licht moet blijven, is een droog systeem dikwijls de enige optie
MDF-plaat of gipsvezelplaat
De leidingssleuven worden in een mdf- of gipsvezelplaat van 18 mm gefreesd. De kunststofbuis van 12 mm wordt in meanderpatroon geplaatst; de legafstand bedraagt 12 cm (bij gipsvezelplaat 10 cm). Bij mdf wordt het geheel bedekt met een warmteverspreidingsrooster in aluminium voor een gelijkmatige warmtespreiding. Het systeem wordt direct op een houten ondervloer geplaatst. Afwerking gebeurt met tegels of gelijmd parket. Ook zwevend parket is mogelijk wanneer er een Heatfoil-ondervloer wordt voorzien. Bij de gipsvezelplaat kan direct getegeld worden, of mits vergietmassa is eender welke vloerafwerking mogelijk.
NATTE SYSTEMEN
Folie met tacker
Dit is het meest toegepaste en goedkoopste systeem. De isolatielaag wordt gevormd door een 4 cm dikke polystyreenlaag of door gespoten PU-isolatie. Op de folie is een raster gedrukt met een maasbreedte van 5 cm waardoor elk veelvoud van deze afstand als legafstand kan worden gebruikt. De bevestiging van de kunststofbuizen gebeurt met tackerklemmen (prikbeugels). Alle leidingdiameters zijn mogelijk en de buis kan exact op de berekende afstand verlegd worden. Tacker is geschikt voor alle oppervlaktes, maar niet wanneer er slechts een beperkte opbouwhoogte is. De plaatsing gebeurt best met 2 personen.
Noppenplaat of noppenfolie
Dit systeem maakt gebruik van voorgevormde noppenplaten met isolatie (30 of 11 mm), of noppenfolie zonder isolatie die bovenop de isolatie geplaatst wordt en die dient als bevestigingsmat. De onderlaag kan zowel met gespoten isolatie als met vlakke isolatieplaten worden uitgevoerd. Het noppenplaatsysteem is niet geschikt voor plaatsing op gespoten PUR-isolatie. De noppenplaat met isolatie moet namelijk op een compleet vlakke ondergrond geplaatst worden. De kunststofbuis wordt tussen de noppen vastgeklemd. De installatie vereist een vlakke ondergrond, en is moeilijker bij onregelmatige vormen. Ze kan wel door 1 persoon gebeuren.
Noppenplaat met open structuur voor beperkte opbouwhoogte
Naast gesloten noppenplaten bestaan er ook innovatieve noppenplaten uit versterkt polypropyleen met een driedimensionele open structuur voor het vastclippen van de leidingen. Dankzij de open structuur worden de noppenplaten geïntegreerd in de dekvloer, en zijn de leidingen over hun volledige omtrek in contact met de chape voor een optimale verdeling van de warmte en een lage thermische inertie van het systeem. Zowel een traditionele dekvloer met zand en cement (nieuwbouw) als een vloeibare of zelfnivellerende dekvloer met beperkte opbouwhoogte (renovatie) is mogelijk. De noppenplaat bestaat in drie uitvoeringen, met aan de onderzijde een zelfklevende laag, een dunne isolatielaag of clips, voor een snelle en eenvoudige montage op bestaande vloeren, isolatiepanelen of gespoten PUR-schuim, uitvullagen … zelfs wanneer deze niet volledig vlak zijn.
Bouwstaalmatten
Gegalvaniseerde staalnetten met maasmaat 10x10 of 15x15 cm worden op het dampscherm en de isolatie geplaatst. De kunststofbuizen worden met clips of vlechtdraad op het staalnet bevestigd. Voordeel is dat het dampscherm en/of de akoestische isolatie niet doorprikt worden. Geschikt voor alle vormen van oppervlaktes; de draadnetten worden geknipt. Ook prima voor grote oppervlaktes, maar de draadnetten zijn moeilijker te hanteren in kleine ruimtes. Alle buisdiameters zijn mogelijk.
Isolatierol
Met het isorolsysteem plaatst u de vloerisolatie en de voorbedrukte rasterfolie in 1 beweging. De isolatierol bestaat uit een 3 cm dikke PS-isolatie die voorzien is van een bedrukte afwerkingsfolie. De isolatierollen worden 1 voor 1 op de egalisatielaag afgerold tot de hele oppervlakte bedekt is. Daarna worden de naden tussen de isolatiebanen afgetapet. Vervolgens de verwarmingsbuizen met metalen klemmen of tackerklemmen in de isolatielaag vastzetten. Het systeem heeft een korte installatietijd en biedt een zeer grote flexibiliteit.
Profiellatten
Dit systeem wordt minder vaak toegepast dan de andere natte systemen. Lichtgewicht U-vormige kunststoflatten worden op het dampscherm gefixeerd met hun sterke kleeflaag. De rails hebben een standaardlengte van 1 m en zijn eenvoudig te transporteren. U klikt ze onbeperkt aan elkaar vast. De buis met een buitendiameter van 16 tot 18 mm wordt in de houders geklikt. Vaste legafstand is 5 cm of veelvouden van 5 cm. Dit systeem kan door 1 persoon worden geplaatst. Het is geschikt voor alle vormen van oppervlaktes. Wordt ook gebruikt voor wandverwarming, met een kunststofbuis van 12 mm.
VERLEGGINGSMOGELIJKHEDEN
Voor de plaatsing van vloerverwarmingsbuizen zijn er verschillende legpatronen. Elk patroon levert dezelfde warmteafgifte over het volledige oppervlak. Het is de afstand tussen de buizen onderling die de warmteafgifte in grote mate bepaalt. De keuze voor de meest geschikte legvorm hangt nauw samen met het gebruikte systeem, de constructie van het gebouw en met de praktische verleggingsmogelijkheden. Een meandervormig patroon maakt bochten van 180°. Een bifilair of slakkenhuispatroon echter heeft bochten van 90° waardoor de plaatsing eenvoudiger wordt.
Een bifilair of slakkenhuispatroon echter heeft bochten van 90° waardoor de plaatsing eenvoudiger wordt
Bifilair
Een bifilair legpatroon wordt het vaakst gebruikt. Hierbij komen de voor- en terugloopleiding automatisch naast elkaar te liggen. De bochten van 90° zorgen voor minder spanning in de buizen in vergelijking met meandervormige legpatronen.
Bij een gecombineerd bifilair legpatroon daalt de watertemperatuur naarmate de buislengte zich meer in het centrum van de kamer bevindt. Deze plaatsingsmethode is dan ook aangewezen voor kamers met koude buitenwanden.
Meandervormig
Uit deze plaatsingsmethode volgt automatisch een lagere water- en dus ook vloeroppervlaktetemperatuur bij een toenemende buislengte. Het gedeelte van de kring dat het dichtst bij de voorloop ligt, levert de grootste warmteafgifte en wordt dus langs de wand met vensters geplaatst. Het meanderpatroon is eenvoudig te verleggen en wordt toegepast bij droge systemen.
Gecombineerd meandervormig legpatroon: door het naast elkaar leggen van de voor- en terugloopleiding krijgt u een heel gelijkmatige spreiding van de vloeroppervlaktetemperatuur.
Randzones
Een randzone is aan te bevelen bij vensters groter dan 3 m2. Plaats daar de verwarmingsbuizen op een kleinere legafstand. De plaatselijk hogere warmteafgifte compenseert dan de koudestraling. De randzones kunnen als volledig onafhankelijke kring worden verlegd, of geïntegreerd worden in het normale legpatroon van de kamer.
Met dank aan: Begetube, Comap, Giacomini, Vasco, Viega